‘s Rijks Werf plaatst Carl over van Rotterdam naar Amsterdam en stelt hem daar per 22 juni 1850 aan als Scheepstimmerman der Eerste Klasse. Hij betrekt met Nel en zoontje Evert op 5 juni een kelderwoning aan de (Kleine) Kattenburgerstraat, wijk T, nr. 695. De werf ligt om de hoek. Op 7 maart 1851 wordt een tweede zoon Carl Frederik geboren. De Evangelisch-Lutherse dominee Lagers komt hem thuis dopen op 6 april.
Ook Hendrik krijgt in 1850 een overplaatsing buiten Rotterdam. Per 1 mei wordt hij als ’s Rijks Commies in Schiedam gestationeerd. Daar gaat hij met Naatje wonen aan de Korte Haven, wijk A, nr. 125. Hij behaalt op 7 december zijn examen Commies Roeijers 3de Klasse en wordt op 20 december daadwerkelijk in die rang geadmitteerd. Hij moeten de accijns op drank vaststellen door in fusten te roeien, pijlen en meten.
Op 26 september 1851 komt van Hendrik en Naatje een dochter Anna Catharina Henriette ter wereld. De eerste twee voornamen zijn van de 10 jaar eerder overleden zuster van Naatje. Bij de aangifte neem Hendrik twee plaatselijke collega’s mee om te getuigen. Dominee Roldanus verzorgt de doop op 26 oktober.
Met deze twee kleine kinderen en één op komst hebben Carl en Nel op Kattenburg meer ruimte nodig. Zij verruilen in 1852 hun kelder voor een comfortabeler verdieping op de Nieuwendammergracht 822. Daar krijgt Nel op 25 juli 1853 een derde zoon Frederik Hendrik. De Hoogduitse dominee Lentz van de Evangelisch-Lutherse gemeente doopt het kind op 17 augustus.
Carl woont met gezin op Kattenburg aan v.r.n.l. Nieuwendammergracht 822 verd (1852),
Kattenburgerstraat 665 (1852-1866), Kattenburgerstraat 695 kelder (1850-1852)
en Kattenburgergracht 530/13 (1866-1888)
Wilhelmina Augusta verhuist in Amsterdam met haar gezin van de Geertruisteeg naar de Nieuwe Nieuwstraat 38. Haar kinderen hebben de lagere school doorlopen en vinden allerlei baantjes. Haar oudste zoon Johannes Nicolaas van Paddenburg is barbier en sterft al op 24-jarige leeftijd op 3 februari 1853, blijkens de advertentie na een lang en smartelijk lijden. Haar dochter Johanna Susanna baart enkele dagen later een zoon Frans Adrianus Theodorus bij de vijf jaar oudere werkman Hendrik Franciscus Smit, een huurder op hetzelfde adres. Een half jaar later op 14 september trouwt het stel. Wilhelmina en Arendt verhuizen met hun twee zoons in december naar de Anjelierstraat 25 en het jaar daarop naar de Pijlsteeg 117. (1)
Timmerman Jan in Rotterdam heeft inmiddels het niveau van meester bereikt en heeft knechten en leerlingen in dienst. Op 20 oktober 1853 neem hij in één van de zalen van sociëteit de Harmonie deel aan een bijeenkomst.
Maar liefst 140 werkbazen uit verschillende vakken bespreken de duurte van de levensmiddelen voor het ambachtsvolk. Afgesproken wordt de komende winter vast te houden aan uitbetaling van het middelloon en in november geen tweede korting op het daggeld toe te passen. Bovendien wordt afgesproken de werktijden en lonen te verbeteren. Het gemeentebestuur stemt in. (2)
Hendrik en Naatje wonen in Schiedam inmiddels op de Hoogstraat, wijk C, nr. 132. Zij krijgen op 25 oktober 1854 opnieuw een zoon. Zij geven hem dezelfde namen als de eerste zoon: Hendrik Jacobus August. Omdat Hendrik is overgeplaatst naar Delft, verhuizen zij daar naar de Brabantse Turfmarkt, wijk 3, nr. 292. Zij laten hun zoon op 26 november dopen door dominee Brocus. Ook dit kind wordt geveld door de volksziekten en overlijdt na 2½ maand op 12 januari 1855.
Zodoende hebben Hendrik en Naatje alleen hun dochter Anna nog. Van Delft reizen zij gedrieën zo nu en dan over de inmiddels aangelegde spoorrails met de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij naar moeder, broer en zus in Rotterdam. Anna krijgt al op vroege leeftijd de eerste borduurlessen van haar oma en haar moeder.
1. Bevolkingsregister, Sstadsarchief Amsterdam 5000, Inv 839, pag 669, Inv 841, pag 749 en Inv 380, pag 1338.
2. Rotterdamse Courant, 25 oktober 1853, pag. 3.