Verspreid over de wereld wonen Joodse naamgenoten. Vooral de schrijfwijzen Meyerfeld en Mayerfeld komen voor. Zij voeren het voorvoegsel “von” en de middenletter “n” nooit. (1)
Het gaat om de Joden die naar alle waarschijnlijkheid na de Kruistochten in noordelijke richting naar het Rijnland trekken. Zij worden Asjkenazische Joden genoemd. Van zuid naar noord wonen zij in:
Crumstadt met emigratie naar St. Louis en Vineland in Amerika.
Treysa met verhuizing naar Aken en Berlijn.
Beverungen met emigratie naar Cincinatti en San Francisco in Amerika.
Er zijn nog overige Joodse families in Duitsland.
Meyerfelds leven ook in Polen, waar de vorsten aanvankelijk een tolerant beleid voeren en in Frankrijk, waar zij uit Polen en Duitsland komen. In de rest van de wereld zijn nog anderen te vinden.
De Joodse Meyerfelds wonen in dorpjes en zijn actief in de hen toegestane beroepen: vee- en vleeshandel en iets later textiel en geldhandel. Ze wonen dus niet in stadsgetto’s, zwerven niet langs de weg als ‘bedeljoden’ en brengen het ook niet tot ‘hofjoden’. Regelmatig zijn zij wel “beschermjoden” of “Schutzjude”: tegen betaling van een buitengewoon hoge som geld aan de landheer of bewijs dat zij een dergelijk vermogen bezitten kunnen zij veilig over de weg reizen, toegang tot de gerechten krijgen en bepaalde (tot dan toe verboden) ambachten uitoefenen.
Dankzij opkomende tolerantie in de buurlanden eind achttiende eeuw (keizer Joseph II van Oostenrijk-Hangarije, keizer Napoleon Bonaparte in Frankrijk) wordt de officiële situatie voor de Hessische en Westfaalse Joden weliswaar geleidelijk beter, maar neemt de vijandigheid van de christelijke kerken en hun aanhangers toe. Vanaf die tijd is er sprake van een emigratiegolf, vooral naar de Verenigde Staten, met een hoogtepunt in de eerste jaren van het Nazi-bewind; veel achtergebleven Meyerfelds zijn omgekomen in de Nazi-vernietigingskampen.
De gezinshoofden zijn vaak Vorsteher (voorzinger) in de gemeente en initiatiefnemers tot oprichting van een synagoge. Naast de culturele traditie speelt het geloof een belangrijke rol in de families. In Europa is er in de loop der tijd sprake van een liberalisering, terwijl degenen die vooral vanuit het zuiden van Hessen naar Amerika zijn geëmigreerd blijkens hun voornamen, kleding, haardracht en naleving van de sabbat juist orthodoxer worden.
Het voeren van een achternaam was in de Joodse gemeenschap – net als bij het grootste deel van de bevolking – niet gebruikelijk. De mogelijkheid voor Joden tot het verkrijgen van burgerschap liep gelijk op met de invoering van familienamen. Met name het decreet van 31 maart 1801 van Koning Jerôme Bonaparte van Westfalen (dat ook Hessen-Kassel omvatte) was van belang. Alle Joden moesten binnen drie maanden een ‘Beiname’ aan de lokale overheid opgeven.
Families continueren hun voornaam vaak in de nieuwe achternaam. Zodoende wordt Meijer een veel voorkomende Joodse achternaam en ter onderscheiding voegt een aantal families het landbouwkundige woord ‘feld’ toe. Dit hebben zij vermoedelijk onafhankelijk van elkaar gedaan. Het is niet helemaal uit te sluiten dat de betrokkenen familie van elkaar zijn en samen voor Mayerfeld of Meyerfeld kiezen, maar daar zijn geen aanwijzingen voor.
Het decreet Jerôme bepaalt dat niet voor plaatsnamen en namen van bestaande families mag worden gekozen. A contratio kan worden geconcludeerd dat de naam Mayerfeld of Meyerfeld in dat gebied in die tijd niet voorkomt. In andere hoofdstukken van dit deel blijkt dat dit niet juist is. De verklaring is dat een adellijke heer Von Meyerfeld toestemming geeft zijn naam te gaan voeren. Dat zou wel betekenen dat alle Hessische en Westfaalse Joodse Meyerfelds van één familie komen. Hier zijn twee verhalen over bekend:
—- Een Kurhessische heer staat zijn Joodse tuinman toe zijn naam te voeren. (2) Een mogelijk oorsprong ligt dan in Ziegenhain, waar in Waterfort de rekruteringsplaats is voor Britse huurtroepen tegen Amerikaanse opstandelingen. Friedrich August von Meyerfeld (HH.5) is daar in 1805 kapitein lichte troepen, in 1806 kapitein artillerie en blijft er regelmatig terugkomen.
—- Een Zweedse landheer staat zijn Joodse rentmeester toe zijn naam te voeren. (3) Zweedse landheren leven alleen in Pommeren of Mecklenburg vóór het jaar 1800, ver van Hessen en Westfalen dus.
—- Een derde mogelijkheid is de adellijke familie Meyenfeldt uit Rösebeck, die in die tijd op geringe afstand van Beverungen (20 km) leeft. Friedland ligt 30 km van Rösebeck en Meyer Nathan uit het Poolse Korfantow neemt daar de geslachtsnaam Meyerfeldt aan.
1. Mede omdat volgens een getuige verschillende naamgenoten tussen de Wereldoorlogen in Zürich zouden hebben gestudeerd, had Frits von Meijenfeldt (Nk.33) in een brief van 14-08-1984 zelfs twijfels over onze Zweedse afstamming [CH-39].
2. Brief van 20 november 1935 van Max Meyerfeld aan Govert von Meijenfeldt [CG-42]. Hij heeft het over zijn overgrootvader. Rond het jaar 1800 kreeg deze in Treysa vijf kinderen, dus zal daar of in het aangrenzende Ziegenhain hebben gewoond.
3. Briefwisseling van 31 juli 2010 met Helen Maijerfeld uit Overijse.