2.3.2. Tweede vaart

Op 11 augustus 1801 krijgt Johan August een aanstelling tot konstabel-majoor op ’s Lands Schip Chattam. Daar zorgt Hartsinck voor, die op dat schip al geruime tijd kapitein is en de laatste hand aan de bemanning legt. Voor allebei is het een stap vooruit, want de Chattam is geen fregat maar een eerste klas linieschip van 76 kanonnen en 550 koppen. Het is in 1799 op ’s Lands Werf Rotterdam gebouwd. Hem staat bovenop zijn vaste traktement een soldij van f 30 te wachten. Dit alles vindt plaats terwijl hij nog geen maand vader is. (1)

Toch gaat Johan August niet naar de Chattam op weg. Op de scheepsrol komt bij zijn naam te staan N.B. heeft nooit alhier dienst presteerd. Hij deserteert niet, maar maakt op 11 november deel uit van een verschuiving met konstabel-majoor Fredrik Cramer. Hij volgt in feite Pieter Hartsinck, die de langdurig zieke kapitein Gerrit Verdooren moet vervangen op ’s Lands Schip Brutus. Dit is het beoogde commandoschip voor een Bataafs eskader, dat op het punt staat naar West-Indië te vertrekken. Het is een linieschip met 74 kanonnen op twee dekken: 28 stuks 26-ponders benedendeks, 28 stuks 24-ponders bovendeks en 16 stuks 12-ponders op achterdek en voorplecht. Het werd 15 jaar eerder samen met tweelingzusje Bavo gebouwd als grootste marineschip ooit – althans in de Republiek – met de toen nog orangistische namen Willem de Eerste respectievelijk Staten-Generaal. De voorganger van de nu zieke Verdooren was schout-bij-nacht Bloys van Treslong, die niet alleen de beruchte Slag bij Kamperduin in 1797 verloor, maar ook zijn rechterarm.

Johan August zet zich dit keer wel echt op weg naar het schip. Het kost hem een week om bij de Brutus te komen, omdat het schip niet op Kattenburg of bij Texel ligt, maar bij Vlissingen. Diverse binnenschepen brengen hem naar de haven, waar een sloep hem voor Rammekens brengt. Daar gaat hij op 26 november aan boord om alles in gereedheid te brengen. Op 2 december arriveert Hartsinck met ’s Lands Jacht. De admiraalsvlag gaat omhoog en Johan August onderbreekt zijn werkzaamheden om andere schepen en de wal met saluutschoten van zijn komst in kennis te stellen. Twee dagen later laat Hartsinck het schip naar de Oosthaven drijven.

Op 4 december vervoegt Johan August zich bij eerste schrijver Dirk van der Toght. Aanleiding is de resolutie van 26 september van het Uitvoerend Bewind om het achterstallig soldij van het in Bergen gestrande konvooi te regelen. Hij krijgt een geldwissel voor de gediende maanden, zonder aandeel in de opbrengsten van het buitgemaakte Engelse schip bij IJsland. Vergeefs had Hartsinck er voor gepleit dat alle manschappen zouden meedelen. De geldwissel kan Johan August innen bij het Comptoir van Hoofdelijke Betaling in Den Haag, maar het is te laat om verlof te vragen om van boord te gaan. Hij moet daarom een vertegenwoordiger vinden. De eerste schrijver suggereert hem solliciteur militair Jacobus Pik uit Amsterdam, die voor dit soort werk gevestigd en erkend is en een vast klantenbestand van 90 officieren heeft. Johan August heeft bij hem geen doorlopend contract, maar de eerste schrijver laat hem een separate procuratie of volmacht tekenen. (2)

Gepasseerde Procuratie op ’s Lands Schip Brutus

Het wachten is op de afvaart, die eigenlijk al op 18 november had moeten plaatsvinden. De instructies van het Comité tot de Zaken van de Marine d.d. 5 november wijzen Hartsinck aan als buitengewoon vice-admiraal voor een eskader, bestaande uit de Brutus, de linieschepen Neptunus en Joan de Witt, het brik Ajax en de schoener De Vliegende Visch. Het Franse fregat La Poursuivante voegt zich bij hen en een ander haakt af. Het zal zich als Bataafse eskader verenigen met een grote Franse vloot naar het Caribische St Domingo en daarna via de oostkust van Amerika naar Texel terugkeren. Het wachten is op de landingstroepen die zij moeten vervoeren. De meesten komen pas op 10 december aan boord. Tegen het einde van het jaar bevinden zich alleen al op de Brutus naast de 455 koppen nog eens 417 voornamelijk Duitse en Vlaamse militairen, inclusief 24 officieren en 13 huisgasten, exclusief vrouwen. Totaal omvat het eskader uiteindelijk 1304 man geëmbarkeerd. De schepen worden zo zwaar dat kanonnen van één van de andere schepen aan wal terug moeten.

Op 4 januari 1802 vertrekt het eskader eindelijk. De Vliegende Visch blijft achter vanwege zware reparaties. De loodsen worden tot in het Kanaal gecontracteerd vanwege het onstuimige weer. Hartsinck nemen beide besluiten met de andere kapiteins in een scheepsraad, maar krijgt daarover nog lang gedoe met het Comité in Den Haag. Johan August heeft het druk met schoten lossen. Het gaat niet om kogels op een vijand, maar knallen als saluut en sein. Voor vertrek op 31 december twee schoten, als antwoord op de Stad Vlissingen 15 saluutschoten, onderweg als aanvulling op de door dichte mist en afwisselend sneeuw en regen onzichtbare vlagsignalen schoten en vuren op de achterplecht. Desondanks raken de Neptunus en Joan de Witt uit koers. Door het onstuimige winterweer vallen twee matrozen van boord en verdrinken. Hartsinck noemt hen bij naam en betreurt ze niet te hebben kunnen redden. (3)

Brutus en Joan de Witt voor Brest, 12 januari 1802
Diederijk Gerhardus Muller 1825, Scheepvaartmuseum Amsterdam S.1277(01)13

Na acht dagen komt de Brutus in de buurt van de marinehaven Brest en ontmoet het schip van de Franse admiraal. De Brutus en de andere vier schepen krijgen een eigen vlaggencode voor het onderling seinen in de grote vloot. (4)

Vlaggencode toegewezen aan de Brutus als onderdeel van de Bataafse divisie

Terug   ***   Verder

1. Confereer-Rolle van ’s Lands Schip Chattam onder Commando van den Capt. Pieter Hartsinck, Nationaal Archief 2.01.30, Inv 226, fol 11.
2. Register der gepasseerde Procuratien, Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94, fol 42
.
3. Journaal-verbaal vice-admiraal Pieter Hartsink ’s lands esquader St Domingo, NA 2.01.29.03, Inv  93  en Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94.
4. Instructie voor den Capitain P. Hartsinck commandeerende ’s Lands Esquadre gedestineerd naar St Domingo, NA 2.01.29.01, Inv 428, stuk 3. Stukken betreffende scheepskrijgsraden, NA 2.01.29.03, Inv 93A, fol 30.