2.3.6. Nieuwe generatie

Vader raakt gepensioneerd en moeder passeert de veertig. Een nieuwe generatie bloeit op, bestaande uit een dochter in Amsterdam enerzijds en vier zoons en twee jonge dochters in Rotterdam anderzijds.

Oudste dochter Wilhelmina Augusta draagt de achternaam van Meijerfeldt. Zij woont in Amsterdam in de St. Annastraat (tegenwoordig achter Beursplein 5, de smalle Sint Annenstraat tussen Warmoesstraat en Oudezijds Achterburgwal). Op 15 augustus 1827 treedt zij in het huwelijk met de 29-jarige Arendt van Paddenburg. Bij de ondertrouw meldt zij naar waarheid dat haar moeder Maria de Ruijt overleden is en haar vader Johan August lange tijd absent. Om die reden moet zij de gegevens van haar grootouders van beide zijden overleggen. Van moederszijde kan zij afschriften van overlijdensakten overleggen, maar van vaderszijde laat zij “onbekend” invullen. De vier getuigen staan voor haar in.

De bruidegom is bediende in een schoenwinkel en wordt later boekbinder in de traditie van zijn familie. Zijn meer dan 20 jaar eerder overleden vader was chirurgijn in ‘s-Graveland. Zijn moeder Johanna Catharina Cornie is getuige en kan de koppelaarster geweest zijn. Haar moeder Antoinette Swarts was de zus van de opvoedende oma van Wilhelmina Augusta. En haar zus Jannetje Cornie was in 1813 de tweede vrouw van Willem Schultze, de zwager van Wilhelmina Augusta. Arendt was in 1818 anderhalve maand in het Buitengasthuis aan een geslachtsziekte geholpen, maar dat vormt geen hinderpaal voor de latere geboorte van een vijftal kinderen. (1)

In Rotterdam begint oudste zoon Jan op jonge leeftijd als timmermansknecht. In 1827 wordt hij op 18-jarige leeftijd voor de Nationale Militie ingeschreven. Zijn lengte wordt gemeten en genoteerd op 1 el, 6 palmen, 5 duimen en 0 strepen (172,5 cm). Op 1 april 1828 doet hij belijdenis bij de Evangelisch-Lutherse dominee Fortmeijer. (2)

Ook tweede zoon Hendrik is er vroeg bij. Kort na zijn 14de verjaardag wordt hij op 15 november 1824 aangesteld als stuurmansleerling bij de Koninklijke Marine, overigens hardnekkig met de achternaam van Megenfeldts. Hij krijgt zijn opleiding aan boord van wachtschepen – in dit geval een soort drijvende scholen – bij Hellevoetsluis. In december begint hij op het fregat Kenau Hasselaar, gaat in januari 1825 met de hele bemanning over op de Amstel, idem in 1826 op de Java en rond de jaarwisseling op de Euridice. De naamgeving en de kapiteins van deze schepen wisselen regelmatig. Drie tot vier keer per jaar krijgt hij acht dagen verlof om van boord te gaan. Nog steeds stuurmansleerling wordt hij op 3 oktober 1827 overgeplaatst op echt te gaan varen. Op het net te water gelaten Z.M. Korvet Leije gaat hij zijn eerste grote zeereis naar Oost-Indië te maken. Het schip heeft 28 stukken en 150 koppen en staat onder commando van kapitein-luitenant ter zee A.J.J. van Lutsenburg. (3)

Vader schrijft op 7 oktober nog snel een afscheidsbrief aan Hendrik. De brief gaat enkele pagina’s door over de godsdienst, ondersteund door veel bijbelcitaten. Concrete verhalen over vader’s eigen belevenissen op zee ontbreken helaas. (4) 

De zeildag van de Leije is bepaald 25 december. Op 7 januari 1728 is de uitvaart van Texel, op 23 maart van Cadiz en op 11 mei van Fernambuc. Op 19 augustus komt het schip op Batavia aan. In de periode daarna wordt enkele keren naar Palembang op Oost-Sumatra gevaren. Nadat Hendrik 18 jaar oud is schrijft zijn vader hem in Rotterdam in bij de Nationale Militie, met annotatie dat hij in ’s Rijks zeedienst in Batavia is. (5)

Derde zoon Carl combineert in 1827 al op 12-jarige leeftijd de beroepen van zijn twee oudere broers: hij is scheeptimmermansleerling in dienst van het Departement van Marine. Bovendien begint hij op de werkplek van zijn vader: ’s Lands Werf. (6)

Dochter Anthonetta komt op 5 januari 1828 op bijna 7-jarige leeftijd te overlijden, zoals haar gelijknamige zus eerder. De enige dochter in Rotterdam is dan nog Nel. (7)

Vader Johan August had in 1826 in Den Haag nog het achterstallige soldij van zijn rekest opgehaald, maar dat lenigt de nood niet lang. Hoewel Jan en Carl geld verdienen en Hendrik op zee is, is hij op 11 december 1829 gedwongen een tweede hypotheek op zijn huis af te sluiten. Dat doet hij bij korenmolenaar W. Koops, ditmaal van 500 gulden met een jaarlijkse aflossing van 50 gulden tegen 5% rente. (8)

Terug   ***   Verder

1. Trouwregisters 1827, SA 3/92; Bijlagen bij huwelijksacte, film 413. Patiëntenregisters deel 2424, archief 5268, folio 137.
2.
Militaire Zaken, SR 356, Inv 90, 1827 nr 32. Register der aangenomen ledematen bij de Christen Gemeente toegedaan de onveranderde Augsburgsche Geloofsbelijdenisse binnen Rotterdam, SR Inv 254, blad 72.
3. 
Soldij-Rollen 309 Kenau Hasselaar fol 806, 208 Amstel fol 219, 309 Java fol 29, 259 Euridice fol 28 en 326 Leije fol 21, Nationaal Archief, 2.12.14 Stamboeken Marinepersoneel.
4. Familiedocumenten [N 51].
5. Militaire Zaken, SR 356, Inv 91, 1829 nr 281.
6. x
7. Overlijdensakte 32, SR 999-09, fol A 007.

8. Notarieel Archief Rotterdam.