3.4.1. Huzaar

Een eerste migrant om te bekijken is Carl August von MeyenfeldtEen lid van de Nederlandse familie meldt dat hij luitenant bij de huzaren is bij de Pruisische veldtocht in Holland en bij een familie Van Gendt in Nijmegen wordt ingekwartierd. Hij meldt dit om zijn twijfel aan de Zweedse afstamming te illustreren. (1) 

De Pruisische veldtocht is bekend uit het Nederlandse schoolonderwijs. Wilhelmina, de vrouw van prins Willem V van Oranje, wordt bij Goejanverwellesluis door de Patriotten verhinderd naar Den Haag te rijden en roept de hulp van haar broer de koning van Pruisen in om orde op zaken te stellen. De Hertog van Brunswijk begint zijn korte veldtocht op 13 september 1787 in Nijmegen. (2)

De luitenant blijkt niet Carl August maar Carl Albrecht te heten. Hij is op 19 januari 1746 gedoopt in de Bartholomeuskerk van Damgarten, een havenstad aan de monding van de grensrivier Recknitz, 40 km westelijk van Stralsund. Zijn vader is Anthon von Meijerfeldt, van 1736 tot zijn overlijden in 1757 burgemeester, stadsrechter en secretaris van die stad. In het midden van deins achternaam  staat regelmatig “rn“, “ren” of alleen “n“. De moeder van Carl Albrecht was op 16-jarige leeftijd getrouwd. Na hem worden komen Johanna Barbara in 1748, Anthon Siegmund in 1751 en Maria Elisabeth Henriëtte in 1754. Hij heeft nog een zus Louisa Christina, van wie geboortejaar niet bekend is. (3)

Damgarten in 1760, links de grensrivier, boven de Oostzee

Anthon is een kleurrijke burgemeester. In het jaar dat hij begint vraagt hij het stadsbestuur van Stralsund een tabaks- en kaartenfabriek te mogen stichten. Vijf jaar later kritiseert hij de stadspastor Johann Heinrich Lockervitz om zijn haatpreken en drankzucht. Over patrones von Dechow op het grote slot Pütnitz klaagt hij ook, bijvoorbeeld bij de aanstelling van de stadsdoodgraver Rudolph Schultze. Hij spreekt schoolleraar Jacob Christoph Balthasar aan over de oorvijg en bloedneus die hij zoon Carl Albrecht heeft bezorgd. Na zijn dood komen bij het Niedergericht Stralsund aanklachten binnen van Claude Riquer, koopman in galanterieën, tegen zijn weduwe wegens achterstallige huur en tegen een zoon wegens wanbetaling. (4)

Carl Albrecht was op 14-jarige leeftijd begonnen in Zweedse dienst. Onder ritmeester von Quillfeldt was hij is huzaar in het staartje van de Pommerse Oorlog, waarin de graaf von Meijerfeldt luitenant-kolonel is. Aan het front bij Meijenkrebs voor Demmin komen de Pruisen zo sterk opzetten, dat hij op 16 december 1761 op zijn paard met zijn bagage deserteert, vermoedelijk gelijk naar de Pruisische vijand. (5)

Hoewel Carl Albrecht de naam von Meyenfeldt draagt en in dezelfde periode van Zweeds-Pommeren naar de Republiek komt, blijkt hij noch familie van de Zweedse graaf noch van de Nederlandse stamvader te zijn. Hij maakt het verhaal van de afstamming ingewikkelder, maar ontkracht het niet.

Terug   ***   Verder

1. Brief van Frits (Nk.33), Baarn 14 augustus 1984, die schrijft dat Jkhr Van Gendt hem dit in een Deens adelsboek liet lezen [CH-39].
2. Brief van Militärarchiv Bundesarchiv, Freiburg, 3 december 1990 [CH-177], Mecklen­bur­gisches Lan­deshauptarchiv Schwerin, 25 januari 1991 [CH-186], Nieder­sächsi­sches Staatsarchiv Wol­fenbüttel, 29 januari 1991 [CH-198] en Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht, ‘s-Gravenhage 11 januari 1996 [CH-278a]. T.Ph. von Pfau (vert.), “Geschiedenis van de veldtogt der Pruissen, in Holland, in 1787”, Amsterdam 1792. Th. von Troschke (vert.), “De Pruisische veld­tocht in Nederland in den jare 1787”, Gouda 1875. J.C. Wagner, “Mecklenburgsche troepen in Neder­landsche dienst 1788-1796”.
3. Briefwisseling in 2024 met Elmar Koch,
beheerder kerkboeken Damgarten [CH-792].
4. Stadtarchiv Stralsund 01.03.03.04.05. Rep. 3, Nrs. 6860 en 6887.
5. Krigsarkivet Stockholm, 0023/0 Blå Putbus Husarenregiment 1555-1557, 17611762 en 1762.