In de tak de Haas hebben de vier broers Carl, Frits, Willem en Jan op diverse manieren te maken met de Tweede Wereldoorlog. Hetzelfde geldt voor de vier zonen van Frits, te weten Carl, Frits, Gerard en Herry.
Frits’ tweede zoon Frits doet op 23 februari 1940 aangifte bij de politie van Amsterdam, bureau Leidscheplein, van een diefstal. Voor het huis van zijn ouders aan Bachplein 6 is een Fongers fiets ter waarde van 20 gulden gestolen. De inval van de Duitsers weerhoudt zijn vader er niet van op 20 januari 1942 aangifte te doen van een soortgelijk vergrijp: diefstal van alle banden en lantaarns ter waarde van 15 gulden. (1)
Frits’ oudste zoon Carl doet ten tijde van de Duitse inval dienst bij het Koninklijk Marine Instituut in Den Helder. Hij heeft na twee jaar studie de officiersrang van sergeant adelborst bereikt. De capitulatie leidt tot zijn demobilisatie. Hij studeert vervolgens geneeskunde, maar moet de studie staken omdat hij weigert de zogenaamde loyaliteitsverklaring aan de Duitse bezetter te tekenen. De Duitsers eisen een erewoordverklaring van beroepsmilitairen om geen oorlogshandelingen te ondernemen. Carl twijfelt, omdat hij eerder de loyaliteitsverklaring weigerde te tekenen, maar zijn hoogste chef ziet geen bezwaar. Medio juli tekent hij, waardoor hij in Nederland kan blijven en zich alleen zo nu en dan hoeft te melden.
Op 10 januari 1941 komt Carl van Kempen & Co aan de Herengracht naar de Vijzelstraat aanlopen. Ondanks zijn leeftijd springt hij op de bijwagen van tram 24, terwijl deze nog niet geheel tot stilstand is gekomen. Hij struikelt en breekt zijn rechter enkel. Door de GG & GD wordt hij naar het Binnengasthuis vervoerd, waar de enkel gezet wordt. Dezelfde Carl doet dat jaar aangifte bij de politie van diefstal en vernieling van hout in een onbewoonbaar verklaarde woning aan de Stromarkt 3. Waarom hij de aangifte doet is niet duidelijk, want zijn werk en huis liggen een flink eind verderop. (2)
Op 15 mei 1942 moet Frits’ zoon Carl zich weer in de kazerne in Bussum melden en er gaan geruchten dat de Duitsers van de meldplicht gaan afzien. In plaats daarvan wordt hij samen met zijn collega’s vastgehouden, mag een briefje aan zijn ouders ondertekenen om uniform, kleren en toiletartikelen van maximaal 25 kg binnen 5 dagen naar de kazerne te zenden en wordt nog diezelfde dag op de trein gezet naar krijgsgevangenkamp Oflag XIII-b in Neurenberg-Langwasser, Beieren. (3) Daar komen totaal 2000 militairen aan en op 8 augustus gaan zij per trein naar het inmiddels afgebouwde krijgsgevangenkamp Stalag 371 in Stanislau, Polen (Ivano-Frankivsk, Oekraïne). Op 23 april 1943 wordt hij als krijgsgevangene ontslagen en te werk gesteld in Berlijn. Daar weet hij gedurende de verwarring door de geallieerde bombardementen naar Nederland te ontkomen, waar hij ondergronds gaat en deelneemt aan het verzet (Binnenlandse Strijdkrachten). Hij commandeert aan het eind van de oorlog een groep, die moet voorkomen dat de Duitsers strategische installaties in Amsterdam opblazen. Hij brengt een periode van herstel door in de tuin van de familie Van der Graaf en huwt hun dochter Hanny direct na de oorlog.
Vader Frits kan uiteindelijk veel Joden door de oorlog heen helpen. In de kelder van zijn huis en aangrenzende huizen aan het Bachplein in Amsterdam verbergt hij ze.
1. Stadsarchief Amsterdam, 5225 Politierapporten ’40-’45, inventaris 6173, rapport 54, pag. 58 en inventaris 6177, pag. 204.
2. Stadsarchief Amsterdam, 5225 Politierapporten ’40-’45, inventaris 6729, rapport 10 en inventaris 7009, pag. 157.
3. Nationaal Archief, Ministerie van Defensie: Collectie Krijgsgevangenen, nummer toegang 2.13.98, inventarisnummer 11, “Meyenfeldt van Carl F. 30322 4-5-1921 1921 Amsterdam 21 Fahnrich z See Marine Bussum 15-5-1942 23-4-1943 an Wehrmachtsbefehlhaber der Niederlanden überstellt”.