Hoewel Johann August von Meijerfeldt jr niet in Pruisische dienst staat, geldt het verbod van de Zweedse koning om in buitenlandse dienst te zijn ook voor hem. Hij aarzelt echter om de actieve veldtochten onder de bekwame Hertog van Brunswijk in te ruilen voor een afwachtende garnizoensbaan in een Pommerse vestingstad. Dat hij aan het verbod geen ogenblikkelijk gehoor geeft, stoort de Zweedse regering in hoge mate. Op 8 november schrijft Von Höpken aan Adam Arvidsson Horn vertaald uit het Frans: (1)
U zult gemerkt hebben dat ik tot nu toe niets heb opgemerkt over het gedrag van graaf Meyerfelt, uw zwager. Hij weet dat we in oorlog zijn en hij zit in een leger dat tegen de belangen van Zweden is; hij weet ook dat we in de koningsstaten van Duitsland de pleitbezorgers van de keizer hebben gepubliceerd die het dragen van wapens verbieden ten gunste van de koning van Pruisen en zijn bondgenoten, en ondanks al deze overwegingen en al deze informatie keert hij niet terug naar zijn plicht en het bevel van de koning. Ik ben te gehecht aan u om niet te bekennen dat ik mijn ogen voor dit alles heb gesloten, omdat graaf Meyerfelt u door bloedbanden toebehoort; maar door een effect van dezelfde gehechtheid zou ik je willen vragen hem in dit opzicht wakker te schudden, zodat hem niets overkomt dat onaangenaam zou kunnen zijn. Er zijn andere Zweden in de troepen van Brunswijk, maar ik geef niet om hen, omdat het ballingen en expats zijn. Ik ben alleen geïnteresseerd in de Heer Graaf Meyerfelt door de interesse die u toont in wat hem aangaat.
Deze nog welwillende houding moet naast de genoemde overwegingen worden toegeschreven aan Johann August’s hoge komaf en aan het feit dat Zweden weinig officieren telt, die zo met de oorlog vertrouwd zijn. Hij is al ingedeeld als eerste majoor in het regiment van kolonel Löwenfels. (2)
De Zweedse legers beginnen succesvol met de veroveren van Stettin. Geleidelijk worden ze echter over de grens teruggedrongen. Op 30 december krijgt de Zweedse verdediging van de Trebelovergang bij Nehringen opdracht zich naar Tribsees terug te trekken. Misschien is dit het signaal voor Johann August om aan de bevelen van de koning gehoor te geven. Hij staat op dat moment aan het front bij het door de Fransen veroverde Hannover en spoedt zich vandaar naar Stralsund, om tegen de Pruisische blokkade van de stad deel te nemen.
Gravin Brita von Meijerfeldt-Barnekow geeft in de eerste maand van 1758 gehoor aan de oproep van de Zweedse regering. Deze vroeg haar onderdanen niet voor de Pommerse Oorlog te vluchten en hun landgoederen daar onbeheerd achter te laten. Desalniettemin weigert de regering haar, vanwege de belegering van Stralsund, een pas te geven voor een beschermde tocht van Stralsund naar Nehringen. (3)
Dat jaar moet er worden voorzien in de opvolging van de pastor van Glewitz en Medrow. Vollrat Friedrich Ruch had de functie sinds 1712 vervuld en was in 1757 overleden. De eerdervermelde Aeminga’s hebben wel een idee: hun aangetrouwde neef Albrecht Ernst Battus. Diens Nederlandse voorvaderen waren voor Hertog Alva gevlucht naar Hamburg en vandaar naar Pommeren verhuisd. Na zijn start eind dat jaar blijkt hij zeer streng voor zichzelf en voor anderen te zijn, waardoor hij weinig geliefd is, zeker in latere jaren als zijn vrouw blind wordt. Desalniettemin vervult hij zijn functie lange tijd, tot zijn dood op 4 december 1796. (4)
Op 18 juli 1758 wordt Johann August benoemd tot commandant van het Eerste Duitse bataljon grenadiers, bestaande uit eerst 384 en uiteindelijk 400 man in 4 compagnieën. Hij is in de rang van eerste majoor derde in commando in het regiment van kolonel Löwenfels en luitenant-kolonel Höpken. De hoge berenmutsen van zijn grenadiers lijken verwarrend veel op die van de Pruisen. Om verwarring te voorkomen laat Johann August zwart leer over de koperen voorplaat aanbrengen. De Pommerse Oorlog wordt in wezen tussen twee zwakke legers gevoerd. De Zweden hebben sinds de dagen van Karel XII geen goed getraind en uitgerust leger meer, terwijl de Pruisen hun beste troepen tegen sterkere leden van de alliantie moeten inzetten.
Met zijn nieuwe bataljon maakt Johann August in Pommeren de herovering van Peenemünde mee. In gevechten nabij Güstrow op 19 november proberen de Pruisen vanuit Mecklenburg een doorbraak te forceren. Zij slagen er in Pommeren binnen te rukken en Damgarten te veroveren. De Zweedse bevelhebber Lantinghausen zendt majoor Von Meijerfeldt naar de daarachter gelegen pas. Met zijn bataljon grenadiers en het regiment cavalerie van Småland rukt hij haastig op, maar de Pruisische voorhoede onder Von Diericke is de pas al voorbij en rukt op naar Stralsund. In Steinhage bij Richtenberg lukt het Johann August stelling te nemen. Op 2 januari 1759 komt de Pruisische aanval. De Zweedse patrouille valt in handen van Pruisische huzaren. Dit toeval en de zware sneeuwval zijn er de oorzaak van, dat de Pruisen het Zweedse kamp ongezien kunnen naderen. De naar het schijnt niet erg waakzame Zweden worden in hun kwartier overvallen. Met het bieden van dappere weerstand maken zij hun fout echter ongedaan. De terugtocht verloopt gedisciplineerd en daardoor lukt het Johann August weer front te maken bij het Defilée van Seemuhl, de toegangspoort tot de weg naar Stralsund. De Zweedse verliezen zijn aanzienlijk.
Op 29 juli 1759 leidt Johann August de bezettingstroepen in Wolgast. Onder zijn toeziend ook worden zes van zijn soldaten verhoord, die ingekwartierd zijn bij enkele woningen die plotseling uitbranden. Er kan geen verklaring worden gevonden en de arme bewoners blijven zonder huizen en bezittingen achter. (5)
Een andere actie waarbij Johann August bekendheid verwerft is de bestorming van Swinemünde (Swinoujscie) en Wolin aan de monding van de Oder van 27 augustus tot 16 september 1759. Hij zet de bestorming in met een aanval om 4.00 uur in de nacht. Onder dekking van enkele andere regimenten weet hij de stad met een Pruisisch garnizoen van 80 man onder Prenz in te nemen.
Ook op 15 september leidt hij zijn grenadiers in de eerste succesvolle aanval op een buitenpost van Wolin en neemt de dag daarop de aanval op de Swinepoort voor zijn rekening. Daar komen zijn manschappen echter onder hevig vuur vanaf de bastions te liggen, moeten met veel verliezen terugtrekken en hebben ook geen succes met een versterkte aanval met twee kanonnen. Omdat de andere poorten wel worden ingenomen geeft het Pruisische garnizoen van Wolin zich uiteindelijk over. Na afloop van de succesvolle aanval wordt het aan Lantinghausen overgelaten Von Meijerfeldt te belonen voor zijn buitengewone kwaliteiten als troepenofficier. Met voorbijgaan van de anciënniteitsvolgorde volgens een recent dienstbevel wordt hij op 22 oktober bevorderd tot luitenant-kolonel in het regiment van Löwenfels, dat half in Skåne half in Pommeren gelegerd is. Later wordt de naam van het regiment omgedoopt tot Sprengtporten.
Brita Barnekow neemt in de jaren ’50 allerlei initiatieven om de kerk van Sövde uit te breiden en van binnen te verfraaien.
Op 2 april 1760 doet zij afstand van haar vruchtgebruik over Gammel Kjøgegaard en Näsby. De opbrengsten van deze landgoederen vallen nu in handen van de eigenaren Carl Friedrich jr respectievelijk Johann August jr. Zij moeten hun zuster Anna Catharina daarvoor compenseren. De pachter van Gammel Kjøgegaard – Christian Brasch – is niet gelukkig dat hij het contact met de 60-jarige gravin verliest. Het is mogelijk dat Carl Friedrich ook op het landgoed gaat wonen, want hij treedt dat jaar in Deense militaire dienst in de rang van luitenant-kolonel.
Zweeds-Pommeren in 1761
In de Rijksdag van 15 januari 1760 wordt gemeld, dat graaf Von Meijerfeldt in de Zweedse provincie Dalarna rondreist met politiemannen en overal rondvertelt dat er een nieuwe partij in Stockholm aan de macht zal komen. Daarmee moet hij de Hofpartij hebben bedoeld. (6)
De strijd in Pommeren laait weer op als de Zweden een winterveldtocht 1761-1762 ondernemen. Johann August marcheert snel en verovert op 13 augustus 1761 met zijn bataljon aangevuld met versterkingen de stad Friedland op enkele Stettinse corpsen. Op 22 augustus neemt hij onder Stackelberg deel aan gevechten bij Neubrandenburg en op 7 september keert hij in Friedland terug. Tien dagen later weet Johann August de Zweedse troepen daar met een aanval vanuit de flanken en de rug te ontzetten. (7)
Carl Friedrich blijft zich roeren in de politiek. Bij brief van 6 oktober feliciteert hij Fredrik Axel von Fersen (1719-1794) met zijn benoeming tot Landmaarschalk (adellijke woordvoerder) in de Rijksdag:
“Je vous felicité de grand cœur seigneur de l’honneur & du bonheur que vous allés avoire aujourd’hui à devenir Le premier Citoyen dans votre Patrie.”
Hij verwijst duidelijk terug naar de tijden van de Romeinse Senaat. (8)
Aan het oorlogsfront steken de Pruisen in december over de bevroren Peene onder hevige sneeuwstormen onder commandant Von Belling op enkele plaatsen de grens over, onder andere op 12 december bij Nehringen. De Zweedse commandanten trekken zich terug, maar niet Johann August. Hij slaat twee dagen later bij Anklam terug en herovert de stad. Op 20 december vraagt de Zweedse opperbevelhebber hem zelfs de Peene over te trekken om de Hertog van Mecklenburg te hulp te schieten met bataljons, 3 squadrons en 200 huzaren.
Een laatste oorlogsbericht over Johann August is te vinden in een brief van luitenant-generaal Augustin Ehrensvärd aan de koning. Hij besluit niet op diens versterking te wachten, maar van Dargun naar Malchin op te trekken om zich de eerste dagen van 1762 te verenigen met andere Zweedse compagnieën voor de Slag bij Neu-Kahlen, waar Von Meijerfeldt actief bij betrokken is.
Op 15 februari 1762 komt een einde aan de Zevenjarige Oorlog met de Vrede van Hubertsburg. De grondslag van de vrede is de status quo, zodat Voor-Pommeren opnieuw in Zweedse handen blijft. Voor zijn aandeel in de winterveldtocht wordt Johann August op 29 juni bevorderd tot kolonel in het leger, hetgeen in die tijd gezien zijn 37-jarige leeftijd een hoge rang is. Daar moet wel bij gezegd worden, dat er geen plaats is om die functie ook echt te bekleden en hij in zijn regiment nog steeds majoor is, met het bijpassende salaris. Hij had op 21 januari wel een pensioen van 400 daalders per jaar toegekend gekregen. (9)
Op 12 september steekt Johann August over van Stralsund naar Ystad en ruim drie weken later varen zijn moeder en broer in omgekeerde richting. Dat blijkt de voorbode te zijn van een landgoedruil op 31 december. Johann August krijgt het Deense Gammel Kjøgegaard, dat zodoende maar twee jaar door Carl Friedrich bestuurd is. In ruil daarvoor krijgt de laatste Medrow, waardoor beide Pommerse landgoederen in één hand komen. Hij bewoont in Stralsund het Rotermunder Haus, waar hij zich bezig houdt met het opbouwen van een bibliotheek voor de familie Von Meijerfeldt en alle aangetrouwde adellijke families. Ter financiering van dit project verzoekt hij de betrokken families om donaties. (10)
Kamerheer graaf Carl Friedrich von Meijerfeldt jr
Van Carl Friedrich wordt opgegeven, dat hij in 1762 Hessische dienst de kolonelsrang bekleedt. Van een verwisseling met de in die tijd levende Hessische luitenant Wilhelm Ludwig von Meyerfeld (1723-1804) kan geen sprake zijn, omdat hij dan al in een lagere rang de dienst verlaten heeft. Het is waarschijnlijk, dat hij in deze tijd in dienst van de keurvorst van Hessen treedt. (zie deel 3).
1. A.J. von Höpken, “Skrifter”, Stockholm 1890, deel 1, pag. 355-356.
2. Krigsarkivet Sverige, 0078/A/004:Ö/E 5, Arméns Pensionskassa, Meritband, deel 1-2-3, folio 635.
3. A.J. von Höpken, deel 2, pag. 462.
4. D.H. Biederstedt, “Beyträge zur Geschichte der Kirchen und Prediger in Neuvorpomern”, deel 2, Greifswald 1818, pag. 12-13.
5. C. Heller, “Chronik der Stadt Wolgast”, Greifswald 1829, pag. 280.
6. Tidningar, under Riksdagen, ifrån den 31 October 1760 till den Augusti 1761, Handlingar rörande Skandinaviens historia, deel, 15, pag. 123 en daarop gebaseerd “Biografiskt Lexikon öfver Namnkunnige Svenska Män”, deel 9, pag. 66. De eerste bron refereert in het register aan Carl Friedrich von Meijerfeldt. De weinig flatteuze toevoeging “med olyckeliga ansigtet” (met het ongelukkige gelaat) duidt ook op hem.
7. Posttidningar, 27-08-1761 en 05-10-1761. K.M. von Sulicki, “Der Siebenjährige Krieg in Pommeren”, Berlin 1867, pag. 190, 238, 614 e.v.
8. Riksarkivet Sverige, Stafsundsarkivet, Axel von Fersen d.ä.:s Arkiv, Vol. 7, op.cit. C. Wolff, “Noble conceptions of politics in eighteenth-century Sweden (ca 1740-1790)”, Helsinki 2008, pag. 75 en “Artistocratic Notions of Liberty and Patriotism in the Age of Liberty”, ïn “Scandinavia in the Age of Revolution, Nordic Political Cultures (1740-1820)”, Farnham/Burlington 2011, pag. 122.
9. Posttidningar, 21-10-1762.
10. Riksarkivet Sverige, Biographica M 8 b, brief d.d. 15-02-1766 van Carl Friedrich von Meijerfeldt aan Carl Sparre.