1.1.1. Oeroude adel

Het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt “gehört unter die ältesten des Landes“, volgens één van de oudste Duitse adelsboeken. Één van hen “war ein gebohrner Liefländischer Edelmann”, voordat zijn vader in 1674 in de Zweedse adelstand werd verheven. (1) Een Zweeds wapenboek bevestigt dit door te spreken van oeroude adel en Zweedse naturalisatie. (2) 

De eerst bekende Lijflandse Meijer is Johann. Zijn titel luidt “Herre”, hij is getrouwd met een afstammeling van een vazallengeslacht, hij heeft een leengoed en hij voert een wapenschild. (3) Dat zijn maar liefst vier redenen die leiden tot de conclusie dat hij inderdaad van adel is. Alleen is de heer- of adelsbrief niet gevonden. Twee vragen zijn daardoor niet beantwoord: Wanneer verkreeg het geslacht Meijer de adellijke titel? Welke landheer gaf de adelsbrief uit?

Bij het beantwoorden van de eerste vraag kan om te beginnen worden gekeken naar de oudste adellijst in Zweden: de Alsnö Stadga uit 1280. Koning Magnus Birgersson Ladulås vaardigt dit handvest na een discussie met de ouderenraad  uit. Hierin staar een bekend concept: grootgrondbezitters die te paard militaire dienst vervullen of daarvoor voetsoldaten leveren (paardendienst) krijgen ter compensatie vrijstelling van koninklijke belastingen, alsook de mogelijkheid om zelf belastingen te innen op hun landgoed. Er wordt ook wel gesproken van een ‘wereldlijke verlossing’, als tegenhanger van de geestelijke verlossing van de mens door God. Langs deze weg financiert de koning zijn verdediging. Het karakter van de statusverlening verandert in 1569, met de vaststelling van het eerste adellijke privilegedocument. In de Alsnö Stadga komt de naam Meijer niet voor.

Lijfland maakt onderdeel uit van de Duitse Orde en daardoor is er een andere lijst waar naar gekeken kan worden, namelijk de oudste families uit de Almanach de Gotha. Ook hier komt de naam Meijer niet voor. Bij de in 1747 resp. 1756 geïmmatriculeerde Ridderschappen is de naam evenmin te vinden. Tussendoor bereikt een nakomeling van Meijer wel een adelstand, namelijk de Zweedse in 1674. Diens zoon behoort daardoor in 1700 (blijkens een ondertekende verklaring) tevens tot de Lijflandse Ridderschap, hoewel de naam ook daar niet geïmmatriculeerd is. (4)

Omdat de Meijers hoge functies bekleden in Lijflandse gebieden van de Duitse Orde behoren zij tot hun vazallen. Daaruit volgt het antwoord op de vraag wie de leenheer is die de adelsbrief uitgaf: de Landmeester of een trede lager de regionale Komtur. De onder de laatste opererende Vogt heeft deze bevoegdheid niet. Als Johann Meijer degene is die de adelsbrief krijgt gaat het om de Komtur van het gebied waarin zijn bezitting ligt: het gerecht Segewold (Sigulda). Vanaf 1387 wordt deze Landmaarschalk genoemd. Twee van deze Landmaarschalken die vervolgens Landmeesters worden komen in aanmerking: Bernd von der Borg (1471-1483) en Wolter von Plettenberg (1494-1535). De laatste leeft vanaf 1460 in Lijfland, maar is tien jaar eerder in Westfalen geboren op het kasteel met de – in dit verband bijzondere  – naam Haus Meyerich bij de toen derde Duitse stad Soest.

Terug   ***   Verder

1. M. Ranft, “Leben und Thaten des jüngst verstorben Schwedischen Grafens von Meyerfeld”, in “Neue Genealogisch-Historischen Nachrichten von den vornehmsten Begebenheiten welche sich an den Europäischen Höfen zugetragen, worinn zogleich vieler Stands-Personen Lebens-Beschreibungen”, deel 2, hoofdstuk 1, Leipzig 1750, pag. 91.
2. C.A. Klingspor, “Sveriges Rid­derskaps och Adels Vapen­bok”, Stockholm 1886, pag. 14:4.
3. A.A. von Stiernman, “Sveacia Illustris. Slägttaflor öfver de på Svenska Riddarhuset until år …. introducerade ätter i alfabetisk ordning”, del M-O, Mejerfelt.
4. Der Liefländischen Ritterschafft, Wie auch, Des Magistrats, und der Bürgerschafft, zu Riga, über des Infamen und Verrähterischen Johan Reinhold Patkuls Auffrührisches Verfahren und Calumnieuse Beschuldigungen; Bey dem in Riga Anno 1700. gehaltenen Landt-Tage, Auffgesetzte, und an Ihro K. Majest. von Schweden Raht, Feld Marschal und General-Gouverneur in Liefland, Den Hochwohlgebohrnen Herrn, Grafen Erich Dahlberg überreichte Declarationes Und Erklärunge: [Prod. in Arce Reg. Rig. d. 24. Aug. An. 1700.].