De stamvader is overleden en het familiehuis verkocht. Dat is het signaal voor de 54-jarige moeder-weduwe Cato om te verhuizen. Ze keert terug binnen de Vest en huurt een woning in de Kipstraat. Haar zonen en de 15-jarige Nellie blijven bij haar wonen.
De 30-jarige Jan is nu zelfstandig timmerman. Of hij vijf jaar militaire diensttijd achter de rug heeft is onbekend. Vanaf de Kipstraat sleept hij opdrachten in de wacht. Bij het familiehuis en voor de buren heeft Jan welputten geboord voor het oppompen van grondwater, omdat de bleeksloot niet voor drinkwater bruikbaar was. Op de nieuwe locatie biedt hij zich daarom tevens aan als welputboorder.
Hendrik zet op zijn 28ste een punt achter de zeevaart en wordt ambtenaar bij de rijksoverheid. Op 1 september 1838 treedt hij in buitengewone dienst als Commies Indirecte Belastingen, In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen. Op 9 april was hij al aangenomen met de aantekening dat hij Engels en Maleis kan spreken en een week later was hij met zijn opleiding gestart. De marine zet zijn onbetaald verlof op 30 september 1839 om in definitief ontslag.
Carl is 23 jaar oud en is scheepstimmerman op ’s Lands Werf.
Friedrich rondt in 1838 op 21-jarige leeftijd zijn opleiding op het wachtschip Amstel af. Hij gaat als vierde stuurman over op Z.M. Brik van Oorlog Panter onder kapitein-luitenant ter zee L.J. de Vries. Het schip heeft 12 stukken en 100 koppen. Dit is geen wachtschip maar een heus zeeschip. Begin november kiest hij het ruime sop vanaf de rede van Hellevoetsluis naar Goeree en vandaar de Noordzee op met bestemming Batavia. (1)
Na ruim twee jaar is Frederik nog steeds niet uit Nederlands-Indië teruggekeerd. Integendeel, het bericht komt dat hij wegblijft. Op 10 maart 1841 was hij samen met stuurmansleerling Strijp ziek van boord van de Panter gehaald en drie dagen later in het Militair Hospitaal Weltevreden te Batavia gestorven, 23 jaar oud. Op 15 maart waren alleen zijn spullen terug aan boord gekomen en wist de bemanning hoe laat het was. (2)
Tante Engeltje Pieploo blijft ongehuwd en werkt sinds de dood van hun vader als dienstbode in het Buitengasthuis aan de Overtoom in Amsterdam. Daar komt zij op 4 december 1843 te overlijden.
Voorjaar 1844 verhuizen moeder, Jan, Carl en Nellie opnieuw, binnen de Vest van de Kipstraat naar Groenendal M 389. Eigenaar-bewoner van de woning is Evert Diederich, een bekende van de Lutherse kerk. Hij woont daar met zijn vier kinderen en zijn tweede vrouw Maria Elisabeth Governeur. Jan laat aan zijn klanten weten dat hij verhuisd is.
Rotterdamsche Courant, 4 mei 1844
Nog drie zoons van de stamvader kunnen de familienaam voortzetten, maar zij hebben geen vrouw. Carl en Hendrik vergroten de kans om stamhouder te worden door in 1845 kort na elkaar te trouwen.
De familienaam ondervindt in Amsterdam geen voortzetting. Enkele dagen vóór de dood van de stamvader had zijn oudste dochter Wilhelmina Augusta nog een dochtertje met haar eigen twee voornamen ter wereld gebracht, maar dat had slechts anderhalf jaar geleefd. Op 16 maart 1839 was haar vijfde en laatste kind Willem Gerrit van Paddenburg geboren. (3)
In Marlow vindt evenmin een voorzetting van de familienaam plaats. Augusta Juliana laat haar korte achternaam Meijer in de kerkboeken opschrijven. Op 8 juni 1838 overlijdt gewesen Gutspachter Thilo daar op 78-jarige leeftijd. Zij weet zelf nog haar 83ste verjaardag te halen en overlijdt op 23 augustus 1846. (4)
1. Scheepsjournaal Panter 1838-1842, NA 2.12.03, Inv 3564, 10 en 15 maart 1841. Adelborst 1e kl Pieter Toutenhoofd (1817-1894) schrijft na afloop een dagboek van de reis: “Particulier journaal en memoriaal (…) Panter, gewapend met 16 carronades à 30 lb, 2 jagers à 8 lb en bemand met 110 koppen”. Hij maakt zijn eerste echte storm mee: ‘voor my was deeze aangelegenheid niet onaangenaam‘. Het verslag wordt ingeleid door een wat algemener deel, gevolgd door een gedeelte dat ‘ik meer in de vorm van een journaal [zal] aanbieden, daar, de opelkander volgende gebeurtenissen toch achterelkander genoemd dienen te worden.‘ Toutenhoofd geeft veel beschouwingen over/ beschrijvingen van de natuur en de elementen en vertelt hoogdravend over de heroïek van het zeemansleven. Verder beschrijvingen van aangedane plaatsen, waaronder Spanje waar men aanlegt vanwege opgelopen averij.
2. Sterfregister der Residentie Batavia, SR 999-09, fol C 145, akte 2558, Familiearchief N.6, nr 31.
3. Geboorteakte 1835, Stadsarchief Amsterdam 5009, Inv 360, fol 160. Overlijdensakte 1837, SA 5009, Inv 382, fol 32. Geboorteakte 1839, SA 5009, Inv 403, fol 31.
4. Evangelische Kirche Marlow, Taufen, Heiraten, Tote u Konfirm 1802-1871, fol 449 en fol 512. Bij vader staat unbekannt, bij moeder Auguste Meyer en – kennelijk verwisseld – bij overledene Christiane Lembke.