De eerdere naspeuringen, de familieoverleveringen en de gevonden documenten geven maar weinig houvast over de herkomst van de stamvader. Aanvullend is het geboden naar andere migranten te kijken, met een brede definitie: naamgenoten die alleen of in groepen vanwege oorlog, werk of familie naar de Nederlanden komen en terugkeren of blijven.
In het eerste deel is uitvoerig behandeld hoe drie leden van het Zweedse geslacht von Meijerfeldt enkele jaren naar de Nederlanden komen en vertrekken:
Carl Friedrich sr komt in 1682 als 20-jarige uit Riga naar de Zuidelijke Nederlanden, vecht in Franse dienst en keert na de veldtocht tegen de stad Luxemburg twee jaar later naar huis terug. In 1690 komt hij nog een keer, maar dan aan geallieerde zijde in de Slag bij Fleurus.
Johann August sr reist in 1693 op 29-jarige leeftijd van Riga naar de Republiek. Koning-stadhouder Willem III stelt hem aan als kapitein van een Zweedse compagnie. Hij vecht aan het front in de Zuidelijke Nederlanden, keert acht maanden terug om verse troepen te werven en na een volgend verblijf en de vrede van 1697 marcheert hij als majoor terug van Maastricht naar Bremen.
Johann August jr uit Stralsund is 22 jaar als hij in 1747 na een winter in Amsterdam en Den Haag in de Slag bij Lafelt in Franse gevangenschap raakt. Na enkele dagen komt hij vrij, omdat hij zich bekendmaakt als adjudant-generaal van Waldeck, de legerbevelhebber van de Republiek. Na de vrede keert hij terug naar Stralsund.
Het spoor van de drie Zweden in Nederland is gevolgd en van geen van hen is gevonden dat zij vrouwen of kinderen achterlaten. Na hun vertrek zijn wel naamgenoten naar de Nederlanden en omgeving gekomen:
Cornelis Meijerfelt is in 1750 bootsman op het schip de Post van Curaçao onder kapitein Frederik de Wit. Het schip ligt een half jaar voor de Rede van Texel, vaart op 4 december de Noordzee op naar Curaçao en keert in 1752 terug. Samen met vier andere zeelieden aan boord legt hij op 10 september van dat jaar op verzoek van kok Claas Pietersz een getuigenis af voor een Amsterdamse notaris. Hij verklaart dat de kok na 14 dagen varen door een ongeluk aan boord zijn rechterhand niet meer kon gebruiken, mede door het verband dat de chirurgijn aanbracht. De kapitein maakte hem enkele dagen later matroos en verving hem voor een ander, de neef van de opperstuurman. Hij getuigt verder dat de kok zich in de eerste zes maanden en de 14 dagen vaart ordentelijk gedroeg, zijn vak zeer wel verstond, niemand over zijn eten klaagde en tijdens het ongeluk nuchter en werkende was. De kapitein is niet gelukkig met deze getuigenis en laat de opperstuurman en vier anderen aan boord bij een andere notaris vier dagen later daarover zeer veel verwondering uitspreken. Zij verklaren dat de kok papperige gort en verbrande of bedorven witte erwten voorschotelde en dat uitgerekend Cornelis Meijerfelt hierover de grootste klager was. (1)
Maria Catharina Meijerveldt komt uit Detmold, de residentie van de graven van Lippe. In het jaar 1754 is zij op 22-jarige leeftijd in Nunspeet en krijgt een baan als dienstmeid bij de burgemeester van Harderwijk, Reinder Christoffel Willem de Wolff van Westenrode. In 1758 woont zij aan de Herengracht in Amsterdam bij haar nicht Femmetje Kraan als zij in in de Westerkerk in ondertrouw gaat met kleermaker Jan Heymens. In Elspeet trouwen zij bij de schoonvader. Het gezin krijgt veel kinderen en kleinkinderen in Harderwijk. Zie fiche.
Anna Catharina Meijerveld krijgt in 1756 in Den Haag een dochter Petronella bij Johannes Knol. (2)
Otto Meijerfelt uit Karlskrona overlijdt in 1768 in Amsterdam, waar hij begin die eeuw met zijn broer Andries voor de kustvaart naar toe is gekomen. Lees verder.
Georg Richard Meijerfeldt uit Stralsund laat in 1773 zijn zoon Christoffel bij Martina Jans in het Maagdenhuis in Amsterdam dopen. Hij overlijdt enkele maanden later als soldaat op een VOC-schip. Lees verder.
Elizabeth Meijervelt laat op 5 mei 1783 haar dochter Jannigje bij Arie Hoveling in Utrecht rooms-katholiek dopen. (3)
Rudolf Anton de Salis arriveert in 1785 vanuit Batavia in Breda. Hij is de vader van de grote Nederlandse familie von Salis-Mayerfeld. Lees verder.
Twee migranten zijn adellijke officieren in Pruisische dienst en hebben indirect met Nederland te maken:
Carl Albrecht von Meyenfeldt is luitenant bij de huzaren, wordt in 1787 ingekwartierd in Nijmegen en neemt deel aan de Pruisische veldtocht in Holland. Lees verder.
August von Meijenfeldt is luitenant bij de jagers en vestigt zich rond 1800 vanuit Hessen in Rösebeck in Westfalen. Zijn nageslacht emigreert naar Amerika en zijn betovergrootvader uit het Zwitserse Bazel is dezelfde als die van de twee dochters van Jan Rudolph Meijer in Amsterdam en Baarn. Lees verder.
In 1807 komen troepen uit het Koninkrijk Holland aan bij Zweeds-Pommeren om de Fransen te helpen het te belegeren en bezetten:
Johann Caspar Meijerfeldt en zijn twee zoons uit de Zuid-Zweedse havenstad Simrishamn wonen in Stralsund en verdedigen mee. Lees verder.
Carl Wilhelm Meijerfeldt uit Stralsund trouwt tijdens het krijgsgewoel in Wismar. Hij is natuurlijke zoon van stückjunker August School en Catharina Maria Vick, bediende bij Von Both op Grapen-Stieten, schoolleraar in Wendorf en de stamvader van de Hamburgse meubelfamilie Meyerfeldt. Zie fiche.
1. Stadsarchief Amsterdam, 5057 Notariële Archieven, Inv 12584, no. 268 en Inv 12810, no. 583.
2. Stadsarchief Rotterdam, 999-09 DTB Overlijden, Inv 1841, fol 98v.
3. Utrechts Archief, 711 DTB Dopen RK Abstede en Tollesteeg, Inv 48, fol 173.