Op de Chattam heeft Johan August nooit dienst gepresteerd. Voordat hij naar zijn schip gaat krijgt hij op 11 november een overplaatsing naar ‘s Lands Schip Brutus. Hij moet daar de gelijk overgeplaatste konstabel-majoor Fredrik Cramer vervangen. Misschien is Hartsinck de bedenker, want hij is een maand eerder naar dat schip overgeplaatst vanwege een langdurige ziekte van kapitein Gerrit Verdooren.
De Brutus is het beoogde commandoschip in een Bataafs eskader, opnieuw naar West-Indië. Het is een linieschip van 74 kanonnen op twee dekken: 28 stuks 26-ponders benedendeks, 28 stuks 24-ponders bovendeks en 16 stuks 12-ponders op achterdek en voorplecht. Het is 15 jaar eerder gebouwd samen met tweelingzuszusje Bavo als grootste marineschip ooit – althans in de Republiek – met de toen nog orangistische namen Willem de Eerste respectievelijk Staten-Generaal. Vóór Verdooren heeft schout-bij-nacht Bloys van Treslong op de Brutus in de Slag bij Kamperduin in 1797 niet alleen zijn rechterarm verloren, maar ook de schuld van het verpletterende verlies gekregen.
Johan August begeeft zich naar de Brutus. Dat kost hem een week, omdat het schip niet op Kattenburg of bij Texel ligt, maar bij Vlissingen. Diverse binnenschepen brengen hem naar de haven, waar een sloep hem voor Rammekens brengt. Daar gaat hij op 26 november aan boord van het schip om alles in gereedheid te brengen. Op 2 december arriveert Hartsinck met ’s Lands Jacht. De admiraalsvlag gaat omhoog en Johan August onderbreekt zijn werkzaamheden om andere schepen en de wal met saluutschoten van zijn komst in kennis te stellen. Twee dagen later laat Hartsinck het schip naar de Oosthaven drijven.
Johan August krijgt te horen dat het Uitvoerend Bewind op 26 september een resolutie heeft aangenomen om het achterstallig soldij van het in Bergen gestrande konvooi te regelen. Hij begeeft zich op 4 december naar eerste schrijver Dirk van der Toght. Van hem krijgt hij een geldwissel voor de gediende maanden. De bemanning op de Iris krijgt geen aandeel in de opbrengsten van het buitgemaakte Engelse schip bij IJsland, ondanks de pleidooien van Hartsinck. Johan August kan niet meer van de Brutus af om de geldwissel te innen bij het Comptoir van Hoofdelijke Betaling in Den Haag. Hij moet daarom een vertegenwoordiger vinden. Voor dat soort werk bestaan gevestigde en erkende solliciteurs militair. Eén van hen is Jacobus Pik uit Amsterdam met een vast klantenbestand van 90 officieren. Johan August heeft bij hem geen doorlopend contract, maar tekent bij de schrijver een separate procuratie (volmacht). (2)
Op 5 november heeft het Comité tot de Zaken van de Marine instructies vastgelegd voor de buitengewoon vice-admiraal Hartsinck. Naast de Brutus behoren de linieschepen Neptunus en Joan de Witt, het brik Ajax en de schoener De Vliegende Visch tot het eskader. Het Franse fregat La Poursuivante voegt zich bij hen en een ander haakt af. Het Bataafse eskader zal zich met een grote Franse vloot naar St Domingo verenigen en daarna via de westkust van Amerika naar Texel gaan. Hoewel de uitvaart op 18 november gepland is, moet hij wachten tot op 10 december mariniers aan boord komen. Tegen het einde van het jaar bevinden zich alleen al op de Brutus naar de 455 koppen nog eens 417 voornamelijk Duitse en Vlaamse militairen (inclusief 24 officieren en 13 huisgasten, exclusief vrouwen). Totaal omvat het eskader uiteindelijk 1304 geëmbarkeerden. De schepen worden zo zwaar dat kanonnen van één van de andere schepen aan wal terug moeten.
Op 4 januari 1802 vertrekt het eskader eindelijk. De Vliegende Visch blijft achter vanwege zware reparaties. De loodsen worden tot in het Kanaal gecontracteerd vanwege het onstuimige weer. Hartsinck nemen beide besluiten met de andere kapiteins in een scheepsraad, maar krijgt daarover nog lang gedoe met het Comité in Den Haag. Johan August heeft het druk met schoten lossen. Het gaat niet om kogels op een vijand, maar knallen als saluut en sein. Voor vertrek op 31 december twee schoten, als antwoord op de Stad Vlissingen 15 saluutschoten, onderweg als aanvulling op de door dichte mist en afwisselend sneeuw en regen onzichtbare vlagsignalen schoten en vuren op de achterplecht. Desondanks raken de Neptunus en Joan de Witt uit koers. Door het onstuimige winterweer vallen twee matrozen van boord en verdrinken. Hartsinck noemt hen bij naam en betreurt ze niet te hebben kunnen redden. (3)
Brutus en Joan de Witt voor Brest, 12 januari 1802
Diederijk Gerhardus Muller 1825, Scheepvaartmuseum Amsterdam S.1277(01)13
Na acht dagen komt de Brutus in de buurt van de marinehaven Brest en ontmoet het schip van de Franse admiraal. De Brutus en de andere vier schepen krijgen een eigen vlaggencode voor het onderling seinen in de grote vloot. (4)
Vlaggencode toegewezen aan de Brutus als onderdeel van de Bataafse divisie
1. Register der gepasseerde Procuratien, Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94, fol 42.
2. Journaal-verbaal vice-admiraal Pieter Hartsink ’s lands esquader St Domingo, NA 2.01.29.03, Inv 93 en Journaal 1e schrijver Dirk van der Toght ’s lands schip Brutus, NA 2.01.29.03, Inv 94.
3. Instructie voor den Capitain P. Hartsinck commandeerende ’s Lands Esquadre gedestineerd naar St Domingo, NA 2.01.29.01, Inv 428, stuk 3. Stukken betreffende scheepskrijgsraden, NA 2.01.29.03, Inv 93A, fol 30.