2.1.5. Duinkerken

Na twee paragrafen over zijn zus wordt de vraag actueel hoe stamvader Johan August van Franse in Nederlandse dienst raakt. Sinds de Franse Revolutie van 1789 gaat het snel bergafwaarts met de marine. Adellijke officieren krijgen ontslag, het corps kanonniers is ontbonden en de Britten blokkeren de vloot in hun havens. Per schip kan hij op twee manieren naar Amsterdam komen: als individuele passagier op de bonnefooi of als deelnemer aan een maritieme missie.

Individuele reizen laten in die tijd vrijwel geen sporen in documenten na. Reispassen voor een veilige doortocht worden niet verstrekt. Voor particuliere reizigers bestaan geen identiteitsbewijzen, verblijfs- en werkvergunningen of visa. In de havens zijn nauwelijks douaniers, die zich bovendien op  handelsgoederen concentreren. De idee van een eenheidsstaat en nationaliteit begint door Frans toedoen wel te gloren, maar in Nederland wordt de mogelijkheid om genaturaliseerd en ingezetene te worden pas tientallen jaren later interessant voor rijke mannen die kiesrecht en regeringsfuncties ambiëren.

Na de Franse Revolutie is eigenlijk maar één maritieme missie in noordelijke richting ondernomen. Op 30 oktober 1792 formeren de Fransen een flottielje in Duinkerken onder bevel van de Amerikaan John of Jean Moultson. Naast diens fregat de Ariel (24 st) maken daar deel van uit de Fanfaron onder Van Stabel, de Eveillé onder Mullon, de kanonneerboot de Sainte-Lucie (14 st) onder Castagnier en twee bewapende vissersschepen. Het vertrek is op 16 november en al enkele uren later is de eerste halte Oostende. De bevolking ontvangt de schepen met open armen. Moultson plant met de burgemeester een vrijheidsboom en krijgt felicitaties van Monge, de Franse minister van Marine, die hem een hogere kapiteinsrang belooft. Op 24 november gaat het verder, maar de Fanfaron loopt aan de grond. Moultson besluit deze vlot te trekken met de hulp van de andere schepen. Vaandrig Jean-Joseph Castagnier heeft zijn eigen plan en vaart met de St. Lucie door naar fort Rammekens bij Vlissingen. Enige tijd later voegen de anderen zich bij hem, in een niet al te beste onderlinge sfeer. Zij sluiten de rijen zodra stadhouder Willem V hen de doorvaart over de Westerschelde verbiedt, met een beroep op de nog steeds geldende bepalingen van het Vredesverdrag van Münster uit 1648. Moultson beroept zich op het natuurrecht van vrij gebruik van internationale rivieren en vaart op 1 december zonder tegenstand door naar Antwerpen, waar hij verneemt dat de Habsburgers twee dagen eerder de citadel al aan de Franse landtroepen hebben overgegeven.

Op 1 februari 1793 verklaren de Fransen de oorlog aan de Britse koning en de Nederlandse stadhouder. De Franse generaal Dumouriez heeft het jaar daarvoor de Belgische broeders van het Habsburgse juk bevrijdt en steekt met zijn leger van Fransen en Patriotten in noordelijke richting de grens over om de Bataven te verlossen. Bij de grote rivieren stuit hij pas op een stevige verdediging en ondervindt bij Aken en Maastricht tegenslag. In de Slag bij Neerwinden delft hij het onderspit en moet al in maart de Republiek en zelfs de Zuidelijke Nederlanden ontruimen. Wetend welke ontvangst hem in Parijs te wachten staat loopt hij over naar de geallieerden.

Na het uitbreken van de oorlog volvoert Castagnier opnieuw zijn eigen plan. Hij laat zich met de St. Lucie en een ander schip vanuit Antwerpen de Schelde afzakken. Op de grens gaat hij voor anker, want hij ziet veel Nederlandse en Britse schepen bij het fort van Bath liggen. Onder commando van Bloys van Treslong roeit een zevental Nederlandse sloepen in de nacht van 20 op 21 maart 1793 naar de twee schepen. Ze worden ontdekt en moeten een zwaar Frans bombardement vanaf de forten Lillo en Liefkenshoek trotseren. Desondanks weten de luitenants Wolterbeek en Lobrij de twee schepen met 14 kanonnen te veroveren. Zij slepen de buit naar Bath en Vlissingen, samen met 57 krijgsgevangenen. De overige Fransen ontsnappen die maand over land, nadat zij de overige schepen van hun flottielje tot zinken brengen.


R. Pollard, Londen
Zeeuws Archief, HTA Vlissingen, nr 2229

Dit voorval staat hier bekend als de Expeditie op de Schelde. Of Johan August bij de 57 krijgsgevangenen behoort is niet bekend. Bij zijn indiensttreding ontmoet hij wel de drie hoofdpersonen kort daarna aan boord: in mei al Lobrij als eerste officier, in 1796 Bloys van Treslong als kapitein van de Pollux en in 1801 Wolterbeek als kapitein van de Joan de Witt.

Terug   ***   Verder