Inmiddels is Johan August bijna een jaar in vaste dienst van de marine. Hij verdient 250 gulden zonder op een oorlogsschip dienst te doen en te varen. Op 11 augustus 1801 volgt dan toch een aanstelling, namelijk op ’s Lands Schip Chattam. Dit eerste klas linieschip van 76 kanonnen en 550 koppen was in 1799 op ’s Lands Werf in Rotterdam gebouwd. Zijn soldij op de reis zal opnieuw f 30 gaan bedragen, maar in plaats van een afrekening staat er NB heeft nooit alhier dienst presteerd. (1)
Wat is er aan de hand? Kapitein Hartsinck was na zijn thuiskomst uit Bergen door het Uitvoerend Bewind eind 1799 meteen aangesteld als kapitein op dit nieuwe schip. Na een langdurige en onderbroken werving, waarbij Johan August als één van de allerlaatsten toetreedt, besluit het Uitvoerend Bewind om de kapitein over te plaatsten op ’s Lands Schip Brutus. Johan August volgt hem op 11 november. De oorzaak is dat de daar aanwezige kapitein Verdooren door een langdurige ziekte van boord is gegaan, terwijl het schip juist het commando moet gaan voeren van een Bataafs eskader, opnieuw naar West-Indië. Omdat de Brutus niet op Kattenburg of bij Texel ligt, maar in Vlissingen, reist Johan August eerst gedurende zeker een week via binnenschepen naar die haven en neemt tenslotte een sloep naar Rammekens.
De Brutus is een linieschip met twee dekken. Het beschikt over 74 kanonnen: 28 stuks 26-ponders benedendeks, 28 stuks 24-ponders bovendeks en 16 stuks 12-ponders op achterdek en voorplecht. Het is 15 jaar eerder gebouwd samen met tweelingzuszusje Bavo als grootste marineschip ooit met de toen nog orangistische namen Willem de Eerste respectievelijk Staten-Generaal. Vóór Verdooren heeft schout-bij-nacht Bloys van Treslong op de Brutus in de Slag bij Kamperduin in 1797 niet alleen zijn rechterarm verloren, maar ook de schuld van het verpletterende verlies gekregen. Op 2 december arriveert Hartsinck met ’s Lands Jacht. Hij laat de admiraalsvlag hijsen. Johan August onderbreekt zijn werkzaamheden om alles aan boord in gereedheid te brengen om saluutschoten aan andere schepen en de wal te brengen. Twee dagen later laat Hartsinck het schip naar de Oosthaven afdrijven.
Johan August krijgt te horen dat het Uitvoerend Bewind op 26 september een resolutie heeft aangenomen om het achterstallig soldij van het in Bergen gestrande konvooi te regelen. Hij begeeft zich op 4 december naar eerste schrijver Dirk van der Toght. Hij hoort dat hem geen aandeel toekomt uit de opbrengsten van het buitgemaakte Engelse schip op de terugweg. Hij krijgt geen contanten maar een geldwissel om te innen bij het Comptoir van Hoofdelijke Betaling in Den Haag. Zelf kan hij niet meer van het schip af, dus moet hij een vertegenwoordiger vinden. Voor dat soort werk bestaan gevestigde en erkende solliciteurs militair. Eén van hen is Jacobus Pik uit Amsterdam met een vast klantenbestand van 90 officieren. Johan August heeft bij hem geen doorlopend contract, maar tekent bij de schrijver een separate procuratie (volmacht). (2)
Uit de tekst de procuratie lijkt het alleen om het tegoed van ’t Vertrouwen te gaan, dus zou het tegoed van de Erfprins van Brunswijk al betaald moeten zijn.
Op 5 november heeft het Comité tot de Zaken van de Marine instructies vastgelegd voor de buitengewoon vice-admiraal Hartsinck. Naast de Brutus behoren de linieschepen Neptunus en Joan de Witt, het brik Ajax en de schoener De Vliegende Visch tot het eskader. Het Franse fregat La Poursuivante voegt zich bij hen en een ander haakt af. Het Bataafse eskader zal zich met een grote Franse vloot naar St Domingo verenigen en daarna via de westkust van Amerika naar Texel gaan. Hoewel de uitvaart op 18 november gepland is, moet hij wachten tot op 10 december mariniers aan boord komen. Tegen het einde van het jaar bevinden zich alleen al op de Brutus naar de 455 koppen nog eens 417 voornamelijk Duitse en Vlaamse militairen (inclusief 24 officieren en 13 huisgasten, exclusief vrouwen). Totaal omvat het eskader uiteindelijk 1304 geëmbarkeerden. De schepen worden zo zwaar dat kanonnen van één van de andere schepen aan wal terug moeten.
Op 4 januari 1802 vertrekt het eskader eindelijk. De Vliegende Visch blijft achter vanwege zware reparaties. De loodsen worden tot in het Kanaal gecontracteerd vanwege het onstuimige weer. Hartsinck nemen beide besluiten met de andere kapiteins in een scheepsraad, maar krijgt daarover nog lang gedoe met het Comité in Den Haag. Johan August heeft het druk met schoten lossen. Het gaat niet om kogels op een vijand, maar knallen als saluut en sein. Voor vertrek op 31 december twee schoten, als antwoord op de Stad Vlissingen 15 saluutschoten, onderweg als aanvulling op de door dichte mist en afwisselend sneeuw en regen onzichtbare vlagsignalen schoten en vuren op de achterplecht. Desondanks raken de Neptunus en Joan de Witt uit koers. Door het onstuimige winterweer vallen twee matrozen van boord en verdrinken. Hartsinck noemt hen bij naam en betreurt ze niet te hebben kunnen redden. (3)
Brutus en Joan de Witt voor Brest, 12 januari 1802
Diederijk Gerhardus Muller 1825, Scheepvaartmuseum Amsterdam S.1277(01)13
Na acht dagen komt de Brutus in de buurt van de marinehaven Brest en ontmoet het schip van de Franse admiraal. De Brutus en de andere vier schepen krijgen een eigen vlaggencode voor het onderling seinen in de grote vloot. (4)
Vlaggencode toegewezen aan de Brutus als onderdeel van de Bataafse divisie
1. Confereer-Rolle van ’s Lands Schip Chattam onder Commando van den Capt. Pieter Hartsinck, Nationaal Archief 2.01.30, Inv 226, fol 11.
2. Register der gepasseerde Procuratien, Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94, fol 42.
3. Journaal-verbaal vice-admiraal Pieter Hartsink ’s lands esquader St Domingo, NA 2.01.29.03, Inv 93 en Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94.
4. Instructie voor den Capitain P. Hartsinck commandeerende ’s Lands Esquadre gedestineerd naar St Domingo, NA 2.01.29.01, Inv 428, stuk 3. Stukken betreffende scheepskrijgsraden, NA 2.01.29.03, Inv 93A, fol 30.