De gezinnen in Amsterdam, in Marlow en in Rotterdam hebben volwassen zonen, maar alleen die in Rotterdam dragen de naam Von Meijenfeldt. Van hen zal slechts één op zijn beurt volwassen kinderen met de familienaam krijgen. Daarmee is hij de stamhouder van de familie en speelt vanaf hier de hoofdrol in deze kroniek. Het gaat om de derde zoon van de stamvader: Carl von Meijenfeldt.
In maart 1838 is Carl 23 jaar oud geworden en volgens de wet volwassen. Na de verkoop van het ouderlijk huis in september verhuist hij met zijn moeder, broer Jan en zus Nellie naar een huurwoning in de binnenstad aan de Kipstraat.
Carl von Meijenfeldt in 1895
L.R. Werner, Nieuwendijk Amsterdam
Carl is elf jaar scheepstimmerman bij ’s Rijkswerf in Rotterdam. Zijn equipagemeester is al die tijd Maurits Ver Huell, de neef van de admiraal onder Napoleon en de vader van Alexander, in wiens collectie de tekening bij het rekest van de stamvader terecht komt. Het jaar daarop wordt Ver Huell waarnemend directeur en kommandant der marine in het hoofddepartement van de Maas.
Quirijn Maurits Rudolph Ver Huell (1787-1860)
A. Ver Huell & E. Vermorcken, Gelders Archief 2039-1360
Broer Jan biedt zich op de Kipstraat aan als timmerman en welputboorder. Laatstbedoelde vaardigheid leerde hij bij het huis van zijn vader, toen hij putten naar het grondwater boorde voor het oppompen van drinkwater. Het slootwater was daartoe onbruikbaar geworden door het chloor dat op de bleekvelden werd gebruikt.
Friedrich komt begin april 1839 ver weg met het oorlogsbrik Panter op de rede van Batavia aan. Daarna gaat het verder naar het oosten tot de rede van Ambonia en dan naar de noordpunt van Celebes. Zo blijft hij twee jaar lang de wateren van Oost-Indië doorkruisen, totdat hij voor de rede van Batavia samen met stuurmansleerling Strijp ziek van de Panter wordt gehaald voor verpleging in het Militair Hospitaal Weltevreden. Dat was Hendrik ook overkomen, maar nu is het te laat. Na drie dagen sterft Friedrich von Meijenfeldt op 13 maart 1841 op 23-jarige leeftijd. Twee dagen later komen zijn spullen terug aan boord en begrijpt de bemanning hoe het is afgelopen. (1)
Nog niet wetend van dit onheil maakt Carl op 30 maart het bezoek mee van de nieuwe koning Willem II, die zijn vader na een 25-jarig bewind vorig jaar was opgevolgd en nu een officieel bezoek aan de Maasstad brengt. Die ochtend arriveert hij op ’s Rijks Werf met zijn Russische vrouw en drie kinderen. De net tot directeur benoemde Ver Huell betreedt met hen de eerder op de werf gebouwde koninklijke sloep met eenentwintig ereroeiers om naar het fregat India in de haven te brengen. Het jaar daarop komt de koning twee keer naar de werf, voor het vertrek en de latere aankomst van zijn getrouwde dochter prinses en groothertogin Sophie. Eind 1843 komt hij weer om het stoffelijk overschot van zijn vader Willem I van een schip uit Hamburg te halen, vier dagen in het ‘paleis’ te laten opbaren en in een stoet weg te rijden voor de begrafenis in Delft.
Moeder Cato komt in die tijd terug van een begrafenis in Amsterdam. Haar jongere zus Engeltje Pieploo was ongehuwd gebleven en had sinds de dood van hun vader Hendrik gewerkt als dienstbode in het Buitengasthuis aan de Overtoom. Daar was zij op 4 december 1843 gestorven.
1. Scheepsjournaal Panter 1838-1842, NA 2.12.03, Inv 3564, 10 en 15 maart 1841. Adelborst 1e kl Pieter Toutenhoofd (1817-1894) schrijft na afloop een dagboek van de reis: “Particulier journaal en memoriaal (…) Panter, gewapend met 16 carronades à 30 lb, 2 jagers à 8 lb en bemand met 110 koppen”. Hij maakt zijn eerste echte storm mee: ‘voor my was deeze aangelegenheid niet onaangenaam‘. Het verslag wordt ingeleid door een wat algemener deel, gevolgd door een gedeelte dat ‘ik meer in de vorm van een journaal [zal] aanbieden, daar, de opelkander volgende gebeurtenissen toch achterelkander genoemd dienen te worden.‘ Toutenhoofd geeft veel beschouwingen over/ beschrijvingen van de natuur en de elementen en vertelt hoogdravend over de heroïek van het zeemansleven. Verder beschrijvingen van aangedane plaatsen, waaronder Spanje waar men aanlegt vanwege opgelopen averij. Sterfregister der Residentie Batavia, SR 999-09, fol C 145, akte 2558, Familiearchief N.6, nr 31.