Wilhelm Ludwig Meijer is negende kind en zesde zoon van het gezin in Breitenbach am Herzberg. Hij boekt goede schoolresultaten en lijkt af te stevenen op de universiteit. Als vader Meijer in 1731 overlijdt grijpt de achtjarige jongen de kans om zijn koers naar een militaire carrière te verleggen. Op zijn 19de levensjaar kan hij pas werkelijk in dienst en wordt cadet en onderofficier in het leger van landgraaf Willem VIII van Hessen-Kassel, de vervanger van zijn broer Frederik I, die zoals bekend koning in Zweden is. De landgraaf stelt subsidietroepen ter beschikking van de geallieerde legers van de Keizer, de Engelsen en de Republiek, die tegen de Fransen vechten in de Oostenrijkse Successieoorlog.
Eind 1745 gaat Wilhelm August deelnemen aan een Hessisch corps van bijna 6.000 man. Het corps bestaat vooral uit regimenten infanterie van prins Maximiliaan, von Mansbach, de garde en Dunop. Aanvoerder van het corps en commandant van het grootste regiment is prins Frederik II, de 25-jarige zoon van de landgraaf. Het corps marcheert naar de vesting Willemstad aan het Hollandsch Diep. Daar arriveren enkele tientallen transportboten uit Engeland met drie convooischepen. Het corps gaat aan boord en eind februari 1746 in Edinburgh aan wal. Daar gaat het een Engels leger helpen om een Jacobieteninvasie gesteund door Frankrijk terug te dringen. Als Engelse bevelvoerder is de hertog van Cumberland eerder vanuit het continent overgekomen. Hij is zoon van de Engelse koning George II van Hannover en broer van Marie (vrouw van prins Frederik II) en Anna (vrouw van prins Willem IV van Oranje).
In Edinbrugh trekken de Engelse troepen langs de kust noordwaarts naar Aberdeen en het Hessische corps landinwaarts naar Perth en Stirling om het kasteel van Blair te ontzetten. Ondanks het succes ergert Cumberland zich er aan dat de Hessen daarbij geen doden, gewonden en gevangenen maken, want hij behandelt Jacobieten als criminelen die de legitieme Hannoverse vorst van de Engelse troon willen stoten. Zijn zwager Frederik II hanteert echter de krijgsregels voor vijandelijke troepen. Dat verklaart waarom Cumberland de Hessen midden april afzijdig houdt bij de beslissende Slag bij Culloden en de daarop volgende klopjacht op Jacobieten. Vier dagen later scheept Wilhelm Ludwig met zijn corps in Newcastle al weer in en komt op 8 juni in Willemstad aan.
De Hessische regimenten marcheren naar Maastricht en voegen zich op 12 juli bij de geallieerde legers. Omdat Cumberland niet is meegekomen leidt generaal John Ligonier de Engelse en Hessische contingenten. De vijand onder Maurits van Saksen gaat nog lange tijd een veldslag uit de weg, tot op 11 oktober de Slag bij Rocourt tussen 200.000 man woedt. De Hessen bevinden zich in het centrum van de gevechten. Het jaar daarop is Cumberland de geallieerde opperbevelhebber tegenover Maurits van Saksen in de bloedige Slag bij Lafelt op 2 juli 1747. Legonier leidt de cavalerie succesvol, maar als zijn paard sneuvelt raakte hij in Franse gevangenschap. Wilhelm Ludwig overleeft beide grote slagen en keert door de Vrede van Aken eind 1748 naar huis terug.
Juni 1751 wordt Wilhelm Ludwig tot vaandrig in het infanterieregiment Prinz von Isenburg benoemd. In 1754 staat dat regiment in het garnizoen van Hanau en wordt het gezonden naar Gelnhausen. Die stad is aan de graven van Hanau in leen gegeven, maar gedraagt zich als vrije rijksstad, dus moet orde op zaken worden gesteld. Wilhelm Ludwig brengt een bezoek aan Altenhaβlau, een kwartier rijden van de stad. Het is een erfleengoed van de keurvorst van Palts-Neuburg, 14 jaar eerder gekocht door de familie von Drach. Hij wordt voorgesteld aan de twee nog levende zussen. Nadat de oudere zus Friedericke kort daarop overlijdt huwt hij de 26-jarige Charlotta Augusta Renata. Omdat de landgraaf op het punt staat zich onder Brunswijk in de Zevenjarige Oorlog te storten, weet zijn jonge vrouw hem er van te overtuigen daar geen gehoor aan te geven en een rustiger leven op Altenhaβlau te leiden. Op zijn verzoek krijgt hij op 28 februari 1756 ontslag en geeft luitenant-generaal von Wutginau hem een gunstig getuigschrift voor zijn bijna vijf jaar als vaandrig.
Al dan niet op uitnodiging dient Wilhelm Ludwig het jaar daarop een verzoek in bij de keizer in Wenen om hem in de rijksadelstand te verheffen. Deze besluit daartoe op 15 maart 1757. Het wapenschild van de Meijers met de zwarte ram wordt uitgebreid: (3)
Wapenschild horizontaal gedeeld, onder verticaal gesplist
boven in rood veld twee zilveren kruisbalken, daartussen vier gouden ringen
rechtsonder in blauw veld een steigerende ram
linksonder in zilver veld een opspringende zwarte windhond met gouden band
op het schild een open toernooihelm met wrong
daarop een gouden draak met uitgespreide vleugels tussen twee buffelhoorns
helmversiering en dekkleed rechts goud-rood en links zilver-blauw
De achternaam van Wilhelm Ludwig en zijn echte nakomelingen wordt uitgebreid tot Meijer von Meijerfeld. Zijn kinderen laten het deel Meijer weg, wilswaar zonder toestemming, maar onbestreden. Zij voegen Freiherr of Baron toe, maar daarvan is in de adelsbrief of later geen sprake.
Zijn vrouw schenkt hem vanaf 1756 vier zoons. In de Zevenjarige Oorlog vallen veel Duitse vorstendommen in Franse handen, waaronder Hessen-Kassel. Aan het landgoed Altenhaβlau worden zware verplichtingen opgelegd, waardoor een gebrek aan voedsel ontstaat. Hierdoor en door een roodvonkepidemie sterven de twee oudste zoontjes. Eind 1762 overlijdt ook de moeder op 36–jarige leeftijd.
Wilhelm Ludwig besluit na drie jaar een tweede huwelijk te sluiten om de opvoeding van zijn overgebleven twee zoons en het onderhoud van het landgoed te verbeteren. In 1766 trouwt hij de 32-jarige Marie Philippine Henriëtte Gremp von Freudenstein. Zij woont bij haar familie vlakbij in Gelnhausen op de burcht. Slotheer Christian Jacob had haar in de familie opgenomen, toen zij op 8-jarige leeftijd haar vader, moeder en stiefmoeder kwijt was door overlijden in Bockenheim bij Frankfurt. Zij krijgt twee zoons. Bij de geboorte van de tweede zoon August vraagt de moeder om ondersteuning van de stad Gelnhausen bij zijn uitrusting. In plaats van zich met de haar toebedachte taken bezig te houden zet zij haar uitgaansleven in Gelnhausen voort. Een oudere zuster van Wilhelm Ludwig neemt de zorgtaken op zich. Zijn nieuwe vrouw overlijdt kort nadat het hem na een langdurige rechtszaak gelukt is om van haar te scheiden.
De zoons krijgen onderwijs van hun vader. De hervormde dominee Hassenpflug in Alternhaβlau geeft Latijn en godsdienstlessen. Zoon Wilhelm August gaat het leren goed af en daarom wordt hij voor de rechtswetenschappen voorbestemd. Voor Friedrich August geldt dat minder, waardoor hen een militaire loopbaan staat te wachten. Dat geldt ook voor August uit het tweede huwelijk. Wilhelm wil net als zijn vader destijds ook een militaire loopbaan, maar het lukt niet zijn vader op andere gedachten te brengen. Als de erfprins van Hessen in 1776 troepen in Engelse dienst stelt om in Noord-Amerika te vechten wil hij op 16-jarige leeftijd officier in deze troepen worden. Weer vindt hij zijn vader op zijn weg. Een nieuwe kans doet zich drie jaar later voor als zijn vader zijn broer Friedrich aanmeldt als onderofficier bij het in Hanau achtergebleven 2de bataljon van het gardegrenadiersregiment, waarop de erfprins aangeeft beide zonen te willen zien. Weer vraagt Wilhelm zijn vader om toestemming, maar na diens derde weigering besluit hij de wensen van zijn vader te respecteren. Hij antwoordt gehoorzaamheid aan zijn vader hoger te schatten en het verzoek van de erfprins – hoe ongaarne ook – te moeten afwijzen. De vorst repliceert:
diese kindliche Gesinnung und Handlung schätze ich sehr und glaube, daβ Sie sich dadurch bestimmen lassen werden, auf der Universität so fleitzig zu sein, daβ Sie auch om Zivilstande Ihrem Vaterlande und mir dereinst nützliche Diensten leisten können.
Kort hierop in september 1780 start Wilhelm zijn rechtenstudie in Gieβen. Hij heeft het er zo naar zijn zin, dat hij een plan om naar Göttingen over te stappen laat varen. Al eind 1783 sluit hij succesvol zijn academische studie af en solliciteert aansluitend naar het ambt van assessor bij de Kurhessische regering en het gerechtshof in Hanau, waarvoor hij pas een half jaar na een extra examen wordt toegelaten. Daardoor wordt hij 7 juli 1784 met twee anderen door de Erfprins ingezworen, met de opmerking dat het drietal geen stemrecht in de regering en het gerechtshof heeft, naast de twee maal tien wel stemhebbende leden. Hoewel het een dagvullende betrekking is, ontvangen zij evenmin salaris. Vanaf 30 mei 1788 krijgt Wilhelm wel een stem bij beide colleges en ontvangt een jaarwedde van 300 tot 400 florijn. Op 18 april 1791 volgt zijn benoeming tot lid van het gerechtsof met een jaarwedde van 900 tot 1000 florijn.
Friedrich start aansluitend aan het gesprek met de Erfprins zijn militaire loopbaan. Al op 6 januari 1781 valt hem de door zijn oudere broer gekoesterde wens ten deel. Hij reist in Engelse dienst naar Halifax in Noord-Amerika en is daar kornet in het vrijkorps Hessen-Nassau.
Derde zoon August gaat in 1785 op 11-jarige leeftijd naar de Hohen Carls-Schule in Stuttgart, een militaire academie. Daarna treedt hij in dienst van het Pruisische leger in Westfalen.
12. De 25-jarige zoon van de landgraaf Frederik II voert de Hessische troepen aan in de Zuidelijke Nederlanden. Hij is getrouwd met Maria van Hannover, dochter van George II, koning van Engeland, wiens 25-jarige zoon de hertog van Cumberland de legeraanvoerder is. Een andere dochter Anna trouwt met stadhouder Willem IV van de Republiek.
2. Meijer, Wilhelm Ludwig, Adelsstand, ‘von Meijerfeld’, privilegium denominandi, Lehenberechtigung, 15-03-1757, AT-OeStA/AVA Adel RAA 268.21. Onjuist wordt het schild eerst verticaal en dan links horizontaal gedeeld in G.A. Tammann, “Meyerfeld (des Stammes Meyer) Erloschen”, in: von Hück, Genealogisch Handbuch der Adeligen Häuser, deel B 7, in: Genealogisches Handbuch des Adels, deel 36, Limburg an der Lahn 1965, pag. 285-290, Portr.