iii.1. Speurtochten

Verscheidene familieleden hebben naspeuringen gedaan naar de herkomst van de Nederlandse familie. Hier volgt een overzicht per generatie.

Generatie I: Magdeburg 1830

Johan August (1760-1838) is niet alleen de eerste Nederlandse Von Meijenfeldt, maar doet ook als eerste onderzoek naar de herkomst van de familie. Naar zijn eigen afkomst dus. Volgens familieoverlevering wil hij rond 1830 naar Stockholm reizen, maar houden zijn kinderen hem daarvan af vanwege zijn hoge leeftijd. In plaats daarvan reist hij naar Magdeburg. Zijn kinderen en kleinkinderen hebben nooit geweten waarom.

Het is niet eenvoudig na te gaan welke personen in die tijd naar Magde­burg zijn gereisd, laat staan wat hun doel was. Magdeburg ligt aan de Elbe en is de hoofdstad van Saksen-Anhalt. De naam Von Meij­er­feldt (inclu­sief varian­ten) komt niet in het stads­ar­chief voor. Wel blijkt daar in 1830 de stadsrechter Friedrich Thilo te wonen. (1) Dat kan goed de jongste zoon van Augusta Juliana zijn, hoewel hij in Rostock woont. Het is niet uit te sluiten dat zijn moeder daar ook is. Als zij via de Oostzee naar Amsterdam en Rotterdam kan reizen, moet zij de rivier Elbe ook naar Magdeburg kunnen opvaren. Het kan natuurlijk ook zijn dat de kinderen het verkeerd gehoord of onthouden hebben vanwege de gelijkenis van de naam van de Marlow.

Generatie II: Brief naar Helsingfors 1876

Van Carl wordt gezegd dat hij niet graag over familieaangelegenheden spreekt. Dat is lastig te rijmen met zijn brief naar Helsingfors.

In zijn hart is hij wel militair. Als zijn kinderen ’s avonds naar de kerk zijn vertelt hij verhalen aan zijn kleinkinderen en moet elk kleinkind aanslaan op de hem of haar toebedeelde militaire rang. Pas te laat realiseren de kleinkinderen zich dat hiermee de geschiedenis van de Von Meijenfeldts wordt nagespeeld. (2)

Generatie III: Deens, Balk en Diederich

Van de 10 kinderen van Carl zijn vooral zijn zoons Carl (∞ de Haas), Frits (∞ de Koe) en Hendrik (∞ Augustijn) geïnteresseerd in de herkomst van de familie. (3)

Carl beweert dat er Von Meijenfeldts in Sleeswijk-Holstein woonden, een grensgebied tussen Duitsland en Denemarken. In dat gebied ligt wel de plaats Meynfeld, maar een familie met die naam is daar onvindbaar.

Van Frits zijn drie beweringen bekend:
— In Elseneur (= Helsingør) in Denemarken zou een stamboom berusten; toen Mrs. De Vries & Bijleveld hem in een onderhoud vertelden dat zij hun onderzoekskosten voorlopig op ƒ 2.000 raamden zag hij meteen van de onderneming af. Dankzij internet is er tegenwoordig gratis toegang tot dergelijke bronnen en ging het vermoedelijk om een lemma over het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt in één van de genealogische handboeken.
— In het familiewapen zou een balk behoren te staan omdat Johan August een onechte zoon was. Dit snijdt pas hout als de Zweedse graaf Von Meijerfeldt de Nederlandse Johan August als zijn natuurlijke zoon zou hebben erkend. Dat is niet gebeurd, zelfs niet met Augusta Juliana, die wel diens testament heeft gehaald. De Nederlandse familie heeft geen enkel recht het wapen (het echte noch met een balk) te voeren, maar verboden is het evenmin.
— Moeder Diederich zou familie zijn van de toenmalige Zweedse gezant in Den Haag, waaraan de naam Sparre verbonden was. In de uitvoerige stamboom Diederich komt geen Sparre voor. De naam Sparre is wel verbonden aan de grootmoeder van vader Carl en de vrouw van de Zweedse graaf. Aangenomen moet worden dat hier de verwarring ligt.
Frits was zodanig overtuigd van de afkomst van de familie dat hij in 1887 in het maandblad “De Nederlandsche Leeuw” melding doet van de geboorte van zijn oudste zoon Carl. (4)

Hendrik beweert dat de Nederlandse familie ook de naam Diederich mag voeren, ervoor of erna. In de paragraaf Diederich worden hierover twijfels geuit. 

Generatie IV: Govert en neven

In de volgende generatie is het in het bijzonder Govert in Heiloo (tak Augustijn, ∞ Woldringh) die onderzoek doet. Van 25 juni tot en met 7 juli 1934 onderneemt hij een drie-hoofdsteden-reis naar Scandinavië, komt terug met foto’s van het familiewapen in de Riddarholm kerk te Stockholm en laat daarvan een afbeelding maken in zijn Zwitserse tijd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij schrijft en ontvangt een zestigtal brieven, onder andere met zijn neven Frits (tak De Koe, ∞ Kimmijser) en Carl in Voorburg (tak Van Leusden, ∞ Van der Straaten). Beiden wonen dicht bij het Rijksarchief en Carl heeft als oudste zoon veel originele familiepapieren. Zij komen alle drie tot de conclusie dat hun overgrootvader een natuurlijke zoon van de Zweedse graaf en veldmaarschalk moet zijn geweest.

Govert probeert fami­liele­den warm te maken voor zijn speurtocht naar de afkomst van de fami­lie, maar slaagt daarin maar gedeeltelijk. In 1934 wendt hij zich tot fami­lie­leden om finan­ciële bijstand voor een onderzoek door de stads­ar­chivaris van Stral­sund. Hij betaalt hem in 1939 een bedrag 50 DM, maar deze ziet af van het onderzoek en betaalt het bedrag vermoedelijk niet terug vanwege een verbod op export van deviezen door de nazi’s. Als hij na onder­zoek in het Rotterdamse gemeentear­chief bij neef Roelof langsgaat merkt deze – met voor­spel­lende gave – op: “Zou je hier wel mee doorgaan? Je weet maar nooit hoeveel ondergescho­ven kinde­ren boven water komen.”

Carl voegt aan de verhalen van zijn ooms Carl, Frits en Hendrik het volgende toe: (5)
— de Zweedse graaf komt voor in het boek “De Koningin boven den Koning” van Johanna van Breevoort. Daarover elders meer.
— de familiepapieren zijn verloren gegaan. “Van die vuurwerkfabriek is waar. Bij die ontploffing zijn inderdaad alle papieren, porcelein, enz. verloren gegaan en is het naakte lijf alleen gered, alleen maar wil ik nog uitvisschen, of dat in Rotterdam is geweest of te Bergen op Zoom.” Zie de paragraaf Overleveringen.

Frits vindt de eenvoudige afbeelding van het familiewapen in het standaardwerk van Rietstap, noemt als naam van de biologische moeder Antonette von Sprint, oppert het alternatief dat de Zweedse graaf Carl Friedrich de natuurlijke vader is, leest dat Nehringen nog in 1853 in Zweeds familiebezit is, somt een aantal naslagwerken op die hij heeft geraadpleegd, doet de vondst dat Johan August in 1808 constabel-majoor is op de “Brabant” en dat er nog een Kurhessische familie met dezelfde naam in Fulda is. (6)

Generatie V: Hugo cum suis

Hugo von Meijenfeldt (Na.42) reist samen met Saskia van zaterdag 27 augustus tot en met zondag 11 september 1983 in Zweden en Duitsland. Zij bezoeken de landgoederen Stora Sundby (za 27/08), Öja kerk (zo 28/08), Östanå (vr 02/09), Hornsberg (vr 09/09), Ugerup en Vittskövle (zo 11/09). In de hoofdstad Stockholm vinden zij informatie in het Riksarkivet en de Kungliga Biblioteket, terwijl zij in het Riddarhuset twee foto’s van de wapenplaten bestellen en twee zegelafdrukken krijgen (tussen 28/08 en 09/09). In Limburg a/d Lahn doorzoeken zij materiaal bij de Historischen Kommission für Pommern  (na 11/09).

Saskia en Hugo in hun Citroën Ami in Zweden
Saskia en Hugo in hun Citroën Ami in Zweden in 1983

Bij de Öja kerk vraagt Hugo zich – naar later blijkt onterecht – af of de laatste graaf Von Meijerfeldt daar begraven ligt. Hij ziet een stokoude man het grind aanharken en merkt na een vraag in het Engels door de onbegrijpende blik dat dit de eerste keer zal worden dat hij iets in het Zweeds moet gaan zeggen. Hij stamelt “Hälsingar höggradigt gubbe, nyligen fick jag upp ur grefve Meijerfeldt grav ock fick gå förlorade.” Met wijd opengesperde ogen luistert de man naar  de woorden, wordt lijkbleek, draait zich om en zet het op een drafje. “Wat heb je hem in hemelsnaam gezegd?” vraagt Saskia. “Zoiets als: goedendag geachte heer, ik ben op zoek naar het graf van graaf Meijerfeldt maar kan het niet vinden.” Verbaasd over het voorval pakt hij die avond het woordenboek uit 1932 van zijn vader Govert er eens bij. “Ik geloof dat ik de doodsangst van de tuinman begrijp” zegt Hugo, “Ik heb gezegd: Gegroet hoogeerwaarde grijsaard, zojuist ben ik opgestaan uit het graf van graaf Meijerfeldt en ben de weg kwijt.”

Hugo en Frank von Meijenfeldt (Na.43) bezoeken van vrijdag 3 juni t/m zaterdag 18 juni 1988 eerst een week Zweden en daarna een week het dan nog communistische Oost-Duitsland (DDR). In Zweden doen zij onderzoek in het Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek (8 juni). Na de oversteek Trelleborg-Sassnitz besteden zij de helft van hun tijd aan formaliteiten en een ander belangrijk deel op de camping. Zij trekken daar veel bekijks van de plaatselijke jeugd met hun  pneumatisch geveerde Citroën GSA, waarin een rondje wordt gereden, maar dat wordt abrupt afgebroken door de Grüne Polizei.

Frank en Hugo met Citroën GSA op de Oostduitse camping Strahlbrode
Frank en Hugo met Citroën GSA op de Oost-Duitse camping Strahlbrode in 1988

Hugo en Frank worden uitgenodigd het Europese Kampioenschap voetbal op de televisie mee te kijken; de sfeer wordt erg grimmig als West-Duitsland door Nederland wordt verslagen, maar zij zijn de grote helden als de Sovjet-Unie in de finale met 2-0 onderuit gaat.
Er blijft toch nog tijd over voor onderzoek bij het Stadsarchief en het Pfarrambt Glewitz. Spannend is een illegale tocht in de Trabant van en met dominee Gerhard Torkler naar het landgoed Medrow, dat juist buiten het gebied van het verkregen visum ligt.

Vrijdag 19 juni t/m zaterdag 27 juni 1992 reizen Hugo en Frank von Meijenfeldt opnieuw naar Pommeren om het Stadsarchief Stralsund te bezoeken (23/06), om naar de centrale kerkarchieven in Berlijn (24/06) en Schwerin (25 /06) te reizen, maar vooral als genodigden bij de plechtige heropening van de St. Andreas Kirche op het landgoed Nehringen (21/06). Minister Angela Merkel – de latere Duitse Bondskanselier – speldt Klaus-Jürgen Bergemann als eerste ex-DDR-burger het Bundesverdienstkreuz op vanwege het behoud en restauratie van het kerkje.

Klaus Bergemann krijgt bezoek van nog andere generatiegenoten: Elly van Luijk-von Meijenfeldt (Nk.83) met haar zoon Henk van Luijk (bijna elke zomer) en dominee Frits von Meijenfeldt (Nk.24) met zijn vrouw Bertha.

Generatie VI: Uitwaaiering

Lester von Meijenfeldt (Na.422) onderneemt met Hugo twee reizen rond de Oostzee.

Ingmar von Meijenfeldt (Na.112) reist met zijn gezin tweemaal naar Zweden. De eerste keer in 2006 en de tweede keer 2014, in combinatie met een bezoek aan Nehringen. Op 26 juli 2014 bezoeken zij Slot Rosendal, waar een groot schilderij van graaf Johan August von Meijerfeldt sr hangt. De hele inboedel wordt per veiling verkocht, inclusief dit schilderij voor 46.000 Zweedse kronen. Omdat er te weinig geboden wordt halen de eigenaren het doek uit de veiling. Dochter Elly reist later naar de Riddarholm kerk.

In de literatuur

De Nederlandse familie Von Meijenfeldt is niet opgenomen in “Nederland’s Adelsboek”, “Nederland’s Patriciaat” en de tijdschriften van het Centraal Bureau voor Genealogie en de Nederlandse Genealogische Vereniging.

In “De Nederlandsche Leeuw” staat in jaargang 1933 de volgende vraag:

Meyenfelt. Wie zou iets kunnen meedeelen omtrent Graaf Meyenfelt, afkomstig uit Zweden, die zich omstreeks 1801 te Rotterdam heeft gevestigd; waar is hij gehuwd, met wie, wie waren zijn kinderen, broeders, zusters en wat gaf aanleiding tot zijn vertrek uit Zweden? ‘s-Gr., v. G.

Een maand later beschrijft W.J.L. Poelmans uit Rotterdam de eerste en tweede generatie van de familie en de Rotterdamse adressen, maar de titel “graaf” en de reden van aankomst heeft hij niet kunnen vinden. De vragensteller blijkt een redacteur te zijn, die de vraag op verzoek van bovengenoemde Frits von Meijenfeldt gesteld had. 

In “Ons Voorgeslacht” wordt in de jaargangen 1980, 1981 en 1992 de kwartierstaat van de familie Van der Tas behandeld, waarin Catharina Margaretha von Meijenfeldt is opgenomen. De auteur is haar kleinzoon G. van Niekerken. (7)

Terug   ***   Verder

1. Brieven van A.R. Buchholz, Amtsleiter Stadtarchiv Magdeburg, 6 januari en 3 februari 1992 [CH-228 CH-229 en CH-230].
2. Brief van Carl (Nl.1) aan Govert (Na.4) von Meijenfeldt d.d. 10 november1935. [CG-39] Hij had dit gehoord van Cato Bakhuizen-van der Tas, dochter van Cato von Meijenfeldt (N.56).
3. Briefwisseling tussen Carl (Nl.1) aan Govert (Na.4) von Meijenfeldt d.d. 10 oktober 1935 [CG-37], 14 oktober 1935 [CG-38], 10 november1935 [CG-39] en 18 november 1935 [CG-40].
4. “De Nederlandsche Leeuw, Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde”, 1887, pag. 7.
5. Idem als noot 3.
6. Briefwisseling tussen Frits (Nk.3) aan Govert (Na.1) von Meijenfeldt d.d. 23 juli 1934 [CG-16], 25 juli 1934 [CG-18], 30 juli 1934 [CG-19] en 18 november 1934 [CG-24].
7. “De Nederlandsche Leeuw, Maandblad van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde”, vraag v.G. en antwoord W.J.L. Poelmans, 1933, pag. 423 en 454. “Ons Voorgeslacht, Maandblad van de Hollandse Vereniging voor Genealogie”, 1980, pag. 413, 1981, pag. 17 en 1992, pag. 505.