Graaf Johann August von Meijerfeldt jr
Techniek: Olieverf op canvas doek
Kleding: Wapenrusting met blauwe mantel
Afmeting: 67 cm hoog x 52 cm breed
Artiest: Gustaf Lundberg (1695-1786) c.q. Jakob Björck (1726-1793)
Bronnen: Nationalmuseum 1924:2288, Jeffares J.503.1513
Foto: Nationalmuseum 1932:89
Tijdens het winterkwartier in Stralsund dreigt luitenant Dahlstierna te worden overgeplaatst. Het vorige hoofdstuk is grotendeels op zijn dagboek gebaseerd en het is maar gelukkig voor dit huidige dat zijn commandant Johann August succesvol bepleit goed ingewerkte officieren niet te wisselen. Hij schrijft op 24 april aan de bevelhebber sowieso zeer te spreken te zijn over de ijver en voorzichtigheid van zijn officieren. Hij betaalt zijn officieren na hun terugkeer uit gevangenenruil het achterstallige soldij terug. Zijn pleidooi om alles te mogen terugbetalen wordt tegen het eind van de oorlog verhoord. Ook draagt hij zorg voor een goed afscheid van zijn grenadiers die te oud of gebrekkig zijn geworden.
Op 28 mei 1759 marcheert het Meijerfeldtse Grenadiersbataljon voor de tweede keer Stralsund uit. Weer wordt de zuidelijke route langs de kust genomen naar Reinberg, een dag later naar Greifswald en op de derde dag Wolgast, waar het garnizoen wordt versterkt. Op 29 juli breekt een brand uit in een huis waar grenadiers zijn ingekwartierd, waardoor 16 huizen in vlammen opgaan en 22 families dakloos raken. Onder toeziend oog van Johann August worden zes van zijn grenadiers verhoord. Er kan geen verklaring worden gevonden en de bewoners blijven zonder huizen en bezittingen achter. (1)
Onder Fersen steekt het bataljon opnieuw over naar het eiland Usedom. Peenemünde wordt overgeslagen, omdat de zeestraat daar door gezonken schepen geblokkeerd is. De doorgang bij Swinemünde (Swinoujscie) is nog wel open. Op 25 augustus verkent Johann August de stad en ziet een palissadering en enkele redoutes, die het Zweedse leger de volgende dag bestormen. Na enige tijd moeten de Pruisen de palissadering verlaten en kruipt hij als eerste door het gat van een kanonskogel, ondanks het kartetsvuur dat om zijn oren vliegt. Na dagenlang hardnekkige weerstand van enkele schansen en de vloot weten de Zweden de overwinning te behalen.
Het aangrenzende eiland voor de monding van de Oder en Stettin is Wollin (Wolin). Helemaal aan het eind tegen het Poolse vasteland ligt de stad met dezelfde naam. Johann August is bij het krijgsberaad met Fersen, uit zijn twijfel of een totale aanval op Wollin verstandig is en krijgt het barse antwoord dat hij niet om het geven van advies maar het ontvangen van instructies aanwezig is. Daarop leidt hij zijn grenadiers bij de aanval op de Swinepoort in de oude stadsmuur van Wollin, wobey als bey aller Begebenheit der Graff Meyerfeldt sich nicht erspahret, sondern vielmehr gesucht, alles aufs beste auszurichten. Zijn manschappen komen onder hevig vuur vanaf de bastions te liggen, moeten zich met veel verliezen terugtrekken, hebben geen succes met een versterkte aanval met twee kanonnen en zijn door de patronen heen. Omdat de andere poorten wel worden ingenomen geeft het Pruisische garnizoen van Wollin zich uiteindelijk over.
Zweden heeft nu de hele archipel voor de haven van Stettin in bezit. In de hele oorlog zal dit het beste resultaat blijken. In plaats van een blokkade van Stettin wordt opnieuw besloten tot een tweede veldtocht via Swinemünde en Wolgast naar Anklam over de Peene, en vandaar naar Ferdinandshof en de hoofdmacht in Pasewalk, waar het bataljon 1 oktober aankomt. Op 12 oktober heeft Johann August de feitelijke leiding in het dorp Bröllin. Opnieuw volgt een terugtocht naar Zweeds-Pommeren. Op 6 november eindigt Johann August met zijn bataljon in het stadje Kuntzow.
Na afloop van de succesvolle aanvallen wordt het aan de Zweedse bevelhebber in Pommeren Jacob Albrecht von Lantingshausen overgelaten om Johann August te belonen voor zijn buitengewone kwaliteiten als troepenofficier, in het bijzonder in Güstrow. Uit de lange vredestijd vóór de oorlog dateert een strenge anciënniteitsvolgorde voor promoties, waardoor hij nog flink zou moeten wachten op een volgende vacature in een regiment. Omzeiling hiervan zou onrust veroorzaken en afbreuk doen aan de onderlinge solidariteit. In plaats daarvan wordt Johann August op 22 oktober 1759 titulair bevorderd tot luitenant-kolonel in het leger, maar blijft in zijn regiment Löwenfels eerste majoor met een gelijk soldij. Deze nieuwe titel leidt er wel toe dat hij vaker de leiding krijgt van meerdere bataljons. Pas een half jaar later wordt de bevordering aan de troepen bekend gemaakt.
De Pruisen denken nog verder te kunnen opdringen en overschrijden in januari 1760 de grens bij Anklam. Daar stuiten zij op een forse Zweedse verdediging. Op 28 januari leidt Johann August de aanval links van de weg door de moerasachtige velden. De brug over de Peene naar de stad wordt hernomen en de dronken wachten verrast, maar één van hen lost op zijn vlucht vlak voor zijn dood een waarschuwingsschot voor het garnizoen. In de verwarring wordt het Pruisische leger overmeesterd, inclusief luitenant-generaal Manteuffel. Johann August eist die eer niet op, maar zijn bataljon lijkt daar toch voor verantwoordelijk. Volgens het gebruik wordt hij op erewoord vrijgelaten om zijn landgoederen te bestieren. Johann August kan zelf op 30 januari eindelijk in winterkwartier in Kemnitz bij Greifswald.
Von Lantingshausen start een nieuw offensief op 17 juli 1760. Op 16 augustus verzamelt het leger zich op de Meijerfeldtse landgoederen bij Medrow. Een voorhoede onder Fersen gaat een dag later de brug bij Nehringen naar de overzijde van de Trebel in Mecklenburg richting Demmin. Waar de Trebel in de Peene uitkomt wordt Johann August op 18 augustus stroomopwaarts gestuurd om de overgang bij Verchen in te nemen. Het leger stoot naar het zuiden door. Op 6 september leidt Johann August een behoorlijk korps van vier bataljons bij de inname van de stad Prenzlau.
Vanaf 4 oktober moet opnieuw de terugtocht naar Zweeds-Pommeren worden ingezet. Bij Anklam is de vijand dichtbij en wil Johann August snel de brug over de Peene afbreken. Der Graff Meyerfeldt war unterdessen beschäftiget, der Zimmerleuthe der Guarde und denen Soldaten Bollwerck aus dem Wasser zu ziehen, welche sonst versoffen oder gefangen worden weren. Tegen de wil van kolonel Sparre maakt hij met zijn bataljon geen haast met vluchten en houdt de Pruisen een tijdje met kanonvuur tegen. Op 28 oktober arriveert hij in Grossen Kiessow bij Greifswald.
De tijden van Karel XII waarin regelmatig 12 maanden in een jaar werd doorgevochten zijn lang voorbij, maar een winterkwartier van acht maanden is in die tijd lang. Oorzaak is dat in Stockholm naar een excuus wordt gezocht om uit de oorlog te stappen. De druk en betalingen van de Fransen, de Duitse keizer en de Russische tsaar zijn echter te groot. Medio juli 1761 begint de nieuwe bevelhebber Ehrensvärd daarom een nieuw offensief. Het Meijerfeldtse grenadiersbataljon marcheert van Greifswald naar Loitz, opnieuw in de buurt van de Meijerfeldtse familielandgoederen. Op 19 juli heeft Johann August succes bij het voorwerk van Demmin, maar verspilt mensen bij de achtervolging.
Op 6 augustus begint de tweede veldtocht van 1761. Johann August leidt één van de drie kolommen van het leger, bestaande uit twee bataljons, vier eskadrons huzaren, twee jagers en huzaarschutters. Daarmee verovert hij de Kavelpass en daarna de stad Friedland op enkele korpsen uit Stettin. Op 22 augustus wordt er bij Neubrandenburg geen resultaat gehaald. Geamuseerd moet hij voorkomen dat zijn bataljon door vluchtende cavaleristen omver wordt gereden. Bij gebreke aan bevelvoering volgen alle Zweedse bataljons hem in de wijde omtrek. In september verplaatsen de gevechten zich naar Friedland. Op 17 september weet Johann August de Zweedse troepen bij Brohm met een aanval vanuit de flanken en de rug te ontzetten. (2)
Vandaar gaat het vanaf Friedland opnieuw terug, het grenadiersbataljon als allerlaatste. Op 8 oktober wordt Anklam bereikt, drie dagen later naar de Oder-eilanden overgestoken en 11 oktober komt Johann August aan bij de stad Wollin. Een week later gaat hij als laatste van het leger naar Swinemünde. Terug op het vasteland slaat hij bij Knatzkow (Karlsburg) zijn kwartier op. Het seizoen is nog niet voorbij, want de Pruisen steken in december de bevroren Peene op diverse plaatsen over onder hevige sneeuwstormen. Op 10 december houdt Johann August met een uitgebreid korps stand bij Anklam en herovert de stad, terwijl andere Zweedse commandanten zich terugtrekken. Op 20 december vraagt de bevelhebber hem de Peene over te trekken om Mecklenburg-Strelitz te hulp te schieten met een ‘Observatiekorps’ van vier bataljons, drie eskadrons en 200 huzaren. Op 31 december ligt hij in Gützkow. De commandant wil zich verenigen met andere Zweedse compagnieën voor een slag bij Neukalen op 6 januari 1762. Hoewel Johann August met zijn korps niet ver is, schrijft hij niet op hem te hebben willen wachten. (3)
— Marsen in 1758-1759-1760-1761
Een dag vóór de laatstbedoelde slag overlijdt tsarina Elizabeth. Rusland sluit onmiddellijk een wapenstilstand met Pruisen. Zweden grijpt nu zijn kans een sluit in Ribnitz in april ook een wapenstilstand, gevolgd door een separate vrede in mei in Hamburg op basis van de status quo, dus de oude grens van 1721. Johann August wordt erkend als professionele legerleider met zijn succesvolle kleine aanvallen. Vanwege zijn aandeel in de laatste winterveldtocht krijgt hij op 21 januari een pensioen van 400 daalders per jaar toegekend. Op 29 juni volgt een bevordering tot kolonel, wederom titulair in het leger, maar voor zijn 37-jarige leeftijd is het desalniettemin een hoge rang. (4)
Het overzetten van de troepen terug naar Zweden verloopt traag. Johann August is op 15 juli 1762 met zijn bataljon nog het verst verwijderd van Stralsund. Hij krijgt opdracht in 10 dagen naar huis te marcheren, in het geheim om desertie te voorkomen. Eerder had hij de betaalmeesters er op gewezen dat soldaten van het front deserteerden en daarna met succes aanmonsterden bij het Stralsundse garnizoen. Op 28 juli komt hij aan in Stralsund. Diezelfde dag wordt het Meijerfeldtse Grenadiersbataljon ontbonden. Hij keert terug naar zijn regiment, dat inmiddels door Sprengtporten geleid wordt. Pas op 8 september steken de laatste Zweedse soldaten over van Rügen naar Zweden en Finland en vier dagen later Johann August van Stralsund naar Ystad.
1. C. Heller, “Chronik der Stadt Wolgast”, Greifswald 1829, pag. 280.
2. Posttidningar, 27-08-1761 en 05-10-1761. K.M. von Sulicki, “Der Siebenjährige Krieg in Pommeren”, Berlin 1867, pag. 190, 238, 614 e.v.
3. Bericht des Generalleutnant Augustin Ehrensvärd an den schwedischen König, nach dem 7. Januar 1762 geschrieben.
4. Posttidningar, 21-10-1762.