Het openbare document van de Admiraliteit van Amsterdam waarop de stamvader genoteerd staat is een betaalsrol. Eén van de bladzijden is helemaal gewijd aan Johan Aúgúst Meynfeld v Straalsond.

folio 21, bovenstuk
Nationaal Archief, Admiraliteitscolleges, Toegang 1.01.46, Inventaris 2254
Het betreft de betaalsrol van de opvarenden van het oorlogsschip “De Erfprins van Brunswijk” onder kapitein Pieter Hartsinck. Een betaalsrol is een boekwerk van de Eerste Schrijver op een oorlogsschip, bestaande uit honderden bladen met gegevens van de bemanning.
Betaalsrol “De Erfprins van Brunswijk, capitein Pieter Hartsinck, 1793“
Het schip is vernoemd naar Karel van Brunswijk-Wolfenbüttel (1766-1806), eind 1790 getrouwd met prinses Louise van Oranje, dochter van de stadhouder. Hij is de oudste zoon van de regerend hertog van Brunswijk, die in 1787 aan het hoofd stond van de veldtocht in Holland en zich dertig jaar eerder in de Slag bij Hastenbeck ontfermde over de jonge Zweedse graaf Johann August von Meijerfeldt jr. Ondanks de titel Erfprins wordt hij vanwege zijn zwakke begaafdheid, toenemende slechtziendheid en kinderloze huwelijk uiteindelijk geen hertog, maar zijn jongere broer. Zijn vrouw volgt haar vader als oudste kind evenmin op als stadhouder. Vanwege de regel dat mannen voorrang krijgen is haar jongere broer Willem Frederik de Erfprins en later koning Willem I.
Kapitein Pieter Hartsinck is de dertigjarige jongste zoon van de vijf jaar eerder overleden vice-admiraal Andries Hartsinck. Zijn eerste wapenfeit was in de Vierde Nederlands-Engelse Oorlog, toen hij in 1781 op net achttienjarige leeftijd dapper als luitenant deelnam aan de beroemde Slag bij de Doggersbank. Daarna was hij vijf jaar lang kapitein tweede klasse van de schoener De Vliegende Visch op de Middellandse Zee. Toen Frankrijk op 1 februari 1793 de oorlog verklaarde aan het op land en ter zee nauwelijks voorbereide Nederland, was hij op 15 maart commandant geweest op een Scheveningse pink met 12 man en twee 12-ponders op de Merwede voor Hardinxveld. Zo hielp hij de Frans-Bataafse invasie onder Dumouriez een halt toeroepen.
Het College van de Admiraliteit geeft Hartsinck op 21 mei 1793 opdracht om ultimo oktober 230 koppen (matrozen en soldaten) aan boord te hebben. De dag daarop opent het College de monsterrol. Hij begint meteen met de bemanning die nodig is voor het bevaren van het fregat (schippers, stuurmannen, timmermannen, zeilmakers en een smit), voor het voeren van oorlog (luitenants, konstabels) en voor het verzorgen van de bemanning (chirurgijns, koks, bakkers en botteliers). (1)
Al een week later monstert Johan August aan op het Prinsenhof. Zijn dienst begint terstond dezelfde dag: 29 mei 1793. Hij hoeft zich niet van een ander schip los te maken, want hij gaat voor het eerst in dienst, althans op een Nederlands oorlogsschip. De aanstelling is alleen voor de komende vaart. Vaste dienst is voorbehouden aan de hoogste officieren. Zijn soldij bedraagt 26 gulden per maand. De marine van de Republiek behoort op dat moment tot de best betalende in Europa, vanwege veel officieren maar weinig manschappen. Johan August kan in het gebouwencomplex meteen doorlopen naar het Comptoir Hoofdelijke Betaling om een voorschot van één maand soldij in klinkende munt uitbetaald te krijgen.
Met zijn geld en spullen loopt Johan August in een half uurtje van het Prinsenhof naar de Admiraliteitswerf. Die ligt op Kattenburg, het voorste van de Oostelijke Eilanden. Rond de brug naar het eiland speelde zich op de dag nauwkeurig zes jaar eerder ‘Bijltjesdag’ af.
Kattenburgerbrug 29 mei 1787
Patriottische vrijkorpsen voor de brug, opgehaald door Prinsgezinde scheepstimmerlieden (Bijltjes). Na kappen van de brugtouwen bestormen zij een dag later Kattenburg en nemen bloedig wraak. De aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis een maand later leidt alsnog tot de Pruisische inval en de vlucht van Patriotten naar Frankrijk.
Op het eiland ligt links vooraan het enorme Zeemagazijn. Het is net helemaal hersteld en wit bepleisterd, nadat het twee jaar eerder totaal was uitgebrand, tot op de zwart geblakerde buitenmuren, al dan niet door sabotage van de Patriotten. De voorraden tuigage, zeilen, vlaggen, scheepsuitrusting, artillerie, voedsel en opgevangen regenwater in het tonnengewelf onder de binnenplaats.
Rechts liggen smalle straatjes en woningen met verdiepingen en links de langgerekte scheepswerf, waar de werklieden wonen en werken. Bijna zestig jaar later komt zoon Carl hier als Scheepstimmerman der Eerste Klasse werken en met zijn gezin wonen.
’s Lands Dok, Werf en Zeemagazijn op Kattenburg
Johann Wilhelm Winther 1730
Op ’s Lands Werf vond de kiellegging van zijn schip in 1790 plaats en de naamgeving na het huwelijk van het prinselijk paar eind dat jaar. De tewaterlating was in 1791, kort voor de grote brand in het Zeemagazijn. Nu ligt ’s Lands Schip van Oorlog De Erfprins van Brunswijk duidelijk zichtbaar afgemeerd in ’s Lands Dok. Het is een fregat van de zesde klasse of charter met twee dekken. In die tijd krijgt dat de voorkeur boven een linieschip, omdat het kleiner, lichter en daardoor sneller en wendbaarder is in een zeeslag en beter konvooi kan verlenen aan handelsschepen.
Eenmaal aan boord maakt Johan August kennis met Eerste Schrijver Verhulsdonk, die hem zijn slaapplaats in de achtersteven wijst en een psalmboekje en hangmat overhandigt. Een deken, kussen en bultzak (matras) moet hij zelf meenemen of van zijn voorschot in het Zeemagazijn kopen.
1. Resolutiën Admiraliteit van Amsterdam, Nationaal Archief 1.01.46, Inv 1506, 22 en 28 mei 1793.
