4.1.4. Nageslacht

Na het Congres van Wenen van 1815 breken er betere tijden aan voor de drie broers Wilhelm, Friedrich en August, zowel in hun loopbaan als voor hun nageslacht. Zij maken in 1830 een revolutie in het keurvorstendom Hessen-Kassel mee ten gevolge van financiële lasten en voedselgebrek bij de bevolking ten gevolge van een handelsoorlog tussen groepen Duitse staten.

Wilhelm

Medio december 1816 komt een koerier uit Kassel naar Rinteln met een dépeche van de keurvorst inhoudende de benoeming van Wilhelm tot president van de nieuwgevormde drie regeringskamers en justitie in het groothertogdom Fulda tegen een jaarwedde van 3.500 florijn. Vanwege zijn belasting- en zegelrecht krijgt hij de titel Geheimraad. Met zijn oudste zoon van 10 jaar rijdt hij eerst naar Kassel, waar de keurvorst door een aanval van jicht aan zijn hand geen officiële documenten kan tekenen. Enige dagen geduldig wachten brengt hem niet alleen de vereiste handtekeningen, maar onverwacht ook de persoonlijk door de vorst opgespelde onderscheiding Commandeur Eerste Klasse in de Hessische Huisorde van de Gouden Leeuw. In 1817 wordt hij bovendien president en directeur van het leenhof van Fulda.

Drie dochters van Wilhelm trouwen: Johanna Carolina in 1818 met kamerheer en opperboswachter Ernst von Blumenstein, een natuurlijke zoon van de landgraaf, Friederike Therese in 1819 met kolonel Carl von Lengerke, geboren in New York en Amalie Juliane in 1825 met militair officier Archille d’Orville. Uit het tweede gezin komen tien kinderen voort.

De nieuwe keurvorst plaatst Wilhelm over naar Frankfurt om daar afgevaardigde in de Duitse Bondsdag te worden tegen een jaarwedde van 10.000 florijn. Hoewel hij zelf beweert daarop te moeten toeleggen, ziet Wilhelm het ook als een eer. Hij reist eerst naar Kassel om zijn dankbaarheid te tonen en vervolgens naar Frankfurt om zijn volmacht over te leggen, juist op tijd voor de aanvang van het zittingsjaar op 23 november 1823. Het jaar daarop volgt de accreditatie als buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister aan het hof van de koning van Württemberg in Stuttgart, van de groothertog van Hessen-Darmstadt en bij de vrije rijksstad Frankfurt. Op 28 juli van dat jaar schuift zijn titel Geheimraad een klasse omhoog, waardoor zijn aanspreektitel “Excellentie” wordt. Wilhelm dient de belangen van zijn land zo goed, dat hij op 1 januari 1828 in Kassel van de keurvorst de insignes van het Grootkruis van de Hessische Huisorde krijgt opgespeld.

Wilhelm onderdrukt de onlusten in Hanau in 1830, waarop de keurvorst hem 28 maart 1831 tot minister van Staatszaken en Financiën benoemt. Hij bedankt voor deze eer omdat zijn capaciteiten daar niet liggen en omdat zijn salaris bijna wordt gehalveerd. De keurvorst dwingt hem niet, laat hem in zijn functie en wijst hem zelfs een leengoed toe. Het gaat om Hundsrück in Steinau, langs de doorgaande weg van Frankfurt naar Fulda, waaraan Alterhaβlau overigens ook ligt.

Dat jaar komt een eind aan de autoritaire leiding van de keurvorst, wordt de Landdag hersteld en een grondwet aanvaard. Wilhelm wordt naar Hanau ontboden om de keurvorst te adviseren hoe om te gaan met een delegatie uit de Landdag. Wilhelm adviseert de vorst gevolg te geven aan het verzoek terug te keren naar Kassel en ondersteunt de delegatie nadrukkelijk bij het mondelinge en schriftelijke verzoek. Eenmaal terug in Frankfurt hoort hij tot zijn ontsteltenis dat de keurvorst in Hanau blijft en zijn zoon tot co-regent in Kassel heeft benoemd.

Op zijn verzoek verkrijgt Wilhelm bij brief van 22 september 1831 zijn leengoed als erfelijk goed in de mannelijke lijn. Eerder in 1823 had hij over het leenhof al een proces gevoerd met bezitter Von Spener. Wilhelm wordt door de keurvorst ontheven van zijn taken en op een wachtgeld van 3.500 florijn gezet. Hij vertrekt met zijn gezin van Frankfurt naar Hanau.

Lebensgeschichte des Kurf. Hessischen Geheimraths Wilhelm August von Meyer­feld
Von ihn selbst geschrieben, Hanau 1834.

Wilhelm schrijft in Hanau zijn autobiografie. Hij heeft het optimistische gevoel dat het om een tijdelijke onderbreking van zijn loopbaan gaat, hoewel hij meer dan 70 jaar oud is. Als hij februari 1834 tot Presi­dent van het Gerechtshof te Marburg wordt benoemd krijgt hij toch nog gelijk. Hij overlijdt daar op 1 januari 1838 op 78-jarige leeftijd.

Wilhelm had zich er op het eind van zijn leven over beklaagd nog het levensonderhoud te moeten betalen van drie ongetrouwde dochters en drie zoons met onbezoldigde banen. De drie jongste dochters blijven in de jaren veertig nog ongetrouwd, maar de drie zoons hebben inmiddels wel een betaalde functie en een gezin. Zoon Fritz heeft een vrouw en drie kinderen. Als houtvester in Melsungen heeft hij het niet gemakkelijk: in de jaren dertig loopt hij verwondingen op door toedoen van wilddieven, in de jaren veertig wordt hij meermaals disciplinair gecorrigeerd wegens weerspannigheid en ongehoorzaamheid en in de jaren vijftig krijgt hij te maken met een overval op zijn wagen. Op zijn broers wordt teruggekomen. 

Friedrich

Friedrich wordt in 1816 majoor en commandant van Marburg. Daar wordt hij op 28 juli 1829 bevorderd tot kolonel. Anderhalf jaar later overlijdt hij daar op 68-jarige leeftijd. Van de vijf kinderen die hij met Hanschen Knobel heeft overleven er eigenlijk maar twee de jaren veertig: Franz wordt rechter en hoogleraar en Theodor militair.

August

Als burgemeester van Rösebeck zorgt August anders dan zijn voorgangers en opvolgers voor systematische en precieze documentatie, zoals:
– Een kritisch geschrift over de Burgerschutterij en lovende woorden over de Vrijwillige Brandweer. (1)
– Een rechtszaak in 1817 met de weduwe van hofraad Everken in Paderborn.
(2)
– P
rocesstukken over jachtrechten en optreden als gerechtelijk taxateur inzake een onrechtmatige grenswijziging in Rösebeck. (3)

Van de vijf kinderen van August en Emilia worden er drie volwassen:
– Julius Friedrich Ludwig (1807) trouwt in 1847 in Warburg met Caroline Julie Friederike, dochter van baron von und zu Gilsa en barones von Leliwa. Zij krijgen in de jaren vijftig in Rösebeck vier kinderen die de familienaam voortzetten.
– Otto August Wolfgang (1809) is voor de militaire dienst bestemd, maar krijgt in 1833 op 24-jarige leeftijd een studiebeurs van 300 rijksdaalder per jaar van de Von Seydlitz Stichting om te worden opgeleid tot vormer en gieter aan het kort daarvoor opgerichte Koninklijke Handelsinstituut in de Pruisische hoofdstad Berlijn.
Van hem zijn geen gegevens over een huwelijk of kinderen bekend. (4)
– Amalia Augusta Carolina (1809) trouwt in 1841 in Warburg met Friedrich Kloeting en krijgt bij hem drie dochters.

August en Emilia overlijden allebei in Rösebeck, de eerste 75 jaar oud op 30 april 1848 en de laatste 68 jaar oud op 15 januari 1851.

Terug   ***   Verder

1. “Repertorium der Urkunden und Akten des Archivs der Stadt Borgentreich”, Bestand C, Rösebeck ca. 1660-1990), november 2012, Vorwort, pag. 2 en pag. 28. Freiwillige Feuerwehr Löschgruppe Rösebeck, “Geschichte der Freiwillige Feierwehr Rösebeck”, citaten uit 1821, 1822 en 1824. Geschichte des Schützenvereins Rösebeck e.V.
2. Paderbornsches Intelligenzblatt für den Oberlandes=Gerichts=Bezirk, Paderborn 3 december 1817, pag. 902.
3. Landesarchiv Nordrhein-Westfalen, No. 7812, “Fragment einer Prozeβakte betr. die zwischen dem Leutnant v. Spiegel und dem Herrn v. Meyenfeld strittige Koppeljagd vor Rösebeck”, 1836, No. 7440, “Schreiben an den Justizkommissar Evers zu Warburg betr. Verpachtung der Jagdgerechtsame in der Herrschaft Desenberg an Herrn v. Meyenfeld zu Rösebeck”, 1839. No. 6507, “v. Meyenfeld ./. Förster Hepe wegen angeblich unbefugter Jagd in der Rösebecker Feldmark”, 1839-1840.
4. Akten betreffend die Aufnahme der Stipendiaten der v. Seydlitzschen Stiftung in das Königl. Gewerbe Institut Berlin, Geheimes Staatsarchiv Preußischer Kulturbesitz, I. HA Rep. 76, Vb Sekt. 4 Tit. VIII Nr. 3, fol. 143 en 144. Verhandlungen des Vereins zur Beförderung des Gewerbfleisch in Preussen, “Bericht über die Stipendiaten der von Seydlischen Stiftung”, Berlijn 1833, pag. 247.