1.1. Lijflandse Meijers

Samenvatting 1480-1630

De geschiedenis van het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt begint met een reeks van vader op zoon met de naam Meijer. Het ligt voor de hand dat het geslacht vernoemd is naar hun beroep meier, zoals eerder verklaard. De eerste Meijer wordt genoemd in 1480 in Lijfland, dat tegenwoordig het grootste deel van Estland en Letland uitmaakt. De Meijers zijn van oeroude adel. Zij zijn dat jaar of uiterlijk 250 jaar daarvóór vanuit het westen aangekomen. Vanwege de keuze voor het woord meier in plaats van schulze moet de oorsprong met name in Westfalen, Nedersaksen, Gelre en Utrecht gezocht worden. Bij de eerste vermelding van Meijer staat tevens een wapen beschreven: een zilveren (witte) sikkel op een azuren (blauw) schild. Dat bevestigt het agrarische beroep van het geslacht Meijer. Andere Baltische families met meijer in hun naam hebben ook sikkels in hun wapenschild. Een meier staat in dienst van een landheer. De Meijers zijn vazallen van de ridders van de Duitse Orde in Lijfland. Johann Meijer is Heer van Bubus en kastelein van het slot in Riga en gehuwd in het vazallengeslacht Tiesen­hausen. De volgende generaties hebben ook hoge functies en zijn daardoor een goede huwelijkspartij voor de riddergeslachten. Wolmar is stadhouder over Wenden en getrouwd in het geslacht Tiesenhausen, Heinrich is ritmeester en landrechter en gehuwd met Wran­gel, Wolmar is stadhouder over Wenden en getrouwd met Bremen en Johann is commandant van Fellin en gehuwd met Taube. 

Achtergronden

Lijfland maakt onderdeel uit van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie, waarin paus en keizer een centrale en niet altijd vriendschappelijke rol vervullen. Voor het geslacht Meijer is niet de paus maar de keizer van belang, want het staat niet in dienst van de bisschop maar van de meester van de Duitse Orde. Met het uiteenvallen van die Orde in 1562 werken zij voor het Ridderschap van Estland onder bescherming van de Zweedse koning. (1)

Handschriften

A.A. von Stiernman, “Svecia Illustris, Slägttaflor öfver de på Svenska Riddarhuset until år ….
introducerade ätter i alfabetisk ordning”, Uppsala Universitätsbibliotek, handskriften,
X. Svensk genealogi och biografi, del 18 (M-O), Mejerfelt, folio 3.
 

Terug   ***   Verder

1. L. Fenske en K. Militzer, “Ritterbrüder im Livländischen Zweig des Deutschen Ordens” (Baltische Historischen Kommission, “Quellen und Studien zur Baltischen Geschichte”, Band 12), Köln/Weimar/Wien 1993. A. Fahne von Roland, “Geschichte der Westphälischen Geschlechter unter besonderer Berücksichtigung ihrer Übersiedlung nach Preußen, Kurland und Liefland”, Köln 1858. A. von Transehe-Roseneck, “Die ritterlichen Livland­fährer des 13. Jahrhunderts”, Würzbach 1960.