In Noorwegen hoeft het eskader waarin Johan August zich zomer 1799 aan boord vindt alleen nog maar een gunstig moment af te wachten om naar Texel over te steken. De Britten maken de Noordzee echter onveilig en ondernemen eind juli met de Russische bondgenoten zelfs een invasie op het Noord-Hollandse strand van Callantsoog. De Bataafse vloot bij Den Helder wil uitrukken, maar er breekt muiterij uit, waardoor de vloot zich zonder strijd moet overgeven. De Britten en Russen marcheren over land richting Amsterdam, maar dat eindigt in de Slag bij Bergen (Noord-Holland!) en bij Castricum. De invasietroepen trekken zich terug en zijn op 19 november helemaal weg. In december volgen strenge straffen voor de leiders van vlootopstand.
Johan August is hierdoor nog niet weg uit Bergen (Noorwegen). De Agent van Marine in Den Haag zegt Hartsinck geen pogingen meer te doen om over te steken en de oorlogsschepen van de hand te doen. Hoewel deze niet oud zijn, verkeren ze in een slechte staat. De Deense autoriteiten zijn bereid de schepen op te kopen, maar tegen houtprijs om ze te ontmantelen. Hartsinck gaat met zijn manschappen terug naar de Bataafse Republiek over land. Dat moet niet te letterlijk genomen worden, want Johan August gaat onder luitenant Meijburgh met 80 man van ’t Vertrouwen in de pink Iris niet aan wal, maar stapt over op de gehuurde galjas Vier Gezusters. Daarmee varen zij dicht langs de kust zuidwaarts rond Noorwegen en langs Denemarken totdat ze in Delfzijl binnenlopen. Vandaar brengt een schip de groep via de Zuiderzee naar Amsterdam.
Op 16 mei 1800 krijgt de groep inclusief Johan August ontslag uit dienst. Bij zijn eerdere ontslag kon hij de volgende dag nog terugkeren door het afleggen van een eed, ditmaal loopt zijn contract af omdat de reis ten einde is. Zijn eerdere promotie tot konstabel-majoor hield geen aanstelling in vaste dienst in. Hartsinck hoort van zijn ontslag en draagt hem voor op een opengevallen plaats van Matthijs Baptist. Het Uitvoerend Bewind promoveert hem al op 23 augustus bij besluit no. 1103 tot konstabel-majoor en benoemt hem in het Vaste Corps ter Zee
Hartsinck neemt Johan August aan op ’s Lands Schip “Chattam”, een nieuw eerste klas linieschip met maar liefst 90 kanonnen, dat net op de werf van Rotterdam is afgebouwd. Het wachten is op een reisopdracht, terwijl de teller van zijn soldij nu wel doortikt, voorlopig zonder uitbetaling overigens. Op zijn vorige reis heeft hij onderweg wel voorschotten gekregen, maar met de afrekening van het werkelijke soldij heeft de Marine grote achterstanden. Hij krijgt een berekening voorgelegd over 46 maanden en 16 dagen ad 30 gulden van totaal 683 gulden. Een mooi bedrag, maar dat is berekend vanaf 1 juli 1796, de datum waarop hij de eed aflegde aan de Bataafse Republiek. Hartsinck had hem drie jaar eerder aangenomen, dus de andere helft ziet hij ook graag.
In afwachting van zijn reis en afrekening hoeft Johan August niet langer in een logement te slapen om zich te laten ronselen. Hij vestigt zich tussen de immigranten uit Duitsland en Scandinavië. In de Jordaan betrekt hij een kamer in de Bloemstraat, tussen de Eerste en Tweede Bloemdwarsstraat.
Bloemstraat, zicht op Westerkerk
Stadsarchief Amsterdam
De lokale overheid registreert niet waar Johan August woont, maar de kerk wel. Dat gebeurt omdat hij op 10 juli 1801 lidmaat wordt van de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente. Dat is een tien jaar oude plaatselijke orthodoxe afsplitsing van te liberaal en patriottisch bevonden Lutherse kerk. De kerkdiensten zijn in het Dolhuis, een voormalig krankzinnigengesticht aan de Kloveniersburgwal 50. In die tijd is een zesde deel van de Amsterdammers Luthers en daarvan een kwart Hersteld met 8.000 lidmaten.
Kloveniersburgwal 50
Stadsarchief Amsterdam
Zijn lidmaatschap verkrijgt Johan August door geloofsbelijdenis af te leggen bij dominee Isaac Scholten.
ds. Isaäc Scholten (1744-1818)
G. Konsé 1792. Stadsarchief Amsterdam
Naast vroomheid heeft Johan August een andere aanleiding om lidmaat te worden: hij verwacht binnenkort vader te worden. Dat is geen moment te laat, want drie dagen later komt een dochter ter wereld. Dominee Scholten begeeft zich op 15 juli naar de Bloemstraat, gaat zijn huis voorbij en verderop naar een huis tussen de Derde Bloemdwars- of Akoleienstraat en de Lijnbaansgracht. Daar voltrekt hij pro deo (voor God, dus gratis) de doopplechtigheid en geeft het kind de namen Wilhelmina Augusta. Er is een doopgetuige met de naam Wilhelmina von Meijenfeldt aanwezig.
De plechtigheid vindt thuis bij de moeder van het kind plaats. Zij is de 27-jarige Maria de Ruijt. Terugrekenend is zij in oktober 1800 van de 13 jaar oudere Johan August zwanger geraakt. Mogelijk heeft zij hem ontmoet bij Willem Schultze, de weduwnaar van haar vroeg overleden zus Anna Elisabeth de Ruijt. Enerzijds neemt Johan August de moeite een dominee in de arm te nemen om zijn dochter vroom te laten dopen, anderzijds laat hij door hem geen huwelijk bezegenen met de vrouw die hij zwanger heeft gemaakt. Moeder en kind hebben daardoor geen aanspraken op de traktementen van vader op zee. Het huis waarin de doop van Wilhelmina Augusta plaatsvindt is weliswaar sinds 1789 de eigendom van haar ouders Matthijs de Ruijt en Rosina Swart, maar zij geven het een half jaar in onderpand aan hun zoon Jacobus in Alkmaar om 800 gulden van hem te lenen.