2.1.3. Geldpapieren

Het maandsoldij van Johan August bedraagt 26 gulden. Ruim twee jaar later krijgt hij bij zijn promotie 32 gulden. Daarmee behoort de marine van de Republiek op dat moment tot de vrijgevigste in Europa. Dat moet wel bij gebrek aan Hollanders. Johan August gaat dit bedrag niet maandelijks contant uitbetaald krijgen, maar moet het doen met de aantekening in de betaalrol door eerste schrijver Hendrik Verhulsdonk jr. Voorlopig is dat niet erg, want onderweg slaapt, eet en drinkt hij op kosten van de kapitein, met uitzondering van jenever, barbier e.d.  Zodra hij gaat passagieren krijgt hij wel contant een maandvoorschot mee.  Pas aan het einde van de tocht, normaal gesproken anderhalf jaar later, gaat de afrekening op de betaalrol verschijnen. Verhulsdonck zal het aantal maanden verrichte dienst optellen, dat met het daarbij behorende maandsoldij vermenigvuldigen en daarvan de genoten voorschotten en kleine onkosten aftrekken. Van dat saldo zal hij een papieren geldwissel uitschrijven, dat bij het Comptoir Hoofdelijke Betaling  op het Prinsenhof in klinkende munt inwisselbaar is.

Op de betaalrol van Johan August staat nog een aantekening: Weúrman pb f 208. Dat wijst op een schuldbrief (pb = per billet). Bij sommige zeelui staat ook pb of pbill en bij anderen maandbrief, wat betekent dat een kwart of minder van de gage wordt uitgekeerd aan de achterblijvende vrouw en kinderen. Een schuldbrief heeft bij zeelui meestal betrekking op openstaande rekeningen voor logies, drank, voedsel en/of kleding. De desbetreffende middenstanders weten dat zeelui geen contant geld hebben en geven krediet, om met hen af te rekenen bij vertrek of na terugkomst. In het laatste geval geeft de aantekening op de betaalrol hen zekerheid, zelfs in geval Johan August onderweg overlijdt of verdwijnt of het schip vergaat. De omvang van de schuld bedraagt 208 gulden, precies acht maanden soldij (8 x 26 = 208). Omdat de meeste tochten twee keer zo lang duren is het risico dat er bij terugkomst na aftrek van voorschotten onvoldoende overblijft beperkt. (1)

In het geval van Johan August is de kredietverstrekker Barend Harmen Weurman, een 62-jarige kleermaker aan de Nieuwendijk tussen de St. Jacobsstraat en de Armsteeg in Amsterdam. Hij is 35 jaar eerder als gelukszoeker samen met zijn broer en neef met de naam Wöhrman uit Hilter in het Teutoburgerwoud gearriveerd en vrijwel direct getrouwd. Zijn inkomsten komen uit zijn kleermakerij en uit het geven van krediet aan zeelui. Bij moeilijkheden trekt hij in groepjes kredietverleners op, vertegenwoordigt hen of koopt hen zelfs vóór de vaart uit tegen een schappelijk bedrag. Omdat Johan August zijn oude plunje moet inwisselen  voor een uniform, verklaart dat zijn schuld, maar vanwege het hoge bedrag zullen er ook rekeningen van genoten logies, voedsel en drank bij zitten. Een maand later overlijdt Weurman en wordt Johan August het bedrag verschuldigd aan zijn weduwe en blijkens haar testament na haar overlijden hun 23-jarige zoon en kleermaker Johannes Hermanus Weurman. (2)

Terug   ***   Verder

1. Brieven van M.A. van Alphen en J.M. Reinders, 19 september resp. 3 oktober 2024 [CH-802].
2. Testament weduwe Weurman 3 Feb 1794, Stadsarchief Amsterdam 5075, Inv 16412, N.0 73.