3.2. Naspeuringen

Binnen de Nederlandse familie Von Meijenfeldt zijn niet alleen overleveringen gewisseld, maar zij hebben familieleden ook geprikkeld naspeuringen te doen naar de herkomst van de stamvader. Die naspeuringen hebben weliswaar niet geleid tot een boek of website, maar wel tot enkele publicaties in genealogische tijdschriften. De rest van de naspeuringen zijn te vinden in de gevoerde correspondentie, verzamelde documenten en ondernomen studiereizen. Per generatie:

Generatie I. De stamvader wilde in 1830 naar Stockholm reizen, maar gaat in plaats daarvan naar Magdeburg.

Generatie II. Carl schrijft een brief naar Helsingfors met veel nuttige informatie en vragen. Van hem wordt gezegd dat hij niet graag over familieaangelegenheden spreekt. In zijn hart is hij militair. Als zijn kinderen ’s avonds naar de kerk zijn vertelt hij verhalen aan zijn kleinkinderen en moet elk kleinkind aanslaan op de hem of haar toebedeelde militaire rang. Pas te laat realiseren de kleinkinderen zich dat hiermee de familiegeschiedenis wordt nagespeeld. (1)

Generatie III. Van de 10 kinderen van Carl zijn vooral zijn zoons Carl (de Haas), Frits (de Koe) en Hendrik (Augustijn) geïnteresseerd in de herkomst van de familie. (2)
— Carl beweert dat er Von Meijenfeldts in Sleeswijk-Holstein woonden, een grensgebied tussen Duitsland en Denemarken. In dat gebied ligt wel de plaats Meynfeld, maar een familie met die naam is daar onvindbaar.
— Frits zegt dat in Elseneur (= Helsingør) een stamboom berust. Toen Mrs. De Vries & Bijleveld hem in een onderhoud vertelden dat zij hun onderzoekskosten voorlopig op ƒ 2.000 raamden was zijn interesse verdwenen. Vermoedelijk gaat het om een lemma over het Zweedse geslacht in één van de genealogische handboeken, dat tegenwoordig gratis op internet te vinden is. Vermoedelijk is dit verhaal de basis voor het gerucht in de familie dat de baronnentitel voor veel geld kon worden teruggekocht. (3) 
— Frits waarschuwt dat in het familiewapen een balk behoort te staan, omdat de stamvader een onechte zoon is. Inderdaad moet dan volgens de heraldische regels een balk van linksboven naar rechtsonder in het wapen worden aangebracht. Echter, aan twee voorwaarden is nog niet voldaan: het moet onomstotelijk vaststaan dat hij een natuurlijke zoon is en de Zweedse graaf moet hem hebben erkend. Zijn zus Augusta Juliana heeft een stevige legaat van de graaf gekregen, maar is door hem niet als zijn kind erkend.
— Frits beweert dat moeder Diederich familie is van de toenmalige Zweedse gezant in Den Haag, waaraan de naam Sparre verbonden is. In de uitvoerige stamboom Diederich komt geen Sparre voor. De naam Sparre is wel verbonden aan de grootmoeder van vader Carl en de vrouw van de Zweedse graaf. Aangenomen moet worden dat hier de verwarring ligt.
Hendrik meldt dat de Nederlandse familie ook de naam Diederich mag voeren, ervoor of erna. Elders worden hierover twijfels geuit. 

Generatie IV. Govert (Augustijn) doet in de periode 1934-1947 onderzoek naar de afstamming van de familie. Zo nu en dan schrijft hij met zijn neven Carl (Nl.1) en Frits (Nk.3), die dicht bij het Rijksarchief in Den Haag wonen. Zij komen alle drie tot de conclusie dat hun overgrootvader een natuurlijke zoon van de Zweedse graaf en veldmaarschalk moet zijn geweest.
Carl draagt de originele familiepapieren, die hij als oudste zoon van de familie heeft, over aan Govert. Hij voegt aan de verhalen van zijn ooms toe dat de Zweedse graaf in het boek “De Koningin boven den Koning” van Johanna van Breevoort voorkomt. (4)
— Frits vindt de afbeelding van het familiewapen in het standaardwerk van Rietstap, noemt als naam van de biologische moeder Antonette von Sprint, oppert het alternatief dat de Zweedse graaf Carl Friedrich de natuurlijke vader is, leest dat Nehringen nog in 1853 in Zweeds familiebezit is, somt een aantal naslagwerken op die hij heeft geraadpleegd, doet de vondst dat Johan August in 1808 constabel-majoor is op de “Brabant” en dat er nog een Kurhessische familie met dezelfde naam in Fulda is. (5)

Generatie V. Goverts zoon Hugo (Na.42) doet eerst onderzoek tussen 1978 en 2000, schrijft twee boeken, maakt deze website en heeft contact met neven en nichten die ook naspeuringen doen:
— dominee Frits (Nk.24) met zijn vrouw Bertha bezoeken de St. Andreaskerk en spreken met koster-restaurateur Bergemann.
— Elly van Luijk (Nk.83) en haar zoon Henk bezoeken bijna elke zomer de familie Bergemann en verzamelen veel informatie uit Zweden en Duitsland.

Generatie VI. Aan de naspeuringen van Hugo wordt in toenemende mate deelgenomen door zoon Lester, zowel aan het onderzoek vanaf 2000 als aan het verzorgen van een geheel herziene uitgave van de familieboeken. Neven en nichten reizen naar Pommeren en Zweden, van wie één met extra interesse:
Ingmar (Na.112) reist met gezin in 2006 en 2014 naar Zweden, in combinatie met een bezoek aan Nehringen. Op 26 juli 2014 bezoeken zij Slot Rosendal, waar een groot schilderij van graaf Johan August von Meijerfeldt sr hangt. De hele inboedel wordt per veiling verkocht, inclusief dit schilderij voor 46.000 Zweedse kronen. Omdat er te weinig geboden wordt halen de eigenaren het doek uit de veiling. Ingmar en dochter Elly nemen in 2023 deel aan de hernieuwde inwijding van het Nehringse familiegraf.

Terug   ***   Verder

1. Brief van Carl (Nl.1) aan Govert (Na.4) von Meijenfeldt d.d. 10 november1935. [CG-39] Hij had dit gehoord van Cato Bakhuizen-van der Tas, dochter van Cato von Meijenfeldt (N.56).
2. Briefwisseling tussen Carl (Nl.1) en Govert (Na.4) d.d. 10 oktober 1935 [CG-37], 14 oktober 1935 [CG-38], 10 november1935 [CG-39] en 18 november 1935 [CG-40].
3. Brief van Niels von Meijenfeldt, Vancouver 22 november 1984. [CH-62]
4. “De Nederlandsche Leeuw, Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde”
5. Briefwisseling tussen Frits (Nk.3) en Govert (Na.1) d.d. 23 juli 1934 [CG-16], 25 juli 1934 [CG-18], 30 juli 1934 [CG-19] en 18 november 1934 [CG-24].