Hoewel jonger dan haar drie broers geeft Carl als eerste zijn akkoord met een huwelijk aan zijn 18-jarige dochter Catharina Margaretha. De beoogde bruidegom is de 25-jarige Jan van der Tas, die hij als diaken uit de kerk kent. Hij is de zoon van de banketbakker in Wateringen bij Den Haag Leendert van der Tas (1824-1885) en Johanna Beekenkamp (1822-1863). Twee jaar eerder kwam hij naar Amsterdam en kocht de kruidenierswinkel ‘De hand naar Leiden’. Op 15 oktober 1874 is de ondertrouw en op 29 oktober de bruiloft, eerst op het stadhuis, dan in de kerk. Vanwege de minderjarigheid van Cato staat op de trouwakte de instemmende handtekening van Carl. (1)
|
|
Oom Pieter Kreber, de man van Nels jongste zus Keetje treedt op als de getuige van de bruid. Nels oudere zus Catrina Cornelia is een half jaar voor de bruiloft overleden, terwijl Nels oudste zus Anna Sophia al vele jaren weduwe is.
Jan specialiseert zijn kruidenierszaak in cacaoproducten, waardoor hij landelijke bekendheid krijgt. De zaak groeit uit tot vijf bedienden. Met zijn cacao neemt hij deel aan tentoonstellingen in Londen, Keulen en Parijs en wordt bekroond. Hij heeft een grossierderij en huurt een pakhuis aan de Korte Leidschedwarsstraat.
![]() De hand van Leiden, Koningsplein |
![]() ![]() Koloniale waren, comestibles, chocolade foto: C.J. Hofker, 1917 |
Jan van der Tas organiseert als diaken maatschappelijk werk voor zijn geloofsgenoten, zoals zorg voor wezen en weduwen, hulp aan de armen en verpleging van zieken, krankzinnigen, blinden en doofstommen. Hij is bestuurslid van het Weeshuis en van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis en richt samen met anderen het suppletiefonds voor Christelijke Verzorging van behoeftige krankzinnigen op.
Cato richt zich na de bruiloft op het gezin. Binnen een jaar krijgt zij haar eerste kind, een zoon met de voornamen Leendert Carl, vernoemd naar beide grootvaders. Daarmee heeft Carl zijn eerste kleinkind. Tot bijna het eind van de eeuw zal Cato voortdurend zwanger zijn en totaal twaalf kinderen baren.
Carl en zijn zonen worden in 1876 lid van het christelijke Nederlandsch Werkliedenverbond Patrimonium (vaderlijk erfdeel). Er is al een socialistische en liberale vakbond, maar deze heiligt de zondagsrust, gaat prostitutie tegen, wil kiesrecht voor alle gezinshoofden en nodigt patronen aan tafel. Aan de basis staan metselaar Klaas Kater en Willem Hovij. Beiden werken bij De Gekroonde Valk, de grootste bierbrouwerij van Amsterdam van de firma Van Vollenhoven & Co, groter dan de opkomende concurrent Heineken. Hovij is de directeur, die zich als een vader voor zijn werknemers gedraagt en van hen en zichzelf een christelijke levenswijze vraagt. Zijn geloof is orthodox binnen de Nederlands Hervormde Kerk. Wekelijks organiseert hij besprekingen over de bijbel, zending en algemene, vaderlandse en kerkgeschiedenis. Hij geeft zijn arbeiders vrije zondagen en christelijke feestdagen met behoud van loon, plus extra loon voor degenen die op die dagen soms doorwerken. Na een pleidooi van Kater stelt hij fondsen in voor 65-jarigen, weduwen en wezen en arbeidsongeschikten. Hij houdt bij ieder twee procent loon in en verdubbelt dat zelf. In de Czaar Peterstraat laat hij 62 arbeiderswoningen en een koffiehuis bouwen.
Mede dankzij de hulp van Carl en zijn zonen roepen ouders steeds meer bijzondere Scholen met de Bijbel in het leven, die leerlingen deels van openbare scholen trekken. Bij de landelijk verkiezingen van 1877 brengt van de slechts 100.000 stemgerechtigden de helft zijn stem uit en geeft via een districtenstelsel een nipte meerderheid aan de liberalen. Die loodsen een nieuwe Lager Onderwijswet voor een betere kwaliteit en financiering door het parlement. Alle scholen krijgen zware extra eisen, maar krijgen volledig schoolgeld als ze openbaar zijn. Arme christelijke families als de Von Meijenfeldts zijn de dupe: hen komt geen stemrecht toe en moeten het hoogste schoolgeld betalen, mede door grote gezinnen.
Zoon Evert neemt samen met Kater zitting in een voorlopig comité voor een Volkspetitionnement teneinde alsnog financiering voor christelijke scholen te bewerkstelligen. Terug naar het openbaar onderwijs wil niemand. Alle Amsterdamse christelijke scholen worden lid van een ‘stuiversvereniging’. Het ledental groeit snel naar 2200, rechtspersoonlijkheid wordt verkregen dankzij koninklijke goedkeuring van de statuten, een bestuur met inbegrip van Evert wordt gevormd en een periodiek ‘Neêrlands Hope’ wordt verspreid.
Medio 1878 gaat het document in de vorm van een Smeekschrift van Hovij en zijn vrouw tot koning Willem III voor gelijkstelling van de School met den Bijbel. Zij roepen hem op de nieuwe Schoolwet niet te contrasigneren. Niet minder dan 470.000 protestanten en katholieken zetten hun handtekening onder het smeekschrift. Onder de eerste ondertekenaars bevinden zich Jan van der Tas en Cato von Meijenfeldt. Verderop staan Carl en Nel en de kinderen Evert, Carl, Frits en Jan. Hendrik is nog te jong. De koning ontvangt een delegaties, maar kan staatsrechtelijk zijn handtekening onder de wet niet weigeren.
1. Stadsarchief Amsterdam 5009, Inv 1513, fol 86v. Noord-Hollands Archief, 358.157 Huwelijksbijlagen Amsterdam, Reg 11, fol 86v.