Binnen de Nederlandse familie Von Meijenfeldt zijn veel naspeuringen gedaan naar de afstamming van de stamvader. Hier volgt een overzicht per generatie:
Generatie I. De stamvader is zelf de bron van zijn voor- en achternaam, leeftijd en geboorteplaats. Ook is hij in hoge mate de bron van de namen van zijn kinderen, ouders en doopgetuigen. Zijn kinderen vertelden dat hij een zoon van de graaf beweerde te zijn. De enig genoemde en al behandelde naspeuring is de reis die hij op hoge leeftijd nog naar Zweden had willen maken. Aparte behandeling krijgt hier de informatie dat documenten over zijn afkomst en eerste levensperiode bij een brand of ontploffing in Rotterdam verloren zijn gegaan.
Generatie II. Carl schreef in zijn brief naar Helsingfors dat hij weinig wist van zijn afkomst. Zijn kinderen beweerden dat hij niet graag over familieaangelegenheden wilde spreken, maar als zij ’s avonds naar de kerk waren liet hij elk kleinkind aanslaan op de hem of haar toebedeelde militaire rang. Later dachten zich dat hij hiermee de familiegeschiedenis naspeelde. (1)
Generatie III. Van de 10 kinderen van Carl waren vooral de zoons die de drie takken van de familie vormden geïnteresseerd in de herkomst van de familie. (2)
— Carl (tak De Haas) meldde dat er Von Meijenfeldts in Sleeswijk-Holstein woonden, een grensgebied tussen Duitsland en Denemarken. In dat gebied ligt wel de plaats Meynfeld, maar een familie met die naam is daar tot nu toe niet gevonden.
— Frits (tak De Koe) zei dat in Elseneur (Helsingør) een stamboom berust, maar omdat Mrs. De Vries & Bijleveld hun onderzoekskosten voorlopig op ƒ 2.000 raamden had hij geen interesse meer. Vermoedelijk gaat het om één van de vele lemma’s over het Zweedse geslacht in de oudere adelsboeken, die tegenwoordig gratis op internet te vinden zijn.
— Dezelfde Frits beweerde dat moeder Diederich familie is van de toenmalige Zweedse gezant in Den Haag, waaraan de naam Sparre verbonden is. In de uitvoerige stamboom Diederich komt geen Sparre voor. De vrouw van de Zweedse graaf heette zo en de naam komt ook voor in de Rotterdamse doopboeken. Aangenomen moet worden dat dit bedoeld wordt.
— Hendrik meldde dat de Nederlandse familie ook de naam Diederich mag voeren, ervoor of erna. Hierop is elders ingegaan.
Generatie IV. Govert (Augustijn) deed in de periode 1934-1947 als eerste serieus onderzoek naar de afstamming van de familie. Zo nu en dan schreef hij met twee neven die dicht bij het Rijksarchief in Den Haag wonen. Zij kwamen samen tot de conclusie dat hun overgrootvader een natuurlijke zoon van de Zweedse graaf geweest moest zijn.
— Carl (Nl.1) droeg de originele familiepapieren, die hij als oudste zoon van de familie had, over aan Govert. Hij voegde aan de verhalen van zijn ooms toe dat de Zweedse graaf in het boek “De Koningin boven den Koning” van Johanna van Breevoort voorkomt. (3)
— Frits (Nk.3) deed de nodige vondsten: een afbeelding van het familiewapen in het standaardwerk van Rietstap, de naam Anthonette von Sprint in het gemeentearchief, de functie konstabel-majoor van de stamvader en het Hessische geslacht met dezelfde naam. (4)
Generatie V. Goverts zoon Hugo (Na.42) deed onderzoek in de periode 1978- 2000 en schreef twee boeken. Hij maakte de website en onderhield contact met neven en nichten die ook naspeuringen deden:
— dominee Frits (Nk.24) met zijn vrouw Bertha bezochten de St. Andreaskerk en spraken met koster-restaurateur Bergemann.
— Elly van Luijk (Nk.83) en haar zoon Henk bezochten bijna elke zomer de familie Bergemann en verzamelden veel informatie uit Zweden en Duitsland.
Generatie VI. Aan de naspeuringen van Hugo werd in toenemende mate deelgenomen door zoon Lester, zowel aan het onderzoek vanaf 2000 als aan het verzorgen van een geheel herziene uitgave van het familieboek. Neven en nichten reisden naar Pommeren en Zweden, van wie één met extra interesse:
— Ingmar (Na.112) reisde met gezin in 2006 en 2014 naar Zweden, in combinatie met een bezoek aan Nehringen. Op 26 juli 2014 bezochten zij Slot Rosendal, waar een groot schilderij van graaf Johan August von Meijerfeldt sr hangt. De hele inboedel werd per veiling verkocht, inclusief dit schilderij voor 46.000 Zweedse kronen. Omdat er te weinig geboden wordt haalden de eigenaren het doek uit de veiling en hangt het in Vittskövle.
Elders: De naspeuringen van familieleden hebben geleid tot enkele publicaties in genealogische tijdschriften. De rest van de naspeuringen zijn te vinden in de gevoerde correspondentie, verzamelde documenten en ondernomen studiereizen.
Elders: Frits waarschuwt dat in het familiewapen een balk behoort te staan, omdat de stamvader een onechte zoon is. Inderdaad moet dan volgens de heraldische regels een balk van linksboven naar rechtsonder in het wapen worden aangebracht. Echter, aan twee voorwaarden is nog niet voldaan: het moet onomstotelijk vaststaan dat hij een natuurlijke zoon is en de Zweedse graaf moet hem hebben erkend. Zijn zus Augusta Juliana heeft een stevige legaat van de graaf gekregen, maar is door hem niet als zijn kind erkend.
1. Brief van Carl (Nl.1) aan Govert (Na.4) von Meijenfeldt d.d. 10 november1935. [CG-39] Hij had dit gehoord van Cato Bakhuizen-van der Tas, dochter van Cato von Meijenfeldt (N.56).
2. Briefwisseling tussen Carl (Nl.1) en Govert (Na.4) d.d. 10 oktober 1935 [CG-37], 14 oktober 1935 [CG-38], 10 november1935 [CG-39] en 18 november 1935 [CG-40].
3. “De Nederlandsche Leeuw, Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde”
4. Briefwisseling tussen Frits (Nk.3) en Govert (Na.1) d.d. 23 juli 1934 [CG-16], 25 juli 1934 [CG-18], 30 juli 1934 [CG-19] en 18 november 1934 [CG-24].