3.3.1. Legaat

Het  testament van de Zweedse graaf van 10 juni 1795 bevat de naam Juliana. Naast zijn familieleden en de executeur staat zij als enige expliciet bij naam vermeld. Paragraaf 9b) is helemaal aan haar gewijd:

Testamentum des Grafen von Meijerfeldt und seiner Frau Gemahlinn, paragraaf 9b

De paragraaf komt er op neer dat de Zweedse graaf vooraf stipuleert dat zij uit zijn nalatenschap een legaat krijgt. Opgeknipt gaat het om de volgende elementen:

— Augusta Juliana Meyern. Naast Juliana heeft zij tevens de voornaam Augusta. Zowel de graaf als de gravin hadden die als tweede voornaam. Bij haar achternaam Meyern moet bedacht worden, dat het in die tijd gebruikelijk was om bij vrouwen de letters nin of en toe te voegen. Het ligt daarom voor de hand dat haar naam Meyer is. Als ontvangende persoon krijgt zij in de Duitse tekst sowieso de derde naamval en daardoor een Dativ n. In 1984 schreef de archivaris van de stad Stralsund haar achternaam als Meyernfeldt, maar uit bovenstaande fotokopie van de originele Duitse tekst van 1795 die hij opstuurde blijkt dat niet, helaas.

— Mederow. Hier heeft Juliana vroeger gewoond. Dit Zweedse landgoed benadrukt haar  band met de Zweedse familie.

— Tilow. Deze naam van haar echtgenoot komt overeen met haar naam Thielo in Rotterdam twintig jaar later. Hij was inspecteur en is tegenwoordig (dus 1795) pachter in Mecklenburg. Dat groothertogdom ligt westelijk aan de overzijde van de rivier de Trebel, op enkele kilometers afstand.

— Tweede huwelijk. Zij is eerder gehuwd geweest. In beide huwelijken kreeg zij kinderen, volgens deze tekst vooral in het tweede.

— Duizend Rijksdaalder. In Europa zijn per gebied en per tijdsperiode Rijksdaalders met verschillende waarden in omloop. Daarom is het belangrijk de toevoeging N 2/3 tel zu 32 s. te begrijpen. Het betekent nieuwe rijksdaalders van twee-derde grootte in 32 shilling gerekend. Dat leidt tot een behoorlijke waarde van het legaat, waarmee bijvoorbeeld een flink huis zou kunnen worden gekocht.

Voorwaardelijke uitkering. Het legaat wordt pas uitgekeerd na de dood van de gravin is (de facto 22 jaar later), weliswaar zonder kosten maar ook zonder rente, niet aan haar zelf maar aan haar echtgenoot, niet als lump sum maar als garantiefonds voor jaarlijkse bedragen, niet voor een flink huis maar ter dekking van diens pachtsom. De uitkering vindt plaats zolang zij leeft en het restant gaat daarna in gelijke delen naar de kinderen uit haar twee huwelijken.

Na het overlijden van de  Zweedse graaf op 21 april 1800 verliep de afwikkeling van zijn testament heel anders dan hij stipuleerde. Zijn weduwe gaf een aanvullende opdracht aan de executeur-testamentair Johann Arnold Joachim PommerEsche, de opvolger van zijn verleden jaar gestorven vader Johann Christian. Zij droeg hem op alle Pommerse bezittingen direct af te stoten en niet op haar dood te wachten. Zoals eerder beschreven ging de executeur daarmee meteen aan de slag. Of hij het legaat hierbij betrok moet blijken.

Terug   ***   Verder