Oudste broer Johan August von Meijenfeldt overlijdt op 70-jarige leeftijd op 11 december 1878 om 13:00 uur in Rotterdam. Twee agenten van politie doen daarvan de volgende dag aangifte op het stadhuis. Zij zeggen bekend met hem te zijn en noemen zijn correcte naam, leeftijd en geboorteplaats. Tenslotte zeggen zij niet meer te weten dan dat hij zonder beroep en ongehuwd is. (1)
Zijn 55-jarige zuster Nellie noemen de agenten niet. Al dan niet door hen begeleid arriveert zij die dag bij het Stedelijk Krankzinnigengesticht op de Hoogstraat. Zij komt daar niet om te worden aangenomen als naaister, zoals haar nichtje Anna acht jaar eerder, maar om te worden opgenomen met autorisatie van het gemeentebestuur en op ambtshalve vordering van het Openbaar Ministerie. Een zenuwarts onderzoekt haar op 13 december en constateert een al jaren bestaande dementie. Broer Jan heeft haar kennelijk al die tijd verzorgd. Op vordering van de Officier van Justitie en gebaseerd op het rapport van de zenuwarts geeft de President van de Arrondissementsrechtbank Rotterdam op 17 december een bevelschrift haar gedurende vier weken ter observatie te houden, alles conform de Krankzinnigenwet uit 1841. (2)
Intussen komt broer Hendrik vanuit Dordrecht op 14 december in Rotterdam aan. Hoe kan dat zo snel? Het gemeentebestuur heeft hem vermoedelijk op de hoogte gesteld per telegram via de Rijkstelegraaf, want een brief per post kost meer dagen en de telefoon bestaat alleen nog maar in het lab van Bell. Op het treinstation van Dordrecht koopt hij die ochtend twee retourtjes van ieder 80 cent naar Rotterdam. Zijn reisgenoot lijkt niet Naatje maar Evert, de oudste zoon van Carl, die dan toevallig bij hem logeert, omdat hij een uitgave aan Carl verantwoordt met “volgens belofte u zoon Evert bekend”. Zij nemen de stoomtrein die uit Breda binnenkomt en volgens de winterdienstregeling om 7:07, 8:22, 9:43 of 11:12 uur vertrekt. Een uur later staan zij op het net geopende station Delftsche Poort, het eerste centrale station waar ook treinen van het concurrerende spoor uit Amsterdam aankomen.
Treinstation Rotterdam Delftsche Poort
waar Staatsspoor I vanuit Breda en HIJSM vanuit Amsterdam samenkomen
Utrechts Archief, collectie De Pater nr. 164980
Eenmaal in Rotterdam zorgen zij dat Jan nog diezelfde dag op Crooswijk begraven wordt, in een huurgraf 5de klasse voor burgerlijke armen. Zij bezoeken die dag ongetwijfeld ook Nellie op de Hoogstraat, maar brengen geen correcties aan in naam en leeftijd. In de woning van Jan breekt een smid twee slotjes open en ruimt wat volk de boel op. Rond de feestdagen reist Hendrik nog een paar keer met de trein op en neer, onder andere om het timmergereedschap te verkopen. Op 6 maart 1879 komt hij met de afrekening van de nalatenschap:
Nalatenschapsafrekening opgesteld door Hendrik
Familiearchief, Documenten N.2
Hendrik zet het bedrag van f 80 voor Nellie op een rentegevende spaarrekening in Dordrecht. Na haar verblijf van een maand in het Krankzinnigengesticht was op 27 januari het besluit gevallen dat zij daar nog een proefjaar zou verblijven, maar het ziet er naar uit dat zij daar langer gaat blijven. De diagnose luidt namelijk ‘ongeneeslijk’ op basis van de volgende beschrijving: (3)
Verward en druk, spreekt op gemaakt deftigen en theatralen toon, trekt leelijke gezichten, buigt zich tot den grond, komt met haar gezicht vlak tegen het mijne, zegt dat zij 21 mannen heeft gehad, waaronder de Burgemeester van Vollenhoven en Hoffman, wil altijd de deur uit en in den tuin om zoodoende op straat te komen, wijst op haar maagkuil en vraagt of ik het voor mijn geweten verantwoorden kan haar hier te houden, bemoeit zich met andere lijderessen die zij aan haar en kleeding plukt, vliegt de oppasser aan, die zulks wil beletten.
1. Stadsarchief Rotterdam, 999-09 Overlijden, 1878, fol E 013, akte 4176.
2. SR 230-01 Stedelijk Krankzinnigengesticht, Inv 166, fol 130, nr. 1963,
3. SR 230-01, Inv 215, fol 195.