1.8. Afsluiting

Samenvatting 1788-1900

Het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt gaat zijn laatste hoofdstuk in. Johann August krijgt te maken met zijn derde staatsgreep, het zogenaamd Anjala-verbond, maar ditmaal moet hij het verijdelen. Hij speelt een leidende rol in de Finse grensoorlog tegen de Russen, waarin zijn twee zoons deelnemen. Dat levert hem de titel veldmaarschalk op, maar nadat hij het eedformulier weigert te tekenen neemt hij afscheid en overlijden zijn broer en oudste zoon. Na bijzondere belevenissen overlijdt ook zijn laatste zoon. Johan August stelt een testament op en wordt verheven in de hoogste Serafijnen Orde. In het jaar 1800 komt hij te overlijden. De gravin-weduwe ontdoet zich van vrijwel alles en gaat in Stockholm wonen. De miljoenenerfenis van graaf Wolmar speelt nog lang daarna door.

Terugblik

Uit de doeken is gedaan hoe de Meijers vanuit het noordwesten van Europa in Lijfland bijzondere diensten verrichten voor de Duitse Orde en daarna de Zweedse koning. Zij worden om die reden verheven in de Baltische landadel en vervolgens in de Zweedse rijksadel. Op het Baltische wapenschild staat een sikkel en op het Zweedse komt daar een vesting bij. De naam wordt dan uitgebreid tot Von Meijerfeldt. Via het slagveld verwerft het geslacht zich een plaats bij de hogere adel, aanvankelijk als baron, daarna als graaf. Hierdoor en dankzij gunstige huwelijken komen diverse landhuizen met uitgestrekte landgoederen in Zweden, Denemarken en Noord-Duitsland in hun bezit. De periode van het Zweedse geslacht begint in 1674 en eindigt in 1817, totaal 143 jaar. Slechts 17 personen dragen de achternaam, waarvan 12 door geboorte, van wie 5 trouwen en kinderen kregen.

Het adellijke geslacht beleeft zijn opkomst en ondergang gelijktijdig met die van het koninkrijk Zweden als grote mogendheid rond de Oostzee. In de tijd dat de Nederlandse Republiek zich tot de wereldmachten mag rekenen door handel, bestaat de Gouden Eeuw van Zweden uit  militaire overwinningen aan de overzijde van de Oostzee op Rusland, Polen, Duitse staten en Denemarken. In het uitgestrekte moederland zelf wonen maar anderhalf miljoen mensen, merendeels eenvoudige boeren. Via de snel groeiende en opbloeiende hoofdstad Stockholm worden de belangrijke grondstoffen zilver, koper en ijzer aan de Hollandse en Engelse koopvaardij verkocht. In de zeventiende en achttiende eeuw slagen de Zweden er in de strategisch en economisch belangrijke kusten en havens bij de mondingen van vrijwel alle rivieren die in de Oostzee uitkomen bij het koninkrijk in te lijven.

De leden van het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt doen dienst in het zonder overdrijving beste offensieve leger van Europa. De achtereenvolgende koningen zijn strategen van groot formaat. Gustaaf Adolf in de Dertigjarige Oorlog, die de strijdwijze van zijn grote voorbeeld Maurits van Oranje verder ontwikkelt, is de bekendste. De adellijke officieren weten door combinatie van godsdienstig fatalisme en voortdurende exercitie koelbloedige en moedige beroepssoldaten in het strijdperk te brengen. De legers van de buurstaten kunnen daar niet aan tippen, ontwikkelen een overdreven angst voor de onoverwinnelijkheid van de Zweden en geven eerder op hen veroverd grondgebied prijs. Denemarken verliest Skåne, Blekinge en invloed in Holstein-Gottorp. Saksen en Pruisen verliezen de havensteden Bremen, Verden, Wismar, Stralsund en Stettin, de laatste twee inclusief Pommeren. Polen en Moskovië verliezen het Baltische kustgebied vanaf Riga noordwaarts tot en met Finland. Zelfs grote leiders als de Russische tsaar Peter de Grote en de Pruisische koning Frederik de Grote moeten van Zweden grote verliezen incasseren.

Het geslacht Von Meijerfeldt is in voor- en tegenspoed trouw aan het koninklijke gezag en geniet talrijke voorrechten aan het Hof. Dat spreekt niet vanzelf voor adellijke families. Het lijkt er op dat grootmachten mede bloeien dankzij interne twisten. Nederland heeft de prinsgezinden versus de staatsgezinden. Ook binnen Zweden strijden sterke vorsten met hun trouwe vazallen tegen invloedrijke edelen in de Rijksdag met wisselende kansen om de macht. Vooral de zogenaamde reductie van koning Karel XI, om de economisch vruchten van het grootgrondbezit evenwichtiger over de begroting van het rijk en de regentenfamilies te verdelen, levert bittere tweespalt op.

Terug   ***   Verder