Vlak voor zijn vertrek uit het Russische krijgsgevangenkamp zoekt Von Meijerfeldt Lewenhaupt op en vraagt hem ten behoeve Karel XII zijn lezing over de Zweedse capitulatie te geven. Johann August, die om deze reden eigenzinnig wordt genoemd (1), had eerst bij anderen geïnformeerd naar de toedracht. Een belangrijke gebeurtenis vormt de overgang van de Pruisische diplomaat Von Siltmann van het Zweedse naar het Moskovische kamp vóór de capitulatie. Hij beweerde met Von Meijerfeldts regiment in Perevolotjna te zijn aangekomen en via Trautvetter, de plaatsvervanger van Johann August, van Lewenhaupt toestemming te hebben gekregen om naar de vijand over te steken.
Lewenhaupt ontsteekt in grote woede over deze voorstelling van zaken. Hijzelf – en vóór hem de koning – had een verbod aan Von Siltmann uitgevaardigd om naar de Russen over te steken, maar deze was eigenmachtig opgetreden. Hij vraagt om een getuigenis van een Zweedse officier. Trautvetter bevestigt dat Lewenhaupt het niet verbood en zegt dat hij een tamboer heeft meegegeven. Lewenhaupt ontkent heftig via deze weg ooit over vrede met de tsaar te hebben willen praten.
Na enkele dagen benadert Johann August Lewenhaupt nogmaals, met het punt dat vooral Trautvetter zich als getuige niet serieus genomen voelt. Lewenhaupt zegt geïrriteerd dat twee andere getuigen dan maar schriftelijk zijn geheugen moeten opfrissen. Dezelfde dag komt hij terug met één papier, opgesteld door Von Siltmann, niet een Zweedse officier. Hoewel er wel Zweedse getuigen waren oppert Meijerfeldt: “Trautvetter heeft toch geen belang iets te verzinnen, was er misschien een misverstand?”
Lewenhaupt en Von Meijerfeldt worden het niet eens. Aan deze twist ontleent Lewenhaupt zijn val in ongenade bij Karel XII – naar algemeen wordt aangenomen niet geheel ten onrechte. Von Siltmann wilde al langere tijd naar het Russische kamp overstappen, zeker toen Karel XII vertrok. Trautvetter wilde niet erkennen dat hij eigenlijk te naïef was geweest en zijn chef wilde hem niet afvallen. (2)
Op 20 juli 1709 vertrekt Johann August von Meijerfeldt uit het Russische kamp. In zijn gezelschap bevindt zich Wilhelm Bennet (1677-1740), die gelijktijdig door de koning naar het Russische kamp was gestuurd, maar met een minder gevoelige opdracht. Bennet heeft vanaf Riga voortdurend onder commando van Johann August opvallende acties uitgevoerd en later zullen zij familie worden door te trouwen met de gezusters Barnekow. Samen volgen zij de vluchtroute van koning Karel XII, die volgens hun informatie in het Ottomaanse Rijk een veilig heenkomen heeft gevonden. Zij passeren na Perevolotjna bij Otjakov de Turkse grens. Door de linkeroever van de Dnjestr te nemen verspelen zij nog twee dagen. Op 3 augustus komen zij aan in Bender, het toevluchtsoord voor de Zweedse koning. Deze stad (door de Russen Bendery en door de Roemeense bevolking Tigene genoemd) ligt in het huidige Moldavië, waar de Dnjestr in de Zwarte Zee uitkomt.
Johann August is de eerste, die de koning officieel kan berichten over de capitulatie van het Zweedse leger. Tot dan leeft deze nog in de veronderstelling dat Lewenhaupt zich in Bender zal hergroeperen. Johann August’s lezing van de capitulatie leidt tot heftige kritiek van de koning op het gedrag van Lewenhaupt. (3) Hij overhandigt ook een brief van Piper, waarin de vredesvoorwaarden van tsaar Peter de Grote staan vermeld. Die luiden heel anders dan de eerdere voorwaarde om Ingermanland en het daar gebouwde Sint Petersburg te behouden. Nu eist hij ook Zuid-Finland, Estland en Lijfland voor zich op, Skåne c.a. moet terug naar de Denen en Augustus II de Sterke moet weer op de Poolse troon. Voor Karel XII is dat onbespreekbaar; hij besluit alle middelen aan te wenden om de Zweedse macht te herstellen.
1. C. Hallendorff, “Karl XII och Lewenhaupt år 1708”, Uppsala Universitets Årsskrift 1902:3, pag. 132-134.
2. P. From, “Katastrofen vid Poltava. Karl XII:s ryska fälttåg 1707-1709”, Lund 2007, pag. 247-249.
3. E. Tengberg, “Från Poltava till Bender, en studie i Karl XII:s Turkiska Politik 1709-1713”, Lund 1953, pag. 4 noot 3. H. Villius, “Karl XII:s ryska fälttåg”, Lund 1951, pag. 142 en 221 e.v., alsook pag. 184 waarin hij Bring (Karolinska Förbundets Årsbock 1949, pag. 168 e.v.) citeert dat publicatie in 1799 verhinderd zou zijn om Johann August von Meijerfeldt jr de beledigingen aan zijn vader te besparen.