Vestingstad Stettin, doorsneden door de Oder, links de Oostzee
Stettin (Szczecin, Polen) is sinds 1648 de hoofdstad van het Zweedse hertogdom Pommeren. Gouverneur-generaal Mellin heeft er zijn zetel. Johann August von Meijerfeldt is begin juli 1710 oppercommandant van de stad geworden, maar nog onderweg terug van Konstantinopel als de troepen van de Noordelijke Alliantie van Rusland, Saksen en Denemarken medio 1711 voor de stad verschijnen. Hij krijgt uit Stockholm bericht om niet ten strijde te trekken. Zijn oude chef in de Nederlanden Krassow neemt de verdediging van de stad waar. De geallieerden breken de belegering al snel af door gebrek aan levensmiddelen en een vroeg intredende winter.
In 1712 arriveert Johann August met personele en materiële versterkingen. De verdediging bestaat nu uit zes regimenten: Meijerfeldt, Stuart, Mellin, Horn, Rothlieb en Giellenstierna. Vorst Mensjikov breekt met Russische troepen uit zijn Poolse winterkwartier op en verschijnt op 24 mei 1712 voor de stadspoorten. Hij valt een Zweedse voorpost aan en steekt twee windmolens in brand. Dan volgt een belegering zonder bombardement, omdat artillerie ontbreekt. Johann August kan steeds voedsel, wapens en manschappen over de Oostzee laten aanvoeren om het lang uit te houden. Vanaf juni bevindt tsaar Peter de Grote zich in het belegeringskamp en vertrekt in september woedend naar het westen. Op 25 oktober breekt de hele Russische macht op naar Mecklenburg om de Denen tegen Magnus Stenbock te hulp te schieten. (1)
De legers nemen de spelregels voor veldslagen en belegeringen steeds minder in acht. Zo gaan Mauritz Welling (zoon van Johann August’s chef in Narva, gouverneur-generaal van Bremen-Verden) en Stenbock de geschiedenisboeken in als degenen die op basis van leugens de bij Hamburg gelegen stad Altona in as hebben gelegd. Johann August is één van de ondertekenaars van een patent van de Koninklijke Zweeds-Pommerse regering, waarin staat dat ook de Noordelijke Alliantie gruweldaden pleegt en zelfs mensen als slaven verkoopt. Stenbock trekt zich met de Zweedse hoofdmacht terug naar de Holsteinse vesting Tønning, maar kan vanwege het smeltende ijs op de rivier de sterke vesting niet tijdig bereiken en moet voorjaar 1713 capituleren voor de overmacht van de Noordelijke Alliantie.
Welling is bang dat de enig overgebleven steden Stettin en Stralsund in Pommeren door de Russen en Saksen vernietigd zullen worden. Het neutrale maar Zweden welgezinde hertogdom Sleeswijk-Holstein-Gottorp deelt zijn vrees. De 11-jarige hertog Karel Frederik is de zoon van de oudste zus van Karel XII en wordt in Zweden opgevoed. Minister Von Görtz oefent het regentschap uit. Samen met Welling bedenkt hij een deus ex machina: de steden worden in afwachting van de vrede tijdelijk in bewaring gegeven aan neutrale troepen van Gottorp en Pruisen. Dit komt bekend te staan als het sekwestratieplan.
Welling en Von Görtz hebben niet onderzocht of koning Karel XII en de regering in Stockholm hun plan steunen. Johann August is de eerste bij wie ze merken dat ze overijld te werk zijn gegaan. Zij volstaan met de tactiek hem het hopeloze van de situatie te laten inzien: de geallieerden naderen Wismar en Rügen, zullen Stettin en Stralsund snel blokkeren, er is geen geld en de Turken zullen geen steun bieden. Welling en Görtz ondertekenen op 10 juni hun plan, waarin staat dat Wismar en Stettin in bewaring worden genomen door Gottorp. Pruisen tekent die dag een zelfde akkoord, omdat zij belang heeft bij een vrije doorgang bij de strategisch gelegen haven aan de monding van de Oder.
De Zweedse ambassadeur in Berlijn Frisendorff stuurt zijn secretaris Brunell naar Johan August in Stettin, om hem een brief te overhandigen waarin het sekrestatieplan uit de doeken wordt gedaan. Johann August is koortsig en bedlegerig, opent de meegebracht stapel brieven niet en vraagt Brunell om een mondelinge toelichting. Als Brunell daarna aanbiedt de tekst van het plan voor te lezen antwoordt Johann August onmiddellijk dat hij, gezien de uitdrukkelijke bevelen van de koning, onmogelijk kan instemmen met de voorgestelde transactie; hij gaat liever tot “de uiterste extremiteit” en zegt tijdens zijn ziekte aan commandant generaal-majoor Stuart opdracht te hebben gegeven om op dezelfde manier te handelen. Op die manier denkt hij het zeker nog een half jaar te kunnen volhouden. Frisendorff had niet de moeite genomen zelf te komen en gedacht Johann August te overtuigen met het argument dat de Pruisische koning de sekwestratie zou laten uitvoeren door zijn Lange Kerls met mooie geweren.
Frederik Willem I is dat jaar op de Pruisische troon gekomen. Hij is militaristischer dan zijn neutrale vader, aan wie Johann August op zijn reis terug uit Turkije een bezoek had gebracht. De koning besluit zelf het initiatief te nemen en luitenant-generaal Carl Friedrich von Slippenbach te sturen, vanwege diens Zweedse achtergrond en kennis van Johann August uit Namen, Altranstädt en in de Russische veldtocht. Hij neemt het aanvullende aanbod mee om het onderhoud van de bezettingstroepen voor Pruisische rekening te nemen, Johann August te handhaven in het stadsbestuur en ein Stück Geld te geven. Het zou om 2.000 Taler gaan en in noodgeval mag tot 20.000 Taler worden gegaan. Geen van deze bedragen wordt uitgekeerd, ofwel omdat de commandant de omkoping met minachting afslaat of doordat van de poging wordt afgezien vanwege diens onaanvechtbare persoonlijkheid.
Von Schlippenbach is er al snel van overtuigd dat hij niets kan doen aan Von Meijerfeldt’s trouwe plichtsbetrachting, die naar de bevelen van zijn koninklijke meester in Bender verwijst. Als hij de gewijzigde economische omstandigheden in het nadeel van Zweden benadrukt en onder andere ook het gevaar van een Deense aanval op Skåne, antwoordt Johann August dat Stockholm hem geen al te teleurstellende berichten geeft. Over de precieze houding van Welling zijn zij het evenmin eens. Andere Zweden die Von Slippenbach spreekt, zoals commandant Stuart en regeringsraad Lagerström, lijken flexibeler maar willen ook hun eer redden. De burgerschap blijkt er verdeeld in te staan, omdat er geen belegering is en voldoende voorraden; daarom laat hij zijn buidel met goud in zijn achterzak.
Welling, Frisendorff en Von Görtz denken vooral tegenwerking van de Noordelijke Alliantie te moeten overwinnen, maar als zij het verslag van Von Slippenbach aanhoren wordt hen pas helder waar de schoen wringt. Op 22 juni schrijft de laatste nog: “Von Meierfelds Oppositionen bin ich nicht sehr embarrassiret und werden sich schon Mittel finden, dieselbe cessiren zu machen“. Op 11 juli wordt het: “Des General Meijerfeldt Wiederspensstigkeit macht uns inzwischen noch gar viele Bekümmernis“. Op 6 augustus schampert hij: “héroisme hors de saison”. Later in 1716 is Von Görtz ronduit vijandig als hij aan de auditeur-generaal van de koning schrijft: “M:r le C. Meierfeld est arrivé ici. Il fait comme de coutume, c’est å dire que, quand il manque aux promesses qu’il a faites å son Maitre, il en jette la faute sur d’autres”. Later wordt Von Görtz er officieel van beschuldigd Von Meijerfeldt te hebben willen omkopen met 50.000 Rijksdaalder ineens, een jaarpensioen van 6.000 Rijksdaalder en – mocht hij bij Karel XII in ongenade vallen – een beschermd leven in Gottorp. De beschuldigingen tegen hem gaan nog verder, namelijk dat hij eerst vergeefs Pruisen en daarna met succes Saksen tegen betaling van 200.000 Rijksdaalder tot een inname van Stettin overhaalt.
Aan diplomatieke pogingen om Johann August op andere gedachten te brengen ontbreekt het niet. Na de eerste poging van Brunell begin juni en Von Slippenbach eind juni volgt de Von Bassewitz, minister in Sleeswijk-Holstein-Gottorp. Hij staat vooral bekend om zijn welsprekendheid, waardoor de anderen niet verwachten dat hij de rechtlijnige generaal kan beïnvloeden. Hoewel hij Johann August wel tot vriendelijkheid weet te verleiden, verandert zijn standpunt niet, temeer daar hij in juli kennis neemt van twee nieuwe benoemingen die Karel XII al op 27 maart 1713 deed. Hij is benoemd tot gouverneur-generaal van het hertogdom Pommeren, het vorstendom Rügen en de Hanzestad Wismar. Hiermee wordt hij in feite Onderkoning of Viceroy voor een groot gebied. De tweede functie is Koningsraad. Dit college van circa 17 leden neemt beslissingen over buitenland- en veiligheidszaken. Binnen het college zijn afwijkende posities en partijverschillen mogelijk, met uitzondering van revolutionaire tijden waarin personen elkaar voor landverraders uitmaken. Johann August zal uiteindelijk 30 jaar Koningsraad zijn en daarmee het langst zittende lid ooit. (2)
Meteen maakt Johann August gebruik van zijn nieuwe benoemingen. Von Görtz is er bijna in geslaagd Wismar voor zijn plan te winnen als de commandant Schülz op het nippertje de opdracht krijgt de vesting te blijven verdedigen. Uit zijn brief blijkt hoe vast Johann August in een terugkeer van de koning en een gunstige wending van de strijd gelooft. (3) Op 10 augustus 1713 ontvangt hij nog een brief van de koning. Het is zijn instemmende reactie op de uitvoerige afwijzing van het sekwestratieplan, die zijn secretaris Löwenheim hem gebracht had in Adrianopel, waar hij gedetineerd was. (4)
Von Görtz ziet eindelijk in dat alleen een belegering van Stettin Von Meijerfeldt op andere gedachten zal brengen. De Pruisische koning voert de druk op hem in die richting op en vorst Mensjikov is al onderweg van Tønning, ditmaal met 24.000 man. Artillerie zal uit Denemarken en Saksen komen. Ondanks de overweldigende overmacht van de vijand, de slechte verdedigingstoestand van de vesting en de door een Pruisische blokkade van de Odermonding geslonken voorraden, blijft Johann August weigeren. Aan Welling schrijft hij alleen kogels en kruit te willen uitdelen. Het zou beter zijn een vesting na dappere strijd over te geven dan zonder zwaardslag. Hoewel het regiment Stettinse Landmilitie is gegroeid tot 1200 man, neemt de autoriteit van de gouverneur-generaal bij de burgerij van Stettin met de dag af. Bassewitz spreekt stiekem met de burgerschap van Stettin, die verteerd is door Russenangst en afvoer naar Siberië. De Pruisen zien zij ook liever niet komen. Dan liever Hannover of een vrije keizerstad Hoewel de commandant de burgerschap allerlei optimistische geluiden liet horen zou er zelfs een aanslag op zijn leven zijn beraamd; gesproken wordt van 8 burgers die op een keer hun geweer op hem hadden gericht. (5)
Enkele geschiedenisboeken die het beleg van Stettin behandelen schrijven over Johann August: “les officiers de Charles XII n’étaient pas accoutumes à obéir à de pareils ordres. Mayerfeld répondit qu’on n’entrerait dans Stetin que sur son corps et sur des ruines”. En: “Es war dies ein Mann, der sich in den glückligen Feldzügen des Königs bis zur Slacht bei Pultawa als ein Soldat von ächtem Schrot und Korn bewährt hatte”. (6) De positie van Frankrijk, de Republiek en Engeland is alleen uit de monden van de direct betrokkenen op te tekenen en daardoor zwaar gekleurd.
In afwachting van de artillerie nemen de Russen op 5 augustus 1713 drie voorschansen van Stettin in. Het daar gelegen Franse corps trekt zich terug, graaft zich in, zet hevige beschietingen in en brengt de vijand zware verliezen toe. Op 13 augustus trekken de Russen zich daar terug, maar veroveren Damm en de Zweedse sterrenschans en nemen de Zweden daar gevangen en stichten veel verwarring. Op 30 augustus weet Johann August een kleine batterij in Demmin te bemachtigen en brengt de Russen een verlies van 150 man toe. De dag daarop arriveren de eerste artilleriekonvooien, die door de Saksen onder Bose over de Elbe en de Oder zijn aangevoerd. De Saksen en Russen beginnen nu aan de zware belegering. Op 14 september bestormen zij de belangrijkste verdedigingswerken buiten de stad.
Op 16 september komt Bassewitz nog eens langs, omdat de van Zweedse naar Pruisische dienst overgestapte Rozenholz hem had voorgespiegeld dat hij Von Meijerfeldt in Stettin positiever over de sekwestratie had horen praten. Welling en Frisendorff machtigen hem om namens Zweden over een wapenstilstand te spreken, omdat Karel XII een dergelijk bevel zou hebben gegeven. Johann August antwoordt: “Waß soll ich thun, denn meine ordres seind nicht anders als mich bis auf den letzten Mann zu wehren?“. Hij kon wel akkoord gaan met een gevechtspauze hangende zijn onderzoek wat er waar was van het nieuwe bevel van Karel XII.
Mensjikov wil niets weten van een pauze vanwege de nu goede weersomstandigheden en omdat hij denkt dat Johann August het bevel anders zal interpreteren. Hij gaat de 18ste over tot een bombardement van de stad. Dan krijgt Bassewitz nog eens de kans de stad in te gaan met de Rissische parlementariër. Het bombardement blijft daardoor even uit. Nog blijft de commandant de overgave weigeren. Vervolgens moet Stettin een acht uur durend Russisch bombardement verwerken, waardoor grote delen van de stad in vlammen staan, 70 huizen verloren gaan en de burgers de Zweedse commandant smeken toe te geven. Hij belegt nog op 19 september een krijgsraad en komt tot de conclusie, dat de Zweedse officieren er net zo over denken als de burgerij, met name vanwege steeds vaker optredende insubordinatie onder de soldaten.
Belagerung von Stettin 1713
Kupferstich aus dem Imhofschen “Bildersaal”, Nürnberg 1740.
De gedragscodes die de adellijke officieren aan beide zijden bij de belegering van een vesting hanteren worden ondanks de verharding van de strijd nog nageleefd. Eén van de regels is goed vergelijkbaar met het schaakspel: als de ene partij gewonnen staat, geeft de ander onmiddellijk op en speelt niet net zo lang door tot de koning valt. Eerstbedoelde houding wordt beloond met een vrijgeleide voor het garnizoen en het ongemoeid laten van de bevolking. Weigert de commandant de overgave, dan is de belegeraar minder toegeeflijk en in het ergste geval gemachtigd de vesting te bestormen, het garnizoen uit te moorden en de stad te plunderen en in as te leggen. Omdat Johann August maar al te vaak zelf laatstbedoelde sanctie heeft opgelegd, blijft hem niets anders meer over dan een zo gunstig mogelijke overgave van Stettin.
Bassewitz komt terug met het voorstel van Mensjikov tot een wapenstilstand, acht dagen de tijd om de bewering van Welling uit te zoeken en de overname door de Russen van één poort van de stad (de Neuthor). Johann August gaat akkoord met een overname van de stad, voor de helft door Pruisen en voor de andere helft door Gottorpers, voorlopig waar te nemen door twee bataljons van het oude Zweedse garnizoen onder Stuart, plus een vrijgeleide van zijn troepen naar Stralsund. Omdat er geen Gottorpse troepen in de buurt zijn gaan de Russen op 20 september akkoord met dit ongebruikelijke voorstel.
Een dag later komt Johann August met enkele officieren naar Mensjikov. Hij meldt dat 2.800 van zijn troepen onderweg zijn om nog diezelfde dag uit de stad te vertrekken en dat 1.873 man achterblijven. Vervolgens tekenen Rusland, Saksen, Zweden, Pruisen en Sleeswijk-Holstein-Gottorp het Verdrag van Schwedt. Belangrijkste bepaling is dat Pruisen Stettin overneemt tegen betaling van 400.000 Rijksdaalder belegeringskosten aan de Russen en Saksers. De Deense koning is boos dat hij dit als enige achteraf moet horen en dat zijn vijanden Sleeswijk-Holstein-Gottorp en Zweden er in zijn ogen te gunstig vanaf komen. De spanningen tussen Denemarken en het hertogdom lopen weer op. Als het halve garnizoen in Stettin van Zweedse afkomst wordt vervangen door echte Gottorpers ziet de Pruisische commandant zijn kans schoon hen met een list te ontwapenen en de stad uit te zenden.
Door zijn houding heeft commandant Johann August meer bewonderaars in het vijandelijke kamp en zijn koning dan onder de Zweedse officieren, regenten en diplomaten geoogst. Hoe dan ook, hem wordt toegeschreven dat hij er in geslaagd is de Zweedse aanwezigheid in Noord-Duitsland met een jaar te verlengen, want aan een beleg van Stralsund kan niet meer voor de winter worden gedacht.
Bassewitz biedt de gewezen commandant een Gottorps pensioen aan, als hij in de opvolgingskwestie van Karel XII zijn hertog steunt. Het eerste vindt Johann August bespreekbaar, het tweede niet als aanhanger van de jongere zuster Ulrike Eleonara. Hij ontmoet de Pruisische koning Frederik Willem in Stettin voor een inspectie van zijn troepen en dineert samen met hem vervolgens in het Russische kamp met Mensjikov. Twee dagen later is Johann August de gast van koning Frederik Willem, eerst op een pleziervaart naar de vestingwerken van het stadje Damm en daarna op een feestelijk aangerichte maaltijd. De Pruisische koning heeft vooral bewondering voor de militair die zijn eigen koning trouw is tegen de diplomatieke druk in en Pommeren alleen door strijd wilde verliezen. (12)
Johann August ziet Stralsund en Wismar nog niet als verloren. Op 5 november inspecteert hij Wismar en ontmoet daar Bassewitz. Daarna reist hij naar Stralsund. Kort daarna volgen de Zweedse ruiters van het garnizoen hem.
1. Deze paragraaf is hier grotendeels op gebaseerd op H.K.H. Almquist, “Holstein-Gottorp, Sverige och den nordiska ligan i den politiska krisen 1713-1714”, Skrifter utg. af K. Humanistiska Vetenskaps-Samfundet, Uppsala / Leipzig 1918, deel 21:1. en J.F. von Bohlen, “Die Erwerbung Pommerns durch die Hohenzollern”, Berlin 1865. Voor de Pruisische lezing zie M. Ranft, “Die Merkwürdigen Lebensgeschichte derer vier berümten Schwedischen Feldmarschalle, Grafen Rehnschild, Steenbock, Meyerfeld und Dücker”, deel III. Leben und Thaten des Feld-Marschalls Graf Meyerfeld” , Leipzig 1753 en Frederic II, Roi de Prusse, “Mémoires pour servir a l’Histoire de la Maison Brandebourg”, Berlin 1789. “Kurtze Information Wegen des Von Sr. Königl. M. in Preussen Ubernommenen Vor-Pommerischen Sequestri, Berlijn 1715, pag. 1-5.
2. M. Roberts, “The age of liberty. Sweden 1719-1772”, Cambridge 1986, pag. 88.
3. J.A. Nordberg, “Konung Carl den XII: tes historia”, Stockholm 1740, deel 2, pag. 335.
4. F.E. Fabrice, “Geheime aanteekeningen van het verblyf des konings van Sweeden te Bender (…) dienende ter opheldering der historie van Karel XII” (vert. uit Frans), Dordrecht 1765, pag. 70-74, ziet het plan door de houding van Von Meijerfeldt en de waardering van Karel XII in duigen vallen, Von Bassewitz laakt de houding van Stenbock en prijst Johann August.
5. S. Bonnesen, “Studier over August II:s Utrikespolitik 1712-1715 Lund 1918, deel II:I, pag. 92 en “Översikter och granskningar: Helge Almquist (…)”, Historiskt Tidskrift 1921, pag. 82.
6. Voltaire, “Histoire de l’Empire de Russie, sous Pierre-de-Grand”, Parijs 1763, deel 2, pag. 73-75. Veel letterlijke aanhalingen van deze passage, waaronder “Historie van Rusland, onder het bestier van keizer Peter den Grooten. Krygsverrichtingen van Peter den Grooten. terugkomst van Karel den XIIden en zyne Staaten.” in “Algemeene Oefenschoole van Konsten en Wetenschappen”, deel 7, Amsterdam 1770, pag. 301-303. De Duitse passage is van J.F. von Bohlen.