2.3.1. Erfprins van Brunswijk

Johan August von Meijenfeldt monstert aan op een oorlogsschip. Het is in 1791 nieuw gebouwd op de Amsterdam marinewerf, die kort daarop vrijwel geheel afbrandde. Het betreft een tweedeks fregat van de zesde klasse of charter. Anders dan een linieschip krijgt het kleinere, lichtere en daardoor snelle en wendbare fregat vrije opdrachten in een zeeslag. Dat is de reden dat de officieren een positie op een fregat als een aantrekkelijke benoeming zien.

Het fregat draagt de naam “De Erfprins van Brunswijk”. Kort voor de bouw was prinses Louise van Oranje, de dochter van Prins Willem V, getrouwd met Karel van Brunswijk-Wolfenbüttel (1766-1806). Het is geen toeval dat diens vader in 1787 de Hollandse veldtocht leidde. Het is wel toeval dat deze 30 jaar eerder in de Slag bij Hastenbeck leiding gaf aan de laatste Zweedse graaf von Meijerfeldt. Zoon Karel was overigens zwak begaafd en werd geleidelijk blind.

De 30-jarige kapitein Pieter Hartsinck (1762-1807) krijgt het commando over het fregat en de 230-koppige bemanning. (1) Deze prinsgezinde officier is de zoon van vice-admiraal Andries Hartsinck en heeft al op jonge leeftijd naam gemaakt in de vermaarde Slag bij de Doggersbank.Titel: S’Lands Fregat de Erfprins van Bronswyck. Onder Commando van den Capitn Pr Hartsinck in den jaare 1793 tot den jaare 1799, zeijlende met Convooy. Zwart-wit aquarel. Bemanning haalt voorin de fok neer en sjort de lijnen op het dek. Artiest: A. Herkel, 1807. Formaat: 350 x 472 mm (480 mm x 632 mm met lijst). Bezit: National Maritime Museum, Greenwich, London, ID: PAH0755 

Johan August wordt aangenomen op het fregat als konstabel. Dat is een onderofficier die het bevel voert over busschieters of kanonniers. Ook beheert hij artilleriegoederen aan boord, waaronder geschut en kruit. Hij krijgt de rang van Eerste Konstabel, onder de Konstabel-Majoor en geassisteerd door de Tweede Konstabel. Tot zijn team behoren verder Konstabelmaten en 10-jarige Kruitlopers. Deze worden vaak uit de armen- en weeshuizen geronseld, maar daartoe niet gedwongen of dronken gevoerd zoals in Engeland.

Voordat het schip afvaart vindt een inspectie plaats en worden de artilleriegoederen aan boord gebracht. Na elke vaart wordt namelijk alles van boord gehaald, onder en boven schoon schip gemaakt en eventueel ontstane schade hersteld. De kanonnen worden getakeld en het buskruit in vaatjes gedragen. Op het schip wordt het buskruit uiterst omzichtig opgeslagen in de onder de waterspiegel gelegen kruitkamer (waar op fluwelen slippers wordt gelopen om fatale vonkvorming te voorkomen).

Het geschut bestaat uit 36 kanonnen, vermoedelijk variërend van vierentwintig- tot vierponders, meer op het bovendek dan op het benedendek. Elk kanon is gemonteerd op een rolpaard, die tijdens de vaart met touwen is gesjord. Het affuit is tegen vuil en vocht afgesloten met een houten mondstop. Om dezelfde reden is het zundgat met bladlood bedekt. Tijdens het gevecht geeft een slagwerker aan dat de manschappen naar het geschut moeten komen van waaruit geschoten gaat worden, dat zij de geschutspoorten moeten openen, dat het kanon met ammunitie (meestal een kogel, soms granaten, kartetsen of spijkers) gevuld moet worden en dat buskruit in kardoezen (flanellen zakken) moet worden gehaald. Een kogel kan met 400 pond buskruit een mijl ver komen. Steeds wordt na een roffel een precies omschreven commando gegeven, bijvoorbeeld “stukken los”, wat betekent mondstop en bladlood verwijderen, met touw kanon uit de geschutspoort tevoorschijn laten komen of “pointeer monteer”, wat betekent het kanon op het object richten. Na het commando “vuur” is het de commandant van het kanon die met een korte heftige ruk aan de treklijn de hamer op de slagpijp doet neerkomen om de lading te laten ontbranden. Door deze strenge procedure ontstaan er ondanks duisternis, rookwolken en lawaai bij het laden van een kanon weinig ongelukken, maar elk schot vergt wel meer dan twee minuten de tijd.

Terug   ***   Verder

1. Nationaal Archief, Inventaris van de Admiraliteitscolleges (toegangsnummer 1.01.46), Archief van het College der Admiraliteit te Amsterdam (nr. II), Stukken betreffende de ontvangsten en uitgaven en andere finantieële aangelegenheden (nr. e), Betaalsrollen Erfprins van Brunswijk 1793/5 e.v.j. (inventarisnummer 2254), folio 20 en 21. Scheepssoldijrollen (toegangsnummer 2.01.30 A), ’t Vertrouwen 1796 (inventarisnummers 81).