1.1.1. Oeroude adel

Adelsbrief   ***   Wapenschild

Het geslacht Meijer is van oeroude adel. De leden dragen titels,  bezitten leengoederen, trouwen in roemruchte vazallengeslachten, voeren een wapenschild en hebben aanzienlijke functies.

Adelsbrief

Een heer- of adelsbrief of privilegedocument is van de Meijers niet bekend. De adelstand moet afkomstig zijn van de Landmeester van de Lijflandse Orde of een trede lager de regionale Komtur. De onder de laatste opererende Vogt heeft deze bevoegdheid niet, terwijl de landheer zelf te hoog gegrepen is. In de latere Almanach de Gotha komt de naam dan ook niet voor, net zo min als in de Stadga uit 1280, het handvest waarin de Zweedse koning Magnus Birgersson Ladulås na discussie met de ouderenraad  grootgrondbezitters die te paard militaire dienst vervullen of daarvoor voetsoldaten leveren (paardendienst) ter compensatie belastingvrijstelling geeft en de mogelijkheid zelf belastingen te innen op hun landgoed. Er wordt gesproken van een ‘wereldlijke verlossing’, als tegenhanger van de geestelijke verlossing van de mens door God. Langs deze weg financiert de koning zijn verdediging. Alleen onder een in 1700 ondertekende verklaring van de Lijflandse Ridderschap staat de naam, maar dan de dan al Zweedse naam Meijerfeldt. Deze is bovendien niet in de ridderschap geïmmatriculeerd. (1)

De eerste bezitting van het geslacht is Bubus. Dat ligt in het gerecht Segewold (Sigulda). De Komtur van dat gebied komt als eerste in aanmerking om de adel te hebben toegekend. Vanaf 1387 wordt deze Landmaarschalk genoemd. Twee van deze Landmaarschalken die vervolgens Landmeesters worden komen in het eerstgenoemde jaar 1480 in aanmerking: Bernd von der Borg (1471-1483) en Wolter von Plettenberg (1494-1535). De laatste leeft vanaf 1460 in Lijfland, maar is tien jaar eerder in Westfalen geboren op het kasteel met de – in dit verband bijzondere  – naam Haus Meyerich bij de toen derde Duitse stad Soest.

Wapenschild

Het geslacht Meijer draagt een wapenschild. Een witte (zilver, argent) sikkel staat in een blauw (azuur) veld. Bij de eerst bekende Meijer wordt dit wapenschild expliciet genoemd. Het komt terug in het hartschild van het latere Zweedse wapen. 


Afbeelding: Wapenschild van het geslacht Meijer
Beschrijving: “i blått fält en hvit skära” (Stiernman)
Ontwerp:
Lester von Meijenfeldt (2022)

Een sikkel is een snijmes. Het lemmet is van metaal, niet al te lang (gemiddeld 45 cm), dun en vlijmscherp. Het meest bekende is de maanvorm van het lemmet; eigenlijk is het juister om omgekeerd bij nieuwe c.q. halve maan naar de sikkelvorm te verwijzen. Een sikkel heeft een korte steel of handvat. De sikkel is eerst en vooral een landbouwgereedschap om gras, riet of koren te snijden of snoeien. De kromming van het lemmet maakt het mogelijk meerdere stengels tegelijk af te snijden. Door de korte steel kan met één hand gesneden worden, terwijl het gewas met de andere hand wordt vastgepakt. Pas sinds eind negentiende eeuw wordt dit geleidelijk machinaal gedaan. Daarnaast wordt een sikkel als handwapen gebruikt, maar dan met een iets verlengd handvat om een betere balans bij het gevecht te krijgen. 

De Grieken, Kelten en Germanen gebruikten de sikkel als symbool, waaraan vaak een mythe ten grondslag lag. In het meer recente verleden is de sikkel in combinatie met de hamer door het communisme als symbool voor de boeren respectievelijk arbeiders gebruikt. Als heraldisch figuur is de sikkel goed bekend. Het duidt op een boerenafkomst en is een teken van hoop op een vruchtbare toekomst, maar er is tevens een militaire uitleg. Indien de snede getand is behoort dit in de beschrijving vermeld te worden. In de Zweedse wapenbrief van 1674 staat er niets over, maar de wapenplaat in het Ridderhuis in Stockholm laat een getand lemmet zien. In het wapen van 1674 wordt de sikkel vastgehouden door een geharnaste arm; het is dus denkbaar dat de militaire betekenis eerder bestond en dat het lemmet al in 1480 getand was. In elk geval zijn beide interpretaties verenigbaar met de meiertraditie van de familie

Terug   ***   Verder

1. Der Liefländischen Ritterschafft, Wie auch, Des Magistrats, und der Bürgerschafft, zu Riga, über des Infamen und Verrähterischen Johan Reinhold Patkuls Auffrührisches Verfahren und Calumnieuse Beschuldigungen; Bey dem in Riga Anno 1700. gehaltenen Landt-Tage, Auffgesetzte, und an Ihro K. Majest. von Schweden Raht, Feld Marschal und General-Gouverneur in Liefland, Den Hochwohlgebohrnen Herrn, Grafen Erich Dahlberg überreichte Declarationes Und Erklärunge: [Prod. in Arce Reg. Rig. d. 24. Aug. An. 1700.].