Op 30 augustus 1710 benoemt koning Karel XII Johann August von Meijerfeldt tot luitenant-generaal van de infanterie, oppercommandant van Stettin (Sczeczin) en kolonel van een regiment Stettinse landmilitie die naar 1000 man voetvolk moet groeien. (1) In die hoedanigheid lukt het hem in Hamburg niet vrede met de Denen te sluiten. De koning draagt hem daarna op naar Bender terug te keren. Zijn vervoermiddel en zijn route zijn comfortabeler dan zijn eerdere reis: hij reist per wagen over Wenen en arriveert op 19 december 1710 in Bender. Daar kan hij een groot bedrag overhandigen, niet in de vorm van contante munten, want dan had hij een legertje bewakers moeten meenemen. Het gaat om wisselbrieven, die tegen contant geld kunnen worden ingewisseld. Karel XII heeft om dit bedrag gevraagd om soldij van huursoldaten te betalen, niet alleen het achterstallige maar ook het toekomstige. Deze soldaten zouden naar zijn wens samen met de Turken tegen de Moskovieten moeten vechten. (2)
‘s-Gravenhaegsche Courant, 20 februari 1711, voorpagina
Johann August heeft ook een flink aantal brieven van de Koningsraad bij zich. Daarin staan pleidooien voor een vredesverdrag met Rusland. De koning is hier zeer kritisch op. Hij ontdoet het geziene lid Fabian Wrede die zomer van zijn functies, formeel vanwege zijn leeftijd, en dreigt voorzitter Arvid Horn twee jaar later met hetzelfde. In beide gevallen zou Von Meijerfeldt hem hiertoe hebben aangezet, nota bene gericht tegen familieleden. Hij kan niet weten dat zijn zoon ruim 50 jaar later met een achterkleindochter van Wrede zou trouwen, maar Horn is al enige jaren zijn zwager. (3)
Om de grootvizier tot een militair avontuur over te halen, zendt Karel XII Johann August al op 18 januari 1711 als diplomaat door naar Konstantinopel, waar hij een week later aankomt. Daar wacht hem een vriendelijke ontvangst. Hij kan de grootvizier onthullen, dat een Zweeds leger van 30.000 man op het punt staat Polen binnen te vallen. Het gesprek resulteert in Turkse steun aan de vernietiging van het Russische imperium. Bovendien onderhandelt Johann August met diplomaten van andere Europese grootmachten. Hij heeft ondermeer een urenlang gesprek met de Engelse ambassadeur Sir Robert Sutton, die op grond daarvan aan Londen rapporteert dat een machtig gecombineerd leger naar Polen gaat optrekken, maar na een aanvankelijk akkoord om Krassow te isoleren wint de overtuiging terrein dat de machtsbalans niet in gevaar is. (4)
Pierre Puchot, de speciale gezant van Lodewijk XIV, spreekt hij zeker ook om de Franse steun warm te houden. De Fransen zijn anti-Habsburgs en daardoor zoals altijd pro-Ottomaans. De opvolgende gezant Jean Louis d’Usson markies van Bonnac arriveert pas in 1713, maar door zijn voorafgaande aanstellingen in Stockholm en Warschau vertrouwt hij zijn mening over hem aan zijn memoires toe. Hij noemt Johann August aanmatigend en gesloten, geliefd bij zijn meester, maar bij de troepen niet hoog geschat. Schoondochter Louise Sparre kende deze weinig flatteuze memoires vermoedelijk niet, maar ze wimpelde later de avances van diens zoon Pierre wel af. (5)
Op 4 februari vertrekt Johann August al weer uit Konstantinopel. Hij bazuint rond dat hij terugkeert naar zijn koning in Bender. Heimelijk reist hij via Italië naar Pommeren, onder andere met een brief van de koning voor zijn zuster Ulrike Eleonore, en een brief aan de Raad om hem na zes jaar eindelijk zijn loon uit te betalen. Gesuggereerd wordt dat hij dit deed omdat de keurvorst van Hannover had verordineerd hem dood of levend gevangen te nemen. (6)
Begin juli 1711 komt Johan August in Zweden aan. In het pakket papieren van de koning blijkt zijn benoeming tot vice-gouverneur van Pommeren per 4 juli te zitten, om de stokoude gouverneur-generaal Mellin bij te staan. Hij schrijft met hem het tegen-maifest over de gruweldaden van de vijand. De koning schenkt Johan August per 23 augustus het leenrecht van het landgoed Nehringen, inclusief Medrow. dat is vrijgekomen door het overlijden van Ridderhjelm. Bij de schenking hoort dat ook patroon van de twee kerkgemeenten is. Op 12 oktober volgt zijn benoeming tot generaal van de infanterie, hoewel zijn militie nog maar op halve sterkte is. Na generaal-majoor en luitenant-generaal is dit een stap hoger (vier sterren generaal, vergelijkbaar met admiraal). (7)
Inmiddels was de Derde Turks-Russische Oorlog ontbrand, die 8 juli 1711 eindigt in een zware nederlaag voor tsaar Peter de Grote bij Proet. Hij is bereid Lijfland aan Zweden terug te geven en Karel XII naar Zweden te laten terugkeren. Zeer tot diens ongenoegen dwingt het grootvizier de tsaar niet tot overgave en eist alleen eerder prijsgegeven Turks territorium terug. De Zweedse koning is hierover zo boos dat hij zich de Turkse gram op het lijf haalt, het bondgenootschap wordt beëindigd en hij zelf op gewelddadige wijze gevangen wordt gezet in Demotika.
1. Riksarkivet Sverige, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/647, folio 150, “Gen: Lieutenants fullmakt”, folio 151, “Öf: Commandants fullmakt” en folio 151v, “Öfwerste fullmakt. A. Stille, “Kriget i Skåne 1710-1711”, Militärlitteratur-föreningens förlag, Stockholm 1903, schrijft dat hij al luitenant-generaal van de cavalerie was in de veldtocht in 1709. De officiële stukken uit 1708 en 1709 zijn verloren gegaan, maar de dagboeken betitelen hem in die tijd nog steeds als generaal-majoor.
2. S. Agrell, “Andre legationspredikanten vid Svenska beskickning i Konstantinopel Dagbok 1707-1713”, Karolinska Krigares Dagböcker jämte andra samtidiga skrifter, deel 5, Lund 1909, pag. 120.
3. A. Fryxell, “Berättelser ur Svenska Historien”, Stockholm 1823-1872, deel 24, pag. 183, 189-190.
4. H. Villius, “Ogenvitten Karl XII”, Stockholm 1960, pag. 148-149. E. Carlson, “Die eigenhändige briefe König Karls XII.”, Berlin 1894, pag. 108-112. J.A. Nordberg, “Konung Carl den XII: tes historia”, Stockholm 1740, deel 2, pag. 471. E. Tengberg, “Från Poltava till Bender, en studie i Karl XII:s Turkiska Politik 1709-1713″, Lund 1953, pag. 106, noot 35. C. Coroban, “British reactions to Charles XII’s stay in the Ottoman Empire”, 2011, pag. 45-46.
5. Ch. Chefer, “Memoires de ce qui s’est passé de plus considérable dans le nord depuis l’annee 1700 jusques en 1710, et le caractère des princes qui y ont eu part”, Jean Louis d’Usson, Marquis de Bonac, in: Revue d’Histoire Diplomatique, Parijs 1888, pag. 625.
6. S. Agrell, pag. 206. De uitgever van dit dagboek tekent hierbij aan dat deze suggestie onjuist is, omdat Hannover niet in een openlijk conflict met Zweden stond.
7. Riksarkivet, Riksregistraturet 651, Öpen Bref, 23 augustus 1711, folio 315v, en 12 oktober 1711, folio 378.