Niet alle orthodoxe protestanten hebben zich van de Nederlands Hervormde Kerk afgescheiden. Willem Hovij en de belangrijke voorman dominee Abraham Kuyper proberen de moederkerk in juiste richting terug te krijgen. Zij slagen er in Amsterdam in een meerderheid in de Kerkenraad te verwerven. Landelijk is de meerderheid vrijzinnig en schorst begin 1886 alle orthodoxe leden in Amsterdamse kerkenraad. Kuyper acht dat onrechtmatig. Kater forceert voor hem de toegang tot de Nieuwe Kerk aan de Dam en maakt van binnenuit de deur open, later bekend als de Paneelzagerij. Kuyper krijgt de ledenadministratie en de geldkas echter niet te pakken. Zijn geschorste groep maakt zich daarom tijdelijk los van de hiërarchische Synode en gaat in lokale dolerende (klagende) groepen verder totdat de Hervormden op zijn rechte pad zijn gekomen. Hij gebruikt voor die plaatselijke groepen de oude naam van de moederkerk: Nederduits Gereformeerde Kerk. Op de moederkerk kan hij lang wachten, zodat naast de Afscheiding nog een tweede afsplitsing ontstaat: de Doleantie. Kuyper had de krant De Standaard, de Vrije Universiteit en de Anti-Revolutionaire Partij al opgericht, en wil nu een eigen kerkgebouw. Willem Hovij is zoals altijd zijn belangrijkste geldschieter. Aan de Keizersgracht verrijst een nieuwe kerk, nog wel apart van het Christelijk Gereformeerde kerkgebouw en van de geloofsgemeenschap, maar fusiegesprekken tussen de twee gereformeerde geloofsrichtingen beginnen direct.
Bouwtekening van de Keizersgrachtkerk uit 1886,
een jaar later gebouw voor f 45.845
In Rotterdam brengt zus Nellie haar dagen nog steeds door in het Stedelijk Krankzinnigengesticht. Van haar dementie maken de verpleegsters nauwkeurige aantekeningen. Meestal doet zij samen met de anderen allerlei werkjes en is daarbij opgewekt. Tussendoor is zij verward, gilt soms, zingt luidkeels psalmen of zit vol fantastische verhalen: dat haar vader de Duitse keizer was en haar man een professor. In de zomer van 1887 krijgt zij er genoeg van: zij weigert voedsel en medicijnen en vermagert snel. Een chronische longontsteking wordt haar fataal en op 27 september overlijdt zij, net 64 jaar oud. De vader van het gesticht regelt twee dagen later drie zaken: de aangifte op het stadhuis, de melding in het Rotterdams Nieuwsblad en de Maasbode en een armenbegrafenis op Crooswijk. Hij is nieuw en weet niet van twee overlevende broers, die op hun beurt in Dordrecht en Amsterdam geen Rotterdamse kranten volgen. Pas ruim een jaar later komt Hendrik er achter en verzorgt haar nalatenschap. (1)
Wellicht verontrust over de gang van zaken rond Nellie en door het van kracht worden van de Krankzinnigenwet 1884 nemen de kinderen van Carl initiatieven in die zorg. Als diaken organiseren zij al maatschappelijk werk voor geloofsgenoten: zorg voor wezen en weduwen, hulp aan de armen en verpleging van zieken, blinden en doofstommen. Zo is Jan van der Tas bestuurslid van het Weeshuis en van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis. In tegenstelling tot de behoudende diakenen willen zij de ook de krankzinnige geloofsgenoten helpen en staan aan de wieg van de Vereeniging tot Christelijke Verzorging van Krankzinnigen en Zenuwlijders in Nederland. Frits sticht het Amsterdamse Suppletie-Fonds ter Christelijke Verpleging van Arme en Hulpbehoeven Krankzinnigen. Zij zijn afwisselend secretaris, penningmeester en/of lid in het bestuur onder voorzitterschap van een dominee, hoogleraar of patroon. Tot hun bestuursactiviteiten behoren het verwerven van gebouwen, aantrekken van personeel en vergaren van donaties en contributies.
Frits houdt zich binnen de vakbond Patrimonium met nog een andere sociale kwestie bezig: kinderarbeid. Ten behoeve van de bescherming van kinderen tot 12 jaar tegen overmatige arbeid en verwaarlozing komt de liberaal Van Houten in de Staten-Generaal met zijn beroemde wettelijke verbod gecombineerd met leerplicht. Tussen de mannenbroeders ontstaat een heftig geschil over de vraag of dit niet eerder tot de zorg van het gezinshoofd behoort. Met overgrote meerderheid biedt een Motie-Von Meijenfeldt de uitweg: «Patrimonium protesteert tegen de indiening van de wet op den kinderarbeid, en vraagt daarentegen, tegen het misdadig exploiteren van kinderen, wat de arbeid betreft, voorziening in het strafwetboek».
