Na twee weken laden en stouwen maakt Johan August de afvaart van het fregat mee. Het is maar een halve gebeurtenis, omdat het schip vanwege de ondiepe Zuiderzee maar half belast mag worden. Alleen de rompbemanning is aan boord en konstabel Johan August en schipper Gerrit van der Riet hebben als enige hun spullen mogen laden.
Hartsinck laat op 13 juni 1793 het anker lichten en een Amsterdamse loods zorgt dat het fregat langs de haven het IJ op vaart. Dan wordt de uiterst moeilijke passage van Pampus succesvol genomen. Na een week komt in de Bocht van Durgerdam een andere loods aan boord om veilig door de vaargeulen van de Zuiderzee te laveren. Al na een dag bestelt Hartsinck vanuit de Kuil van Marken extra balansmateriaal. Op 16 juli wordt het Nieuwe Diep bereikt en komen timmerlieden aan boord om de dekken waterdicht te maken. Zij oordelen dat ‘breeuwen’ (naden opvullen met harpluis ofwel afgedankt geteerd touw) zeer noodzakelijk is. Het College in Amsterdam gaat na enig delibereren akkoord met financiering. Op 23 juli is de aankomst op de Rede van Texel. Een controleur komt de monsterrol van de schrijver goedkeuren.
Met het kaliber van de vier vierponds kanonnen is Johan August bij nader inzien niet tevreden. Hartsinck is het met hem eens en zendt een missive naar Amsterdam met het verzoek ze te mogen vervangen. De equipagemeester geeft mondeling positief advies en ook de advocaat-fiscaal is akkoord. Het College stemt in, zolang een eventuele uitvaart maar niet op de komst van de kanonnen wacht. (1)
Deze waarschuwing is goed te begrijpen in de militaire context. Nog maar vier maanden eerder was de Franse invasie in de Republiek vastgelopen bij de grote rivieren. Hartsinck had daaraan bijgedragen voor Hardinxveld, als commandant van een Scheveningse pink met 12 man en twee 12-ponders. De Slag van Neerwinden luidde de terugtrekking van de Fransen uit de Republiek en snel daarna uit de Zuidelijke Nederlanden in, maar op land en zee waren zij zeker nog niet verslagen. Daarom krijgt Hartsinck vrijwel parallel aan het besluit van het College opdracht van de luitenant-admiraal Van Kinsbergen om de Noordzee op te varen om binnenkomende handelsschepen te beschermen. De Erfprins van Brunswijk is met het fregat Eensgezindheid en de kotter Snelheid ingedeeld in het “Project Esquader om te kruissen op de O.I. retourschepen“. (2)
Inmiddels bevoorraad met voedsel en water en aangevuld met bemanning vaart Hartsink op 31 juli de Noordzee op. Eerst moet hij tussen de Doggersbank en de Noorse havenstad Bergen jagen op Franse kapers, hetgeen hij zonder incidenten klaart. Na drie weken laat hij het anker zakken in de haven van Lerwick op Hitland (Shetland), 900 kilometer van noorden van Texel. Johan August lost saluutschoten voor de wal, ook voor de Eensgezindheid en Snelheid als die op 25 augustus binnenvaren. Samen gaan zij kruisen en elkaar seinen als zij vreemde schepen zien. Meestal zijn het geen vijandelijke maar Engelse of Amerikaanse. Begin september krijgt Hartsinck een aanschrijving van prins Willem V om medio oktober konvooi te gaan geven aan een uitvarende vloot naar West-Indië, dus de drie schepen moeten thuiskomen. Op 17 september verlaten zij het gebied en kunnen konvooi geven aan een groepje handelsschepen. Op 22 september ligt de Erfprins van Brunswijk weer op de Rede van Texel.
Johan August ontvangt op 1 oktober een tweede voorschot van 24,4 gulden, want hij moet aan wal om de vier kanonnen te wisselen. Intussen wisselt nog wat bemanning. De benoeming van konstabel-majoor Frederik Bon uit Keulen voor 32 gulden per maand zal Johan August minder enthousiast maken. Nu moet hij het achterdeel van het fregat ontruimen, waar hij met bediening goed te eten krijgt, in een eigen ruimte goed slaapt en dankzij hygiëne en een latrine gezond blijft. Gelukkig voor hem komt het zover niet, want Bon blijkt op het moment suprême niet scheep te gaan.
Timmerlieden breeuwen de Erfprins van Brunswijk opnieuw gedurende maar liefst twee weken. Zij ontdekken houtworm. Nadat de equipagemeester in Amsterdam wat van het hout gevuld met diertjes laat zien, besluit het College een grondige inspectie en reparatie uit te voeren. Proviand voor tien maanden gaat aan boord. Het College volgt Hartsincks voorstel een aanvulling jenever toe te voegen.
S‘ LANDS FREGAT de ERFPRINS VAN BRONSWYK. Onder Commando van den Capitn Pr HARTSINCK in den jaare 1793 tot den jaare 1799, Zeijlende met Convooy.
Bemanning haalt voorin fok neer en sjort lijnen op dek, zwart-wit aquarel, 350 x 472 mm
A. Herkel 1807, National Maritime Museum Greenwich, PAH0755
Begin november krijgt Johan August opdracht het geschut af te blazen. Het is een laatste proef en een sein dat het vertrek aanstaande is. De handelsvloot die langs Frankrijk gaat varen is inmiddels gegroeid tot 46 handelsschepen. Hartsinck krijgt de eindbestemming Paramaribo door, terwijl andere schepen naar Spanje-Portugal of naar Oost-Indië gaan. Harstincks collega Bosch is van de Hector op het linieschip Overijssel overgestapt en hij krijgt het commando over de gehele vloot. (3)
Op 7 november 1793 is de wind op Texel zo gunstig, dat de hele vloot uitvaart. Aan boord van elk schip worden wind, neerslag, gepompt water, zeediepte en positie meer dan dagelijks gemeten, doorgegeven en opgetekend. Ook ziekten en overlijden en straffen voor diefstal en gevechten staan genoteerd. Gelukkig staat Johan August nergens vermeld.
1. Resolutiën Admiraliteit van Amsterdam, Nationaal Archief 1.01.46, Inv 1506, 26 juli 1793 en 30 juli 1793.
2. J.D. Hoeufft, “Beschryvinge van het gebeurde ten tyde van den inval der Franschen in ons land, benevens de middelen van defensie, aangewend door den ridder J.H. van Kinsbergen, vice-admiraal van Holland en West-Friesland, commandeerende alle scheepen en gewapende vaartuigen op dien tyd”, Amsterdam 1794, deel 2, pag. 391.
3. Amsterdamsche Courant, 9 november 1793.