3.5.6. Franse dienst

Waar bestond de Franse dienst van de stamvader uit? Een interessante mogelijkheid is dat hij met grotendeels buitenlandse volk de Atlantische Oceaan op gaat. Op 8 mei 1780 vertrekt vanuit de haven van Brest een Frans squadron van 7 linieschepen en 3 fregatten onder admiraal de Ternay d’Arsac. (1)

Aide-de-champ van de admiraal is de Zweedse graaf Axel von Fersen. Diezelfde graaf zal overigens acht jaar later kort de Zweedse koning Gustaaf III in Finland begeleiden, terwijl graaf Johann August von Meijerfeldt daar bevelhebber is. Het squadron escorteert 36 transportschepen met 5.300 troepen onder generaal Rochambeau. De vloot steekt de oceaan over en arriveert op 11 juli in de haven van Newport om daar de troepen af te zetten. Vanwege een Britse blokkade moet de vloot blijven en sterft de admiraal in december aan typhus. Vice-admiraal Destouches commandeert het squadron maart 1781 Newport uit, maar wordt in de Slag bij Kaap Henry naar de haven teruggeslagen. De nieuwe commandant Barras dirigeert het squadron weer zuidelijk langs de kust, terwijl vanuit Cap-Français op Saint-Domingue admiraal De Grasse komt aanzeilen. Onder diens leiding worden de Britten op 5 september 1781 in de Slag bij Chesapeake verslagen, waardoor George Washington de laatste stappen naar onafhankelijkheid kan zetten. De Grasse vaart terug naar Martinique, verovert St. Eustatius op de Republiek en in 1782 andere eilanden op de Britten, tot hij bij een aanval op Jamaica ten onder gaat. In 1783 sluiten alle partijen eindelijk vrede in Parijs en keert de Franse vloot terug naar Brest.

De Franse revolutie in 1789 kan een begin voor Johan August zijn om op zoek te gaan naar ander emplooi. Het gaat snel namelijk snel bergafwaarts met de marine, omdat de adellijke officieren worden ontslagen en het corps kanonniers wordt ontbonden. Na de oorlogsverklaring aan de Britten is de gehele Franse vloot in hun havens in onder andere Duinkerken, Brest en Toulon geblokkeerd.

Een verlengde arm van het Franse leger zijn schepen met een kaperbrief. Franse kapiteins uit Duinkerken voeren nogal eens het bevel op schepen uit de Oostzee – onder andere Stralsund – en laten zich inhuren door de Republiek om Engelse schepen te kapen. (2)

Na de Franse komt de Nederlandse periode. Mocht de stamvader particulier naar Amsterdam zijn gereisd dan bestaat daarover geen documentatie, omdat in die tijd nog geen nationale grenzen bestaan waar identiteitsbewijzen, verblijfs- en werkvergunning of visumaanvragen moeten worden overgelegd. Door Frans toedoen begint de gedachte van een eenheidsstaat en ingezetene wel te gloren, maar naturalisatie en Nederlanderschap worden pas tientallen jaren later interessant voor rijke mannen die kiesrecht en regeringsfuncties ambiëren.

De enige collectieve beweging rond die tijd is bekend komen te staan als de Expeditie op de Schelde. Terwijl Dumouriez in 1792 over land de Zuidelijke Nederlanden verovert, dringt hij aan op insluiting van de citadel van Antwerpen over zee. Op 30 oktober formeren de Fransen in Duinkerken een flottilje onder bevel van de Amerikaan John of Jean Moultson. Naast zijn fregat de Ariel (24 st) maken daar deel van uit de Fanfaron  onder Van Stabel, de Eveillé onder Mullon, de kanonneerboot de Sainte-Lucie (14 st) onder Castagnier en twee bewapende vissersschepen. Het vertrek is op 16 november en al enkele uren later is de eerste halte Oostende. De bevolking ontvangt de schepen met open armen. Moultson plant met de burgemeester een vrijheidsboom en krijgt felicitaties van Monge, de minister van Marine, die hem een hogere kapiteinsrang belooft. 

Op 24 november gaat het verder, maar de Fanfaron loopt aan de grond. Moultson besluit deze vlot te trekken met de hulp van de andere schepen. Vaandrig Jean-Joseph Castagnier weigert te gehoorzamen en vaart met de St. Lucie door naar fort Rammekens naast Vlissingen. Enige tijd later voegen de anderen zich bij hem, in een niet al te beste sfeer. Zij horen daar dat stadhouder Willem V hen de doorvaart over de Westerschelde verbiedt, met een beroep op het Vredesverdrag van Münster van 1648. Moultson beroept zich op het natuurrecht van vrij gebruik van internationale rivieren en vaart op 1 december richting Antwerpen. Hij hoort te laat dat de Habsburgers twee dagen eerder de citadel hebben overgegeven.

Op 1 februari 1793 verklaren de Fransen de oorlog aan de Koning van Engeland en de Prins van Oranje. Castagnier laat zich met de St. Lucie en een ander schip de Schelde af zakken en ziet dat veel Nederlandse en Britse schepen bij het fort van Bath liggen en gaat op de grens voor anker. Onder commando van Bloys van Treslong roeit een zevental Nederlandse sloepen in de nacht van 20 op 21 maart 1793 naar de twee schepen. Ze worden ontdekt en moeten een zwaar bombardement vanaf de forten Lillo en Liefkenshoek trotseren. Desondanks weten de luitenanten Wolterbeek en Lobrij de twee schepen met 14 kanonnen te veroveren, en naar Bath en Vlissingen te slepen met 57 krijgsgevangenen. De overige Fransen ontsnappen die maand over land, nadat zij de overige schepen van het flottilje tot zinken brengen.


R. Pollard, Londen
Zeeuws Archief, HTA Vlissingen, nr 2229

Het is denkbaar dat Johan August bij de krijgsgevangenen behoort en als niet-Fransman instructies geeft voor het bedienen van de kanonnen. Hij kan naar Amsterdam zijn doorgestuurd, want hij komt al snel bij de drie hoofdpersonen aan boord: Lobrij is in mei eerste officier op de Erfprins van Brunswijk, Bloys van Treslong in 1796 kapitein op de Pollux en Wolterbeek in 1801 kapitein op de Joan de Witt.

Terug   ***   Verder

1. Het squadron bestaat uit de 80-stuks Duc de Bourgogne, de 74-stuks Neptune onder Sochet Des Touches en Conquérant onder La Grandière, en de 64-stuks Provence onder Lombard, Ardent under Bernard de Marigny, Jason onder La Clocheterie en Éveillé onder Le Gardeur de Tilly. Daarnaast de fregatten Surveillante onder Villeneuve Cillart, Amazone onder La Pérouse en Bellone
2. J.E. Korteweg, “Kaperbloed en koopmansgeest. ‘Legale zeeroof’ door de eeuwen heen”, Amsterdam 2006, pag. 260, en correspondentie met haar [CH-429]. Zie ook de correspondentie zonder resultaat met de Franse maritiem historicus Roberto Barazzutti [CH-431].