Opvoeding *** Franse dienst *** Overstap
Johan August, de stamvader van de Nederlandse familie, wordt in 1760 in Stralsund geboren en monstert in 1793 in Amsterdam aan bij de Admiraliteit. Over zijn leven in de 33 tussenliggende jaren is maar één bron beschikbaar: de brief naar Helsingfors van zijn zoon Carl. Daarin staat dat hij de eerste 20 jaar in Stralsund zijn opvoeding geniet (in de brief staat educated) en dat hij in het Franse en daarna Nederlandse leger dient.
Johan August maakt zijn eerste twee levensjaren in oorlog mee. Stralsund is de uitvalsbasis van Zweedse troepen tegen de Pruisische in de Pommerse Oorlog. De rest van zijn jeugd in Stralsund is het onafgebroken vrede.
In Pommeren bloeien in die tijd de economische en militaire activiteiten vooral dankzij de zeevaart. De belangrijke havensteden Stralsund en Barth liggen open aan de Oostzee. Scheepsbouw is mogelijk dankzij bossen aan rivieren in het directe achterland. Enorme eiken en dennen worden gekapt in Bassendorf, vier kilometer ten noorden van Nehringen. In opdracht van de twee havensteden worden daar 17 grote schepen gebouwd. De rivier de Trebel wordt bevaarbaar gemaakt zuidwaarts in de richting van de Peene, die eerst oostwaarts en dan noordwaarts langs Greifswald in de Oostzee uitstroomt. Het is denkbaar dat Johan August bij de bouw betrokken is. (1)
Het dichtbevolkte Pommeren levert veel scheepsbemanning aan. Zweden is nog steeds de baas en is in die tijd een neutrale mogendheid. Daardoor levert ze bescherming aan alle buitenlandse mogendheden die de havens aandoen, schepen kopen en bemanning laat aanmonsteren. Gelet op het latere leven van Johan August ligt het voor de hand dat hij in 1780 aan boord gaat. Registers van de Pommerse bemanningen zijn er niet en de Sontregisters noemen alleen de kapiteins van handelsschepen en al helemaal geen marineschepen. (2)
Carl schrijft dat zijn vader in het Franse leger diende, maar niet wanneer en waar. Hij moet tussen 1780 en 1793 in dienst zijn getreden. Gelet op zijn latere verrichtingen ligt de marine voor de hand. In de archieven van de Franse marine is zijn naam niet te vinden, maar daar staan dan ook vrijwel alleen officieren in. (3)
De Franse marine heeft in 1780 een sterke vloot: 71 linieschepen, 64 fregatten en 45 korvetten. De drie voornaamste marinehavens zijn Brest en Rochefort aan de Atlantische kust en Toulon aan de Middellandse Zeekust. Lodewijk XVI besluit begin dat jaar het machtsevenwicht met Engeland te herstellen. De vloot gaat slag leveren in India en in Amerika, waar Caribische eilanden worden terugveroverd en de opstandelingen in het noorden worden gesteund.
Een mogelijkheid is dat Johan August met grotendeels buitenlandse volk de Atlantische Oceaan op gaat. Op 8 mei 1780 vertrekt vanuit de haven van Brest namelijk een Frans squadron van 7 linieschepen en 3 fregatten onder admiraal de Ternay d’Arsac. (4) Aide-de-champ van de admiraal is de Zweedse graaf Axel von Fersen. Diezelfde graaf zal overigens acht jaar later kort de Zweedse koning Gustaaf III in Finland begeleiden, terwijl graaf Von Meijerfeldt daar bevelhebber is. Het squadron escorteert 36 transportschepen met 5.300 troepen onder generaal Rochambeau. De vloot steekt de oceaan over en arriveert op 11 juli in de haven van Newport om daar de troepen af te zetten. Vanwege een Britse blokkade moet de vloot blijven en sterft de admiraal in december aan typhus. Vice-admiraal Destouches commandeert het squadron maart 1781 Newport uit, maar wordt in de Slag bij Kaap Henry naar de haven teruggeslagen. De nieuwe commandant Barras dirigeert het squadron weer zuidelijk langs de kust, terwijl vanuit Cap-Français op Saint-Domingue admiraal De Grasse komt aanzeilen. Onder diens leiding worden de Britten op 5 september 1781 in de Slag bij Chesapeake verslagen, waardoor George Washington de laatste stappen naar onafhankelijkheid kan zetten. De Grasse vaart terug naar Martinique, verovert St. Eustatius op de Republiek en in 1782 andere eilanden op de Britten, tot hij bij een aanval op Jamaica ten onder gaat. In 1783 sluiten alle partijen eindelijk vrede in Parijs en keert de Franse vloot terug naar Brest.
De Franse revolutie in 1789 kan een begin voor Johan August zijn om op zoek te gaan naar ander emplooi. Het gaat snel namelijk snel bergafwaarts met de marine, omdat de adellijke officieren worden ontslagen en het corps kanonniers wordt ontbonden. Na de oorlogsverklaring aan de Britten is de gehele Franse vloot in hun havens in onder andere Duinkerken, Brest en Toulon geblokkeerd.
Een verlengde arm van het Franse leger zijn schepen met een kaperbrief. Franse kapiteins uit Duinkerken voeren nogal eens het bevel op schepen uit de Oostzee – onder andere Stralsund – en laten zich inhuren door de Republiek om Engelse schepen te kapen. (5)
Carl schrijft dat zijn vader na het Franse overstapte naar het Nederlandse leger, maar opnieuw niet wanneer en waar. De volgorde wisselt hij waarschijnlijk niet om, want dan zou een lange blanco periode 1780-1793 ontstaan. Ook zal hij met Frans leger niet zijn dienst in de periode 1793-1810 hebben bedoeld, omdat hij daarna geen legerdienst maar los werk op het Rotterdamse marinewerf deed.
Mocht de stamvader particulier naar Amsterdam zijn gereisd dan is daarvan geen documentatie omdat in die tijd nog geen nationale grenzen bestaan waardoor identiteitsbewijzen, verblijfs- en werkvergunning of visumaanvragen moeten worden overgelegd. Door Frans toedoen begint de gedachte van een eenheidsstaat en ingezetene wel te gloren, maar naturalisatie en Nederlanderschap worden pas tientallen jaren later interessant voor rijke mannen die kiesrecht en regeringsfuncties ambiëren.
De enige collectieve beweging rond die tijd is bekend komen te staan als de Expeditie op de Schelde. Terwijl Dumouriez in 1792 over land de Zuidelijke Nederlanden verovert, dringt hij aan op insluiting van de citadel van Antwerpen over zee. Op 30 oktober formeren de Fransen in Duinkerken een flottilje onder bevel van de Amerikaan John of Jean Moultson. Naast zijn fregat de Ariel (24 st) maken daar deel van uit de Fanfaron onder Van Stabel, de Eveillé onder Mullon, de kanonneerboot de Sainte-Lucie (14 st) onder Castagnier en twee bewapende vissersschepen. Het vertrek is op 16 november en al enkele uren later is de eerste halte Oostende. De bevolking ontvangt de schepen met open armen. Moultson plant met de burgemeester een vrijheidsboom en krijgt felicitaties van Monge, de minister van Marine, die hem een hogere kapiteinsrang belooft.
Op 24 november gaat het verder, maar de Fanfaron loopt aan de grond. Moultson besluit deze vlot te trekken met de hulp van de andere schepen. Vaandrig Jean-Joseph Castagnier weigert te gehoorzamen en vaart met de St. Lucie door naar fort Rammekens naast Vlissingen. Enige tijd later voegen de anderen zich bij hem, in een niet al te beste sfeer. Zij horen daar dat stadhouder Willem V hen de doorvaart over de Westerschelde verbiedt, met een beroep op het Vredesverdrag van Münster van 1648. Moultson beroept zich op het natuurrecht van vrij gebruik van internationale rivieren en vaart op 1 december richting Antwerpen. Hij hoort te laat dat de Habsburgers twee dagen eerder de citadel hebben overgegeven.
Op 1 februari 1793 verklaren de Fransen de oorlog aan de Koning van Engeland en de Prins van Oranje. Castagnier laat zich met de St. Lucie en een ander schip de Schelde af zakken en ziet dat veel Nederlandse en Britse schepen bij het fort van Bath liggen en gaat op de grens voor anker. Onder commando van Bloys van Treslong roeit een zevental Nederlandse sloepen in de nacht van 20 op 21 maart 1793 naar de twee schepen. Ze worden ontdekt en moeten een zwaar bombardement vanaf de forten Lillo en Liefkenshoek trotseren. Desondanks weten de luitenanten Wolterbeek en Lobrij de twee schepen met 14 kanonnen te veroveren, en naar Bath en Vlissingen te slepen met 57 krijgsgevangenen. De overige Fransen ontsnappen die maand over land, nadat zij de overige schepen van het flottilje tot zinken brengen.
Het is denkbaar dat Johan August bij de krijgsgevangenen behoort en als niet-Fransman instructies geeft voor het bedienen van de kanonnen. Hij kan naar Amsterdam zijn doorgestuurd, want hij komt al snel bij de drie hoofdpersonen aan boord: Lobrij is in mei eerste officier op de Erfprins van Brunswijk, Bloys van Treslong in 1796 kapitein op de Pollux en Wolterbeek in 1801 kapitein op de Joan de Witt.
1. “Bassendorfer Schiffe und ihre Fahrte”, Ostseezeitung.
2. M. Ressel, “Swedish Pomeranian Shipping in the Revolutionary Age (1776–1815)”, Deutsche Forschungsgemeinschaft, projekt “Risikozähmung in der Vormoderne”, Ruhr Universität Bochum, Forum Navale 2012, pag. 65-103.
3. Brieven van Frits (Nk.3) aan Govert von Meijenfeldt (Na.4), ‘s-Gravenhage 18 november 1934 [CG-024] en van de Conservateur-Général Centre d’accueil et de recherche des Archives nationales (CARAN) van het Ministère de la Culture et de la Francophonie aan Hans von Meijenfeldt (Na.41) [CH-262].
4. Het squadron bestaat uit de 80-stuks Duc de Bourgogne, de 74-stuks Neptune onder Sochet Des Touches en Conquérant onder La Grandière, en de 64-stuks Provence onder Lombard, Ardent under Bernard de Marigny, Jason onder La Clocheterie en Éveillé onder Le Gardeur de Tilly. Daarnaast de fregatten Surveillante onder Villeneuve Cillart, Amazone onder La Pérouse en Bellone.
5. J.E. Korteweg, “Kaperbloed en koopmansgeest. ‘Legale zeeroof’ door de eeuwen heen”, Amsterdam 2006, pag. 260, en correspondentie met haar [CH-429]. Zie ook de correspondentie zonder resultaat met de Franse maritiem historicus Roberto Barazzutti [CH-431].