3.4.5. Musketiers

Na de vrede met de Russen in 1790 steekt niet alleen de Zweedse graaf over naar Stralsund, maar nog een naamgenoot: Johann Caspar Meijerfeldt. Hij is een 36-jarige musketier in het Zweedse Lijfregiment van de Koningin, waarin de graaf zelf een halve eeuw eerder kapitein was. Sinds 8 juni 1788 dient hij een zesjarig contract uit in de compagnie van kapitein Blessing, waarin hij de onder de graaf in Finland strijdende troepen vervangt om het Noors-Deense leger boven Göteborg op afstand te houden.

Johann Caspar was 5 mei 1755 geboren in Rechlin en drie dagen later gedoopt in de kerk van Retzow in het hertogdom Mecklenburg-Strelitz, zuidwestelijk van Zweeds-Pommeren. Hij was een zoon van Martin Hinrich, tuinman op de landgoederen van de adellijke familie von Kerberg (Kirchberg), en van Catharina Elisabeth Hagen. Zijn familie leeft als arme dagloner in een groep landbouwdorpen in een cirkel van ongeveer vijf kilometer op de Seenplatte (merengebied).

Vanwege de armoede komt een grote ontvolking tot  stand door emigratie naar de Verenigde Staten. De achterblijvers worden in 1916 onteigend en hun huizen worden met de grond gelijk gemaakt voor een Erprobungstelle van de luchtmacht, die later vooral door de Nazi’s intensief is gebruikt. De luchthaven bestaat nog en verder is er vooral een mooi natuurgebied ontstaan.

Johann Caspar had een andere weg gekozen en zich op 19-jarige leeftijd op de markt als soldaat laten werven. Op 30 april 1774 had hij een zesjarig contract getekend bij het eskadron Psilanderhielm van het Zweedse regiment Mörner. Dit was 400 ruiters sterk en hij kreeg als huzaar een paard toegewezen. Op de  rol staat in het midden van zijn achternaam een “n” in plaats van een “r” en dat blijft daarna consequent zo. De schrijver zag het misschien op de rol 13 jaar eerder staan achter Carl Albrecht of wilde onderscheid maken met het bekende Zweedse geslacht. Dit regiment had in 1704 onder generaal-majoor Johann August sr in de westelijke mars en de Slag om Posen meegedaan.

Tijdens zijn dienstjaren was Johann Caspar getrouwd in Simrishamn, een havenstad in Skåne, 40 km oostelijk van Ystad, met Gertrud Johanna Lärka, de dochter van Anders Håkansson Lärka en Anna Maria Lambertsdotter. Zij was daar geboren op 13 augustus 1744 en daarmee 11 jaar ouder. Misschien was het huwelijk een gevolg van de geboorte van hun zoon Joachim Andreas op 31 oktober 1779. Op 9 juni 1785 werd een tweede zoon Johann Caspar jr in Simrishamn geboren.

Nadat het eskadron van Johann Caspar een nieuwe chef Adolf Lewenhaupt had gekregen had hij twee keer vier jaar bijgetekend en was in 1788 naar het Lijfregiment van de Koningin overgestapt. Na de oorlog heeft hij nog een contract uit te dienen en ook zijn oudste zoon, die op 10-jarige leeftijd daarin op 15 maart 1790 pupil is geworden. Daarom arriveren in Stralsund in 1791 niet twee maar vier Meijerfeldts, ook moeder Gertrud Johanna en 6-jarige zoon Johann Caspar jr.

Op 3 juli 1794 zit de termijn van vader er op en hij neemt afscheid van het regiment. Hij wordt nachtwaker in Stralsund. De 21-jarige Joachim Andreas wordt op 14 mei 1802 korporaal, nadat hij zes jaar pupil en zes jaar musketier en vice-korporaal is geweest. Zijn 15-jarige broer Johann Caspar jr was in 1796 als pupil gestart en wordt nu musketier. Eind januari 1807 wordt Stralsund belegerd door Franse troepen onder Édouard Mortier, die zuidelijk vanuit Pruisisch-Pommeren de grens is overgestoken. Hij achtervolgt de Zweedse koning Gustav IV Adolf, die enthousiast geworden door de Engelse overwinning bij Trafalgar tegen de wens van zijn adviseurs in ruim een jaar eerder tot de coalitie tegen Napoleon was toegetreden, met zijn leger alle gevechten in Noord-Duitsland had verloren en al weer nipt veilig naar Zweden was overgestoken. De twee zonen Meijerfeldt nemen onder Hans Henric von Essen deel in het grote garnizoen van de sterke vesting Stralsund.

Na enkele maanden marcheert Mortier met het grootste deel van zijn leger weg naar het front tegen de Pruisen bij Kolberg en laat een restant versterkt met net aangekomen Hollandse troepen achter. Op 1 april doet het garnizoen een grote uitval en de broers zijn er bij. Na drie dagen van hevige gevechten is de vijand tot ver over de grens teruggeslagen en zijn velen gevangen genomen. Kort daarop worden zij toch weer tot achter de Pommerse grens teruggedrongen, omdat de Europese coalitie tegen Napoleon uiteenvalt en het Franse leger terugkeert.

Essen biedt Mortier een wapenstilstand aan en op 18 april komen zij in Schlatkow overeen de grens langs de Trebel en de Peene terespecteren. Na twee maanden komt de Zweedse koning zelf naar Schlatkow om het bestand te verlengen, maar wil de strijd voortzetten en probeert vergeefs de nieuwe Franse legeraanvoerder Brune aan zijn zijde te krijgen. Ditmaal slaat een veel groter Frans leger op 13 juli een nieuw beleg om Stralsund.

Joachim Andreas wijkt met zijn compagnie uit naar Malmö. Johann Caspar jr behoort bij de troepen die op 20 augustus op Rügen capituleren. Hij wordt op 11 september op non-actief gezet, nadat geheel Zweeds-Pommeren is bezet. In alle commotie overlijdt moeder Gertrud Johanna op 10 november 1807 aan ernstige zijsteken tijdens een longontsteking. Drie dagen later is de begrafenis in de St Jürgen kerk van Stralsund. (1)

De Pruisische patriot Von Schill doet met een vrijkorps vanuit Rostock een inval in Pommeren, achtervolgd door Hollands-Deense troepen. Op 31 mei 1809 komt het tot bloedige straatgevechten in Stralsund, die Von Schill met een totaal verlies moet bekopen. Op zijn hoofd heeft de koning van Westfalen (ook een broer van de keizer) een hoog losgeld gezet en via hem belandt het gedurende enkele tientallen jaren in een Leidse bibliotheek.

Intussen is Gustaaf IV Adolf gearresteerd en verbannen, omdat Zweden door zijn oorlogspolitiek Pommeren is kwijtgeraakt aan de Franse keizer en Finland aan de Russische. De eerste Russische troepen landen al boven Stockholm. Zijn opvolger is zijn voorganger Karel XIII, de broer van de vermoorde koning Gustaaf III en oud-minnaar van Brita Horn, de dochter van gravin Anna Catharina von Meijerfeldt. Hij brengt vrede, waardoor de tsaar groothertog van Finland wordt, Noorwegen Deens blijft, het Continentaal Stelsel wordt ingevoerd en de Franse maarschalk Bernadotte de nieuwe Zweedse kroonprins wordt. In ruil daarvoor komt Pommeren eind januari 1810 terug in Zweedse handen.

Na ruim twee jaar van inactiviteit arriveren de broers Meijerfeldt in Greifswald en keren terug in hun Lijfregiment van de Koningin. Joachim Andreas steekt over van Malmö en wordt tamboer. Bij hem staat vermeld dat hij invalide geraakt is. Dat moet bij de belegering van 1807 of daarna gebeurd zijn. Johann Caspar jr wordt aangesteld als wapenmeester en daarna eveneens als tamboer. In het regiment is dit niet zomaar een trommelaar, maar een even belangrijke functionaris op het slagveld als de vaandrig en zijn pauk een even begeerlijke oorlogsbuit als het vaandel. In tegenstelling tot de vaandrig is de tamboer niet van adellijke afkomst en een zeer ervaren soldaat. In Stralsund leeft Johann Caspar Meijerfeldt sr tot 1830. In Greifswald trouwen zijn twee zoons en krijgen kinderen en kleinkinderen.

Terug   ***   Verder

1. Kirchenbuch St Jürgen Stralsund 1807, pag. 150, nr. 385, des Nachtwächters Maierfeld Ehenfrau Gertrud Johanna Kerker, geb. in Schweden, 75 Jahre, Seitenstiche. De genoemde leeftijd maakt haar 12 jaar te oud.