Op 24 november 1674 verheft koning Karel XI Andreas Meijer in de Zweedse adelstand door ondertekening van een “sköldebref” (schildbrief) in Stockholm. (1) In de brief staat dat hij vanaf zijn jeugd zowel in binnen- als buitenland uitstekende diensten heeft bewezen, maar over zijn familie staat niets. Er zijn wel twee verbindingen met het Lijflandse geslacht. De eerste is zijn familienaam Meijer, die wordt uitgebreid tot Meijerfelt. De tweede verbinding is de zilveren sikkel in blauw veld in de bovenste helft van het nieuwe wapenschild.
De beschrijving van het wapen luidt als volgt:
Transcriptie | Vertaling |
En skild fördeelt i twenne fäldt, dett úndersta hwitt med een fästning úthi aff tree Bastioner, wallerne öfwer alt gröna med en lijten watnegraff rúndt omkring. dett öfwersta fältet blått med en úthsträckt hwijt arm hafwandes en skära úthi handen, ofwan på skölden en öpen tornerhielm med twänne wärior korswijs med guldene fäster. Löffwärcket aff blåhwijt och grön förga, únder hwar andra förmängde och med små gúldstrijmor úthzijrade, aldeles som wapnet står här hoos affmåhlat. | Een schild verdeeld in twee velden, het onderste wit met een vesting waaraan drie bastions, de wallen overal groen met een smalle watergang rond daaromheen. Het bovenste veld blauw met een uitgestrekte witte arm houdende een sikkel in de hand, boven op het schild een open toernooihelm met twee zwaarden gekruist met gouden handvest. Het lofwerk van blauw-witte en groene kleur, waaronder verscheidene en met smalle goudlijnen versierselen, zoals het wapen hier staat op de schildering. |
Ten opzichte van het Lijflandse wapenschild is extra, dat een zilveren arm de sikkel vasthoudt en dat er een onderste helft met een vesting is. Die helft is identiek aan het wapen van Andreas’ beschermheer von Wrangel. Het kan ook op bet slotheerschap van zijn voorvaders duiden en op het feit dat hij ingenieur is. Een vierzijdige vesting staat bovendien symbool voor het Christelijke kruis. De toernooihelm en gekruiste degens slaan op de militaire activiteiten in de eerste helft van zijn loopbaan.
Het netschrift van de schildbrief met de tekening van het wapen is niet beschikbaar, maar bij de introductie in 1675 in het Ridderhuis aan de Riddarhusettorget 10 in Stockholm is gelukkig een schildering gemaakt en bewaard. Het hangt in de Ridderzaal, de rechtertrap naar beneden, aan de linkerwand.
Foto: K.-H. Stiernspetz
Fotoafdruk en -scan: FamilieArchief
Hier en daar wijkt de schilder af van de wapenbrief en pleegt enkele aanvullingen. In het bovenveld komt de gestrekte arm van links, is geharnast en de sikkel is getand. In het onderveld heeft de vesting een vierde bastion gekregen, staan op alle vier schietende kanonnen, zijn de wallen niet groen (sinopel) en is het veld goud in plaats van zilver. De open toernooihelm is van binnen keel (rood) met een azuur-sinopele band er boven.
Bovenaan het schild staat MEIJERFELT en onderaan N.°. Er staat geen volgnummer achter. Dat luidt bij de introductie 841, maar is ergens rond 1850 schuift het volgens de administratie van het Ridderhuis door naar nummer 864. Misschien is het nummer expres open gelaten of is de goudverf van het getal van de schildplaat afgebladderd.
Het wapenschild wordt daarna in diverse wapenboeken afgebeeld, meestal in iets versimpelde vorm, soms afwijkend en vaak zwart-wit. De arm met sikkel wordt bijvoorbeeld meestal omgedraaid. Misschien hebben de auteurs van die wapenboeken naar het stempel gekeken (dat moet altijd spiegelbeeldig zijn om het correct in het lak af te drukken) of naar het latere gravenwapen (daarin staan arm en sikkel gespiegeld).
De schildbrief vermeldt tussen de open toernooihelm en de helmversiering van twee zwaarden niets. De Ridderhuisafbeelding voegt op die plaats een blauw-groene wrong toe. Dat is een rol van twee ineengedraaide repen stof, gevuld met haar of wol, aangebracht om vijandelijke slagen te breken. De meeste wapenboeken nemen de wrong over, behalve de Baltische, die er een adelskroon voor in de plaats zetten.
Adelskroon
Historisch Archief Estland (1) | Kiellberg 1734 (2) |
Cedercrona 1746 (3) | Carlskiöld 1764 (4) |
Klingspor & Stiernstedt 1865 (5) | Klingspor 1890 (6) |
Elgenstierna 1930 (7) | Müller 1931 (8) |
1. Andreas von Meijerfelt, Rahvusarhivis säilitatavate pitserite kujutised, f. 3742, n. 1, s. 142.
2. E. Kiellberg, “Sweriges Rikets Ridderskaps och Adels Wapnebok”, Stockholm 1734, pag. 145.
3. D.G. Cedercrona, “Sweriges Rikes Ridderskaps och Adels Wapen-Bok”, Stockholm 1746, pag. 94.
4. P. Carlskiöld, “Svea Rikes Ridderskaps och Adels Wapen-bok i Koppar-Stick”, Stockholm 1764, pag. 29.
5. C.A. Klingspor, A.W. Stiernstedt, “Sveriges ridderskaps och adels wapenbok”, Stockholm 1865, deel 2, pag. 97.
6. C.A. Klingspor, “Sveriges Ridderskaps och Adels Vapenbok”, Stockholm 1886, pag. 59 en pag. 22.
7. G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska Adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel V, pag. 226.
8. M. Müller, “Beitrag zur Baltischen Wappenkunde”, Riga 1931, Bu. 120.