2.2.7. Eerste zoon

In 1808 verhuist Johan August naar het huis van zijn bruid en schoonouders: de Boomstraat 5 in Amsterdam. Zijn getuige Fredrik Wegener woont in dezelfde straat en gaat in maart eveneens in ondertrouw. Johan August kan niet als getuige optreden, want is al weer aan boord van de Braband. 

Boomstraat 5, Amsterdam

Schoonvader Hendrik Pieploo is op 6 september 1747 geboren. Als geboorteplaats worden vaak de grote havenstad Rostock genoemd, maar op officiële stukken staat Kirchdorff. In de regio bestaan aan de Oostzeekust twee plaatsen met die naam: het ene is 60 km westwaarts de hoofdstad met haventje op het eiland Poel boven Wismar, beiden Zweeds, en het andere een gehucht 100 km oostwaarts vlak boven Greifswald.

Medio jaren zeventig komt Hendrik naar Amsterdam en woont aan de Nieuwendijk. Hij gaat op 4 juli 1777 in ondertrouw op trouwt op 20 juli in de Oude Lutherse Kerk met Engeltje Samuels, de 21-jarige dochter van Samuel Andriesen (1718-1759) en Engeltje Abrahams (1719-1786). Wie weet brengt zijn vriend Pieter Favro (1741-1789) hem in contact met zijn schoonzus. Pas op 2 maart 1784 wordt Hendrik lidmaat van de Evangelisch-Lutherse Gemeente bij dominee W.A. Klepperbein, maar negen maanden later is duidelijk waarom: Cato wordt geboren.

Hendrik Pieploo vernoemt Cato naar zijn moeder Catharina Margaretha Supplien. Zijn vader Johannes Pieploo is al overleden, maar toch is er een doopgetuige met die naam. Zijn broer heet ook zo. De andere doopgetuige is Engeltje Samuels. Dit zal de moeder van de moeder zijn, Engeltje Abrahams.

Hendrik Pieploo kiest net als zijn latere schoonzoon voor de zee en is net als Otto Meijerfeldt vóór hem schipper op de handelskustvaart. Hij vervoert ijzer en vaten (olie, teer, traan) tussen Europese havens. Hij vaart niet alleen zuidwaarts, maar ook naar Engeland en blijkens de tolregisters van de Sont eveneens de Oostzee op.

Zijn eerste schip de Vrouw Anna loopt op de thuisreis van Bilbao op 7 september 1780 vast voor Quiberon, Bretagne. De bemanning en de zwaar beschadigde lading wol en ijzer worden gered, maar drie weken later is het schip “ten eenemaal verbryzeld, zynde zeer weinig van de Takelagie geborgen”. Het 75½ voet lange en 17 voet 6½ duim brede smakschip De Twee Gebroeders wordt uit dok gehaald en na enkele vaarten in 1783 als “extra Ordinay  Welbezeild” verkocht. Hij doet inmiddels vele vaarten op De Jonge Jan Fredrik, waaronder in 1782 St. Petersburg-Le Havre met veel storm en onweer en in 1785-1786 Amsterdam-St. Petersburg-Rouen, met veel dagen oponthoud rond de jaarwisseling door zware ijsgang ter hoogte van de Seine. Op zijn terugreis na driekwart jaar moet hij in Le Havre beschutting zoeken tegen de zware tegenwind. In 1789 vaart hij met ijzer van Stockholm naar Villa da Conda, Portugal, maar bij Bornholm raakt hij zwaar lek en wordt door bergers naar Kopenhagen gebracht. In 1790 doet hij de route Hamburg-St.Petersburg-Bayonne, en op de terugreis naar huis in 1792 loopt het schip vast op de kust van Callantsoog; de handelswaar wordt op de Lynbaan De Walvisch in Amsterdam geveild. Op het nieuwe schip Elisabeth vaart hij in 1796 Liverpool-Riga-Emden, in 1797 Amsterdam-Riga-Lissabon en in 1799 wordt het verkocht.

De familie Pieploo koopt 1798 een huis aan de Palmgracht en betrekt in 1803 het huis in de Boomstraat 5. (1) 

Cato baart negen maanden na het huwelijk op 29 september 1808 een eerste kind, voor de stamvader zijn tweede. Het is een zoon. De traditie van de voornamen wordt voortgezet. Zijn doopnamen zijn Johan August en roepnaam Jan.

Op 5 oktober vindt de doop plaats in de oude Lutherse Kerk door de Hoogduitse dominee Ebersbach. Doopgetuigen zijn Carolus en Juliana von Meijenfeldt, opnieuw twee onbekende nieuwe familieleden van de stamvader. (2)


Rijksmuseum, Dirk Sluyter (naar Hendrik Willem Caspari)

Terug   ***   Verder

1. Hendrik Pieploo kocht het huis aan de Palmgracht met de naam Het Wijnvat op de Kar in de gevel in 1798 en verkocht het in 1803.
2. Doopboek 1808, Stadsarchief Amsterdam 5001, 
Evangelisch-Luthers Inv 291, fol J 99. Copy Doopboek 1808, PA 213, Inv 441, blad 27. Naar de identiteit van de twee doopgetuigen wordt gezocht in de speurtocht.