Na zijn ontslag bij de marine ontvangt Johan August geen gouden handdruk of pensioen, integendeel, hij moet zijn achterstallige soldij binnen zien te krijgen. Dat geldt vermoedelijk niet voor zijn traktement, want gedurende 8½ jaar heeft hij elk kwartaal f 62,50 kunnen (laten) ophalen. Van zijn maanden en dagen aan boord van oorlogsschepen is uit de rollen het volgende financiële overzicht te maken:
BEGIN | EIND | PERIODE | BEREKENING |
26-02-1804 | 31-12-1805 | 22 mnd + 4 dag | à f 30 = f 664 |
Brutus – Kikkert | Voorschotten en betalingen |
– f 220,17 = f 443.3 | |
01-01-1806 | 31-12-1806 | 12 mnd | à f 30 = f 360 |
Braband – Kikkert | Voorschotten en betalingen | – f 244.16 = f 115,5 | |
01-01-1807 | 31-03-1808 | 15 mnd | à f 30 = f 450 |
Braband – Kikkert | Voorschotten en betalingen | – f 143.5 = f 306.15 | |
01-04-1808 | 17-04-1808 | 17 dag | à f 30 = f 17 |
Wadden – Kikkert | Voorschotten en betalingen | – f 38.16 = – f 21.16 | |
18-04-1808 | 30-06-1808 | 2 mnd + 13 dag | à f 30 = f 73 |
Braband– Melvill | Voorschotten en betalingen | – f 45.14 = f 27.6 | |
Texel – Hofmeijer | 01-07-1808 | Niet aan boord | Geen soldij |
Armade – Verdooren | 11-08-1809 | Niet aan boord | Geen soldij |
Op de eerste en derde soldijrol staat aangetekend “Compenseerd bij ’t Fonds”, gevolgd door een bedrag. Het bedrag is zo substantieel, dat het niet gaat om de inhoudingen van enkele stuivers van het traktement en soldij voor kwekelingen, voor weduwen en voor oude zeelieden. Dat bedrag wordt niet uitgekeerd, maar met maandbrief gestald bij het laatstbedoelde fonds. Bij zijn ontslag wendt Johan August zich tot de directeur van het fonds om zijn tegoeden op te vragen, conform de aanwijzingen van de Minister van Marine en Koloniën in een advertentie in verschillende kranten medio februari 1809. (1)
Kleurentekening gemaakt door Johan August
Verscheidene pogingen hebben geen succes, waardoor Johan August zich tot de minister zelf richt. Om het te laten opvallen maakt hij een kleurrijk papier, met bovenop kroon, wapen en rood-wit-blauwe vlaggen en wimpels van het Koninkrijk Holland. Rondom tekent hij brandbommen, kogels en kanonnen om zijn werk als konstabel te illustreren. In het midden schrijft en ondertekent hij op een peervormig omlijnd plaket een gedicht met de titel Een Blijk van Hulde en trouw eerbiedig opgedraagen, waarvan de laatste regel luidt: Dat op ’t gedaan verzoek een gunstig antwoord schenkt. (2)
Daarbij voegt Johan August een door hem zelf geschreven request van twee bladzijden, gedateerd 17 maart 1810 vanuit de Boomstraat 5. Hij schrijft in zijn periode van 1804 tot 1809 gage te hebben ontvangen over ’s Konings tijd, maar niet over de Bataafsche tijd. Met een beroep op de eerdergenoemde krantenadvertentie van de minister lukt het hem niet over die eerste helft geld uit zijn Maandbrief op ’t Fonts te verkrijgen.
Achterzijde request aan minister Paulus van der Heim
Johan August roept de hulp van de minister in, om de met zwaar werk eerlijk verdiende gelden bij het fonds los te krijgen om niet brodeloos met vrouw en kinderen thuis te zitten. (3)
De timing van dit verzoek had beter gekund. Enkele maanden later treedt koning Lodewijk Napoleon af en is de inlijving bij het Franse Keizerrijk een feit. Alle verzoeken blijven liggen, maar na de Franse tijd wordt in 1814 bij soeverein besluit een commissie in het leven geroepen, die de opdracht heeft de achterstanden uit die tijd te liquideren. Pas in 1826 komt zij met de uitkomst voor de vorderingen van de marine. De naam van Johan August verschijnt enkele malen in de Nederlandse Staatscourant. (4)
Als belanghebbende bij het vereffenen van achterstallige scheepssoldijen van de Brutus en de Braband onder Kikkert krijgt hij de oproep om bij het Ministerie van Financiën in Den Haag documenten over te leggen, die na onderzoek kunnen leiden tot het uitreiken van ‘bewijzen van vereffening’ om bij de kassa te innen.
1. Koninklijke Courant, 16 februari 1809. Amsterdamsche Courant, 18 februari 1809.
2. Gekleurde gravure op papier 15,5 x 19,2 cm. Gelders Archief, Collectie Alexander Ver Huell, 2039-1781.
3. Request aan de Minister van Marine en Koloniën, NA 2.01.29.01, Inv 327, fol 193-194.
4. Nederlandsche Staatscourant, Bijvoegsel, 27 mei, 31 mei, 30 juni en 5 juli 1826.