2.6.1. Van der Tas

Dochter Cato von Meijenfeldt is de eerste die trouwt. Op 18-jarige leeftijd gaat zij op 15 oktober 1874 in ondertrouw met koopman Jan van der Tas. Het huwelijk vindt plaats op 29 oktober in Amsterdam. Op 6 augustus 1875 krijgt zij een eerste kind en Carl zijn eerste kleinkind: Leendert Carl van der Tas, vernoemd naar beide grootvaders. In de familie Von Meijenfeldt ontstaat desondanks geen tak Van der Tas, omdat de achternaam verdwijnt. Cato zal tussen 1874 en 1896, dus 22 jaar lang, voortdurend zwanger zijn en twaalf keer een kind baren, van wie drie dochters en één zoon maar een jaar oud worden. De overige acht worden wel volwassen, maar verdeftigen hun eenvoudige vadersnaam niet met die van hun moeder, zoals sommige families in die tijd wel doen en 150 jaar later opnieuw tot de mogelijkheden behoort.

Cato von Meijenfeldt

Jan van der Tas

Jan van der Tas is in 1848 geboren in Wateringen onder Den Haag. Zij ouders zijn broodbakker Leendert van der Tas (1824-1885) en Johanna Beekenkamp (1822-1863). Zijn moeder was eerder gehuwd met Nicolaas van der Vlugt (1822-1863). In de familie gaat later het verhaal dat de kleinzoon uit dat eerste huwelijk burgemeester van Amsterdam was. Willem de Vlugt (1872-1945) was in de crisisjaren inderdaad burgemeester, maar heeft een afwijkende achternaam en andere grootvader: Aart de Vlugt (1812-1865). Wat wel klopt is dat diens vrouw Anna Sophia Diederich (1813-1902) de tante van Cato is.

In 1872 komt Jan van der Tas naar Amsterdam met zijn even oude verloofde Maria Otten, die korte tijd later het veld ruimt. Op pas 24-jarige leeftijd koopt hij de kruidenierswinkel “De hand naar Leiden” aan de Leidschestraat bij het Koningsplein. De zaak groeit uit tot vijf bedienden dankzij succes met cacao, waarvoor hij op tentoonstellingen wordt bekroond. Hij heeft een grossierderij en huurt een pakhuis aan de Korte Leidschedwarsstraat.

De hand van Leiden, Koningsplein


Koloniale waren, comestibles, chocolade
foto: C.J. Hofker, 1917

Jan van der Tas is actief in de gereformeerde gemeenschap. Vanaf 1873 was hij de rest van zijn leven diaken in de Christelijk Gereformeerde kerk. De diaconie houdt zich met maatschappelijk werk bezig: zorg voor wezen en weduwen, hulp aan armen en verpleging van zieken, krankzinnigen, blinden en doofstommen. Hij is dertig jaar lang bestuurslid van het Weeshuis en van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Hij is medeoprichter van het suppletiefonds voor Christelijke Verzorging van behoeftige krankzinnigen. Na veel jaren staat hij bekend als “Vader Van der Tas”. (1)

Terug   ***   Verder

1. De Spiegel, Weekillustratie voor het Christelijk Gezin, 27 juni 1908, blz. 308.