2.4.6. Oost-Indië

Oudste zoon Jan is al timmermansleerling en snel daarna timmermansknecht. In 1827 moet hij zich vanwege zijn 18de verjaardag inschrijven voor de Nationale Militie. Er bestaat een vijfjarige dienstplicht tussen 18 en 22 jaar, hoewel onvrijwillige toetreding vrijwel niet voorkomt. De Nationale Militie bestaat uit een beroepsleger en vrijwilligers, bij tekorten aangevuld na een loting uit ingeschrevenen. Jan kan hieraan ontkomen door zich niet in te schrijven, net als 10 tot 30 procent van zijn leeftijdgenoten. Die optie kiest hij niet, met een militair als vader, en schrijft zich in bij de gemeente Rotterdam. Bij volgnummer 32 staat bekende informatie over hem, maar zijn gemeten lengte is een mooie aanvulling: 1 el, 6 palmen, 5 duimen en 0 strepen (172,5 cm). Hij krijgt het hoge lotnummer 959, waardoor de kans op inloting groot is. Mocht hij in dat geval niet willen, dan mag hij proberen iemand met een lager nummer af te kopen. Of hij wel of niet in dienst gaat is niet zeker. Wel dat hij na catechisatie bij de nieuwe Evangelisch-Lutherse dominee J.G.E.P. Fortmeijer op 1 april 1828 openbaar geloofsbelijdenis aflegt. (1)

Dat Jan onderwijs heeft genoten blijkt uit een bewaard gebleven Sinterklaasgedicht dat hij vóór zijn twintigste schrijft: (2)

Aan mijn lieve vrouw Keetje Kreber !!!
Ik had al een sterk verlangen,
Om een brief van U te ontvangen.
Per ongeluk ontving ik nu
Eenig letterschrift van U.
Maar ik dacht: dat is gelogen,
Nu ben ik eens regt bedrogen:
Is dit schrijven van mijn Kee!
Dat valt me in’t geheel niet mee.
Want ik zeg U lieve deren,
Gij moet beter spellen leeren;
Zulk een man van taal als ik!
Is met knoeijen niet in schik.
Daarbij komt nog, mij te kwellen;
Door een schelmdicht op te stellen,
Ook mijn naam verkeerd te schrijven;
Waart Gij hier! ‘k zou met U kijven!!

Op deze wijze gaat het gedicht nog vele coupletten door. Onderaan schrijft hij dat zijn doopnaam niet “Goehan” is. Uit de aanhef van dit gedicht blijkt dat Jan verloofd is met Keetje Kreber. Uit de overleveringen is te halen dat het gaat om Geertruijda Hillegonda Kreber, geboren in Rotterdam op 17 november 1811, enkele jaren later met een ander getrouwd. (3)

Tweede zoon Hendrik begint kort na zijn 14de verjaardag op 15 november 1824 bij de Koninklijke Marine aan een opleiding tot stuurman. Hij staat hardnekkig met de achternaam van Megenfeldts aangeduid. De opleiding vindt plaats aan boord van wachtschepen – in dit geval een soort drijvende scholen – bij Hellevoetsluis. In december is zijn eerste schip het fregat Kenau Hasselaar, in januari 1825 gaat hij met de hele bemanning over op de Amstel, in 1826 op de Java en rond de jaarwisseling op de Euridice. Drie tot vier keer per jaar krijgt hij acht dagen verlof om van boord naar huis in Rotterdam te gaan. (4)

Op 3 oktober 1827 wordt Hendrik als stuurmansleerling overgeplaatst op het net te water gelaten Z.M. Korvet Leije. Hij gaat daarop zijn eerste zeereis maken, helemaal naar Oost-Indië. Het schip heeft 28 stukken en 150 koppen en staat onder commando van kapitein-luitenant ter zee A.J.J. van Lutsenburg. (5)

Vader schrijft op 7 oktober 1827 nog snel een afscheidsbrief aan Hendrik. De brief gaat enkele pagina’s door over de godsdienst, ondersteund door veel bijbelcitaten. Concrete verhalen over vader’s eigen belevenissen op zee ontbreken helaas. (6) 

De zeildag van de Leije is bepaald 25 december. Na de jaarwisseling is de afvaart van Texel op 7 januari, van Cadiz op 23 maart en van Fernambuc op 11 mei. Het schip komt op 19 augustus op de rede van Batavia aan. Dat jaar is Hendrik 18 jaar oud en schrijft zijn vader hem in bij de gemeente Rotterdam bij de Nationale Militie, met annotatie dat hij in ’s Rijks zeedienst in Batavia is. In het jaar 1829 wordt enkele keren heen en weer gevaren naar Palembang op Oost-Sumatra. Hendrik ligt daar van 21 maart tot 21 april en van 2 mei tot 6 augustus in het hospitaa. De aard van de ziekte wordt niet genoemd, maar malaria komt veel voor. (7)

Derde zoon Carl gaat na zijn lagere school aansluitend als 12-jarige jongen werken. Op 1 mei 1827 treedt hij in dienst van ’s Rijks Werf in Rotterdam, de werkplek van zijn vader. Hij leert voor scheepstimmerman, een combinatie van de beroepen van zijn twee oudere broers. (8)

Van de overige kinderen zit vierde zoon Friedrich met zijn 10 jaar nog op de lagere school. Dochter Anthonetta wordt eind 1827 ziek en overlijdt na de jaarwisseling op 5 januari. Zij wordt nog geen zeven jaar oud, vergelijkbaar met haar gelijknamige zus die 14 jaar eerder nog geen twee jaar oud werd. De enige dochter in Rotterdam is dan nog Nellie, in 1827 pas vier jaar oud.  (9)

Terug   ***   Verder

1. Militaire Zaken, Stadsarchief Rotterdam 356, Inv 90, 1827 nr 32. Register der aangenomen ledematen bij de Christen Gemeente toegedaan de onveranderde Augsburgsche Geloofsbelijdenisse binnen Rotterdam, SR Inv 254, blad 72.
2. Familiearchief N.2, nr. 41.
3. Er komt geen huwelijk van, want Keetje trouwt in 1835 met Jan Kloek, bij wie zij acht kinderen krijgt. Haar oudere broer Isaac Antoni zijn oudste zoon Pieter Kreber (1828-1902) is timmerman en opzichter te Haarlem en trouwt in 1852 met Cornelia Henderica Diederich, de schoonzus van Carl von Meijenfeldt. Deze Pieter is in 1874 getuige bij het huwelijk van Carls dochter Cato [CG/38]. Een alternatieve Keetje Kreber is Pieters jongere zus Geertruida Carolina Kreber, * Rotterdam 28-10-1833, die aan de Groenendaal verloofd raakte met de veel oudere Jan, voordat zij in 1860 trouwde met Anthonie Jacobus Ernst.
4. Soldij-Rollen 309 Kenau Hasselaar fol 806, 208 Amstel fol 219, 309 Java fol 29, 259 Euridice fol 28 en 326 Leije fol 21, Nationaal Archief, 2.12.14 Stamboeken Marinepersoneel.

5. Soldij-Rollen 326 Leije fol 21, Nationaal Archief, 2.12.14 Stamboeken Marinepersoneel.
6. Familiearchief N, nr. 51.
7. Militaire Zaken, SR 356, Inv 91, 1829 nr 281.
8. Familiearchief N.5, nr 63-66.
9. Overlijdensakte 32, SR 999-09, fol A 007.