Het gezin groeit nog steeds, maar de inkomsten niet. Des te verrassender is het dat Johan August op 27 december 1816 in staat is in Rotterdam een huis met schuur en tuin te kopen. (1) De prijs is niet uit de notariële archieven te halen, maar vermoedelijk gaat het om een bedrag in de buurt van de 2.000 gulden. Dit bedrag komt overeen met het viervoudige van zijn jaarsalaris, dat nauwelijks voldoende is voor het levensonderhoud. Het is natuurlijk mogelijk dat handelskapitein Pieploo een schenking doet. Het huis aan de Palmgracht 25 dat hij tussen 1798 en 1803 had bezeten kostte ook 2.000 gulden. Meer aannemelijk is dat Johan August het door hem in Nijkerk uitgeleende geld begin 1815 terugkrijgt. Op 20 januari 1813 is Nieske van Dompselaar in Nijkerk overleden en Roelof Bosman is gehouden het bedrag vermeerderd met de rente van zo’n 250 gulden terug te betalen.
Goudsesingel, tussen Goudsepoort en Hofpoort,
in 1889 vlak vóór de demping.
De woning staat aan de Goudschen Cingel of Vest, aan de overzijde van de Goudschen Poort. Daar achter eindigt Rotterdam en begint het ambacht c.q. de polder Rubroek. Het huis ligt in wijk N en heeft nummer 66. Het is 38 m2 groot, iets meer dan 6 bij 6 meter. De schuur met erf zijn samen 150 m2. De verkoper is Isaac Annokké, die optreedt namens zijn vrouw Jacoba Wilhelmina Verdonk en haar zuster Wilhelmina Petronella Verdonk, die het huis via hun moeder Geertruij Bakkers († 1808) van hun vader Willem Verdonk (†1800) erfden. Laatstgenoemde had het huis op 23 juni 1779 uit de nalatenschap van Ary Danserweg gekocht.
Het zou te veel toeval zijn als Johannes Thoolen, metselaar en huurbaas van Johan August, niet zijn tipgever is. Deze heeft namelijk drie percelen aan de Goudschen Cingel, uitgerekend langs de steeg met de naam Spinnekopsgang die naar het onderhavige huis met schuur en erf leidt. Eerst volgt nog het perceel van A.W. Willers, schout in Nederweert. Vanaf de Goudschen Ryweg, een brede zijstraat van de Gousche Singel, zijn er via de percelen van C. Welenhoek (later J. Heusdens), M. Verbrugge (later Ringlever-Lagemans en Blason) of grotere percelen van J. Wielander geen doorgangen. Aan de andere zijde loopt een bleeksloot, enkele percelen van Deutz en enorme blekerijen van Johanna Niessen, weduwe van P. Lovens. Het is goed mogelijk dat het gezin ter plaatse bijverdient met het bleken van wasgoed.
Kadastrale kaart Rotterdam 1832, Rubriek N, Sectie E,
Meijenfeldt, van, J.A., Constabel der Marine
perceelnummer 457 tuin als erf 79 m2 en
perceelnummer 458, huis 38 m2 met schuur en erf 71 m2
In het nieuwe Rotterdamse huis van Johan August worden nog drie kinderen geboren: Friedrich – later Frederik genoemd – (1817), Anthonetta Engelina Juliana (1821) en Engelina Catharina Margaretha Augusta (1823). In het gezin zijn nu dus 8 monden te vullen. Om het hoofd boven water te kunnen houden besluit Johan August op 18 april 1823 een hypotheek van 200 gulden op zijn woning af te sluiten bij koopman Willem de Vlugt. (2) Op dezelfde dag maken Johan August en zijn vrouw een testament op, waarin zij elkaar als enig algemeen erfgenaam aanwijzen. (3)
Ruim drie jaar nadat Wilhelmina Augusta verhuisde van de Bloemstraat naar het Almoezeniersweeshuis in Amsterdam waren allebei haar grootouders kort na elkaar overleden. Op 10 november 1818 legt zij geloofsbelijdenis af in de Oude Kerk bij de nieuwe dominee Uckerman (1773-1850) van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. (4)
1. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 496/1124.
2. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 500/142.
3. Stadsarchief Rotterdam, Nieuw Notarieel Archief 520/-168-170. De originele testamenten bevinden zich in het Familiearchief [AF/N/31-32].
4. Stadsarchief Amsterdam, Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente (PA 190), Boek van Dooplingen, Ledematen en Echtverbintenissen van Do. Uckerman (nr. 212), Afdeling 2, Vrouwe Ledematen onder W (“Wilhelmina Augusta Meijveld”); evenzo Lidmatenregister (film 972).