Na twee weken geeft kapitein Hartsinck opdracht voor vertrek. Vlak voor de afvaart arriveren enkele 10-jarige kruitlopers uit de armen- en weeshuizen aan boord, vullen enkele kardoezen en brengen die naar de vierponders voor de eerste signaalschoten voor vertrek. Zij dragen daarbij fluwelen slippers om fatale vonkvorming te voorkomen. Johan August von Meijenfeldt geeft de opdrachten, ziet op alles toe en doet de ronde om te controleren of alles nog op orde en droog is. Ook gaat hij na of in de loop geen kogels zitten, die bij afvuren van het eerste saluutschot ernstige schade teweeg kunnen brengen.
Op 13 juni 1793 laat Hartsinck het anker lichten. Het geschut van Johan August en de tuigage van schipper Gerrit van der Riet zijn aan boord, maar verdere uitrusting, bemanning, water en voedsel ontbreken. Hoe kan dat bij een zeereis? Het antwoord luidt dat het schip maar half belast mag worden om door de ondiepe Zuiderzee heen te komen. Om diezelfde reden ontbreekt één persoon niet: de loods. Hij laat het fregat het IJ opdraaien en behendig langs de zandbanken rond Pampus koersen. Dat kost zoveel tijd, dat pas na een week de Bocht van Durgerdam wordt bereikt. Daar keert de loods naar Amsterdam terug, maar komt een nieuwe voor de wildere vaargeulen van de Zuiderzee aan boord.
Al na een dag bestelt Hartsinck vanuit de Kuil van Marken extra balansmateriaal. Dit is heel gebruikelijk voor de eerste vaart van een schip. Johan August, die uit het tot Zweden behorende Stralsund komt, zal vast aan het verhaal van de Vasa denken. Dat gloednieuwe commandoschip van koning Gustaaf II Adolf maakte 165 jaar eerder ook vanaf de marinewerf zijn eerste vaart in het zicht van duizenden toeschouwers aan wal en veel gezinsleden aan boord. De stroming in de vaargeul bracht het schip 1300 meter verder, waarna de wind vat op de zeilen kreeg. Door te weinig gewicht in de onderbuik en/of te veel op de bovendekken ging het schip schuin hangen. Door de feestelijk geopende laagste geschutspoorten gutste het zeewater met fatale afloop naar binnen. (1)
Dat gevaar dreigt voor de Erfprins van Brunswijk niet. Aan de bovenkant is weinig volk en materiaal en de geschutspoorten zitten stevig dicht. Op 16 juli komt het Nieuwe Diep in zicht, waar de recent gecreëerde vaargeul een ankerplaats voor de Admiraliteit biedt en het Nieuwe Werk in aanbouw is tot werfcomplex, de uiteindelijk marinehaven van Den Helder. Johan August verwelkomt Fredrik Willem Slooboom aan boord als zijn derde konstabel. Hij komt uit Otterberg achter Bremen en is 3½ jaar eerder afgezwaaid na een VOC-reis via de Kaap naar Batavia. Met hem betreedt een groepje timmerlieden het schip, omdat de scheepsdekken bij regen lekken. Zij oordelen dat breeuwen (naden opvullen met harpluis ofwel afgedankt geteerd touw) zeer noodzakelijk is. In Amsterdam gaat het College na enig delibereren akkoord om dat te financieren.
De timmerlieden klaren de klus relatief snel, zodat het fregat de vaargeul kan oversteken en op 23 juli voor anker kan gaan op de Rede van Texel, gelegen onder het eiland bij fort De Schans. In het dorp Oudeschild bivakkeren tientallen zeelieden en loodsen in de herbergen. Dat biedt de mogelijkheid de manschappen en voorraden aan te vullen. Een controleur uit Amsterdam komt aan boord om de monsterrol van de schrijver goed te keuren en missives van Hartsinck mee terug te nemen. Daarbij zit een verzoek op instigatie van Johan August om het kaliber van de vier vierponds kanonnen te mogen vervangen. In Amsterdam geeft de equipagemeester mondeling positief advies en ook de advocaat-fiscaal is akkoord. Het College stemt in, onder de voorwaarde dat een eventuele uitvaart niet op de komst van de kanonnen wacht. (2)
Dit voorbehoud is goed te begrijpen in de militaire context. Nog maar vier maanden eerder was de Franse invasie in de Republiek vastgelopen bij de grote rivieren en hadden de Fransen zich moeten terugtrekken door de Zuidelijke Nederlanden tot achter hun landsgrens, maar ze waren niet verslagen. Daarom krijgt Hartsinck vrijwel parallel aan de reactie van het Amsterdamse College opdracht van luitenant-admiraal Van Kinsbergen om de Noordzee op te varen om binnenkomende handelsschepen te beschermen. Dit krijgt de naam Project Esquader om te kruissen op de O.I. retourschepen. De fregatten Erfprins van Brunswijk en Eensgezindheid en de kotter Snelheid doen mee. (3)
1. Lees op Vasa Museum de details van de ramp en de rechtszaak, mede tegen de Hollandse bouwmeesters. Govert von Meijenfeldt en zijn zonen bezochten in de jaren zestig het net uit het water getakelde scheepswrak, dat aan alle kanten nat moest worden gehouden.
2. Resolutiën Admiraliteit van Amsterdam, Nationaal Archief 1.01.46, Inv 1506, 26 juli 1793 en 30 juli 1793.
3. J.D. Hoeufft, “Beschryvinge van het gebeurde ten tyde van den inval der Franschen in ons land, benevens de middelen van defensie, aangewend door den ridder J.H. van Kinsbergen, vice-admiraal van Holland en West-Friesland, commandeerende alle scheepen en gewapende vaartuigen op dien tyd”, Amsterdam 1794, deel 2, pag. 391.
