2.5. Stadsfamilie

Na het overlijden van de stamvader en de verkoop van het huis blijven de weduwe en kinderen een stadsfamilie, aanvankelijk  in Rotterdam, maar  uiteindelijk in Amsterdam en voor een klein deel Dordrecht. Eind 1838 verhuist de 54-jarige moeder-weduwe Cato terug binnen de Vest, waar zij een woning huurt in de Kipstraat met de jongens in wisselende samenstellingen en 15-jarige Nellie.

In Amsterdam weet Wilhelmina Augusta niet dat haar vader overleden is. Was dat wel zo geweest, dan stond haar hoofd er niet naar. Enkele dagen voor zijn dood brengt zij haar vierde kind ter wereld. Het is een dochter die haar eigen twee voornamen krijgt. Zij leeft maar anderhalf jaar. Op 16 maart 1839 bevalt zij van haar vijfde en laatste kind, een zoon Willem Gerrit van Paddenburg. (1)

Jan is 30 jaar oud en zelfstandig timmerman, al dan niet onderbroken door vijf jaar militaire diensttijd. Hij verhuist mee naar de Kipstraat en sleept vanaf daar opdrachten in de wacht. Bij het familiehuis en voor de buren heeft Jan welputten geboord voor het oppompen van grondwater, omdat de bleeksloot niet voor drinkwater bruikbaar was. Op de nieuwe locatie biedt hij zich daarom tevens als welputboorder aan.

Hendrik zet op zijn 28ste een punt achter de zeevaart en wordt ambtenaar bij de rijksoverheid. Op 1 september 1838 treedt hij in buitengewone dienst als Commies Indirecte Belastingen, In- en Uitgaande Rechten en Accijnzen. Op 9 april was hij al aangenomen met de aantekening dat hij Engels en Maleis kan spreken en een week later was hij met zijn opleiding gestart. De marine zet zijn onbetaald verlof op 30 september 1839 om in definitief ontslag.

Carl is 23 jaar oud, woont ook op Kipstraat en is scheepstimmerman op ’s Lands Werf. 

Frederik – zoals Friedrich inmiddels wordt genoemd – rondt in het jaar 1838 op 21-jarige leeftijd zijn opleiding op het wachtschip Amstel af. Hij gaat als vierde stuurman over op Z.M. Brik van Oorlog Panter onder kapitein-luitenant ter zee L.J. de Vries. Het schip heeft 12 stukken en 100 koppen. Dit is geen wachtschip maar een heus zeeschip. Begin november kiest hij het ruime sop vanaf de rede van Hellevoetsluis naar Goeree en vandaar de Noordzee op met bestemming Batavia. (2)

Na ruim twee jaar is Frederik nog steeds niet uit Nederlands-Indië teruggekeerd. Integendeel, het bericht komt dat hij wegblijft. Op 10 maart 1841 was hij samen met stuurmansleerling Strijp ziek van boord van de Panter gehaald en drie dagen later in het Militair Hospitaal Weltevreden te Batavia gestorven, 23 jaar oud. Op 15 maart kwamen alleen zijn spullen terug aan boord gekomen en wist de bemanning hoe laat het was. (3)

Tante Engeltje Pieploo blijft ongehuwd en werkt sinds de dood van hun vader als dienstbode in het Buitengasthuis aan de Overtoom in Amsterdam. Daar komt zij op 4 december 1843 te overlijden.

Voorjaar 1844 verhuizen moeder, Jan, Carl en Nellie binnen de Vest van de Kipstraat naar Groenendal M 389. Eigenaar-bewoner van de woning is Evert Diederich, een bekende van de Lutherse kerk. Hij woont daar met zijn vier kinderen en zijn tweede vrouw Maria Elisabeth Governeur. Jan laat aan zijn klanten weten dat hij verhuisd is.

N.2 TimmermanRotterdamsche Courant, 4 mei 1844

Terug   ***   Verder

1.Geboorteakte 1835, Stadsarchief Amsterdam 5009, Inv 360, fol 160. Overlijdensakte 1837, SA 5009, Inv 382, fol 32. Geboorteakte 1839, SA 5009, Inv 403, fol 31.
2. Scheepsjournaal Panter 1838-1842, NA 2.12.03, Inv 3564, 10 en 15 maart 1841. Adelborst 1e kl Pieter Toutenhoofd
(1817-1894) schrijft na afloop een dagboek van de reis:  “Particulier journaal en memoriaal (…) Panter, gewapend met 16 carronades à 30 lb, 2 jagers à 8 lb en bemand met 110 koppen”. Hij maakt zijn eerste echte storm mee: ‘voor my was deeze aangelegenheid niet onaangenaam‘. Het verslag wordt ingeleid door een wat algemener deel, gevolgd door een gedeelte dat ‘ik meer in de vorm van een journaal [zal] aanbieden, daar, de opelkander volgende gebeurtenissen toch achterelkander genoemd dienen te worden.‘ Toutenhoofd geeft veel beschouwingen over/ beschrijvingen van de natuur en de elementen en vertelt hoogdravend over de heroïek van het zeemansleven. Verder beschrijvingen van aangedane plaatsen, waaronder Spanje waar men aanlegt vanwege opgelopen averij.
3. Sterfregister der Residentie Batavia, SR 999-09, fol C 145, akte 2558, Familiearchief N.6, nr 31.