Koning Karel XII van Zweden
Artiest: Johan David Swartz (1678-1729)
Plaats: NationalMuseum NMGrh 4297
Johann August von Meijerfeldt is in juni 1706 klaar met zijn missie in Brest aan de grens met Litouwen en wendt de steven terug naar de hoofdmacht van het Zweedse leger in Polen. Koning Karel XII denkt net als eerder in Narva dat door de vrijwel afwezige tegenstand van de Russen Peter de Grote zijn aandacht niet waard is. Voor de Saksische keurvorst August geldt dat daarentegen wel; hij is helemaal terug in Polen. De Zweedse koning neemt het heimelijke besluit het problem met wortel en tak uit te roeien en zijn Saksische rivaal in eigen land tot overgave te dwingen.
Johann August gaat onderweg van Brest en neemt de weg naar Lukow in de provincie Lublin. Hij repareert de brug over de Weichsel en stekt de rivier met vier regimenten (4000 man) over. Onderweg is er een hevige tegenslag. Een kapitein gaat uit fourageren en wordt omsingeld door duizenden vijandige Polen. De kapitein en zijn 60 dragonders overleven het niet. (1)
Net terug in het hoofdkwartier in Radom begeeft Johann August zich met de koning, prins Max en nog vijf man op weg om zich te verenigen met veldmaarschalk Rehnskiöld, 100 kilometer verderop in Pionteck. Op 25 juli 23:00 uur verlaat het groepje in stilte de stad. Nog maar net buiten Radom komen zij in een groep van 300 vijandelijke Polen terecht. De Polen krijgt te laat door dat het om een Zweeds gezelschap gaat en durft na een tijdje de achtervolging niet door te zetten. De koning valt in het donker van zijn paard en raakt zijn groepje kwijt. Alleen Johann August en prins Max slagen er in de weg naar Radom terug te vinden. Daar wordt groot alarm geslagen. Weldra rukt een grote troepenmacht uit op zoek naar de koning. Doodgemoederd arriveert Karel XII alleen in Radom, met de mededeling dat hij de weg is kwijtgeraakt. Hij gaat onmiddellijk achter de 200 man aan die hem zijn gaan zoeken en rijdt met hen alsnog naar Rehnskiöld, waar hij de troepen inspecteert. (2)
Op 2 september 1706 passeert generaal Von Meijerfeldt met een uitgedund regiment van 650 dragonders in het Zweedse leger de rivier de Oder. De 17de krijgt hij opdracht van de koning om zich van de hoofdmacht los te maken en met enige regimenten landinwaarts naar de hoofdstad Dresden te gaan. Hij is al voorbij de stad de rivier de Elbe overgestoken naar Pirna en het slot Sonnenstein, als hij op 11 september bevel krijgt alsnog Dresden in te sluiten. Intussen is de koning met de hoofdmacht naar Leipzig gegaan en richt Altranstädt als hoofdkwartier in. De Saksische regering verhindert de inval niet en sluit een vredesakkoord, waarin ondermeer wordt overeengekomen dat Augustus definitief afstand doet van zijn Poolse kroon en met tsaar Peter breekt.
Johann August krijgt op 26 november toestemming zijn regiment met 200 man uit te breiden. Het wordt ingekwartierd in Leipzig. In die stad woont hij zelf bij Frau Conradin aan de Thomas Gäßlein. Zoals eerder stelt hij een lijst van door Leipzig op te brengen dagelijkse levensmiddelen voor zijn regiment op. (3)
Koning Augustus II de Sterke van Saksen
Keurvorst August bevindt zich op dat moment met een Russisch leger onder generaal Mensjikov in Polen. Daar krijgt hij te horen van het vredesakkoord. Hij durft de Moskovieten niet op de hoogte te stellen, maar komt in een benarde positie als die op een slag met het Zweedse bezettingsleger in Polen aansturen. De keurvorst probeert in het geheim de Zweedse aanvoerder Mardefeldt (niet Meijerfeldt) tot een vlucht aan te sporen, maar deze denkt dat het een list is. Nota bene tegen de wens van het Saksische onderdeel in slaagt de Noordse alliantie er voor het eerst in een grote nederlaag aan Zweden toe te brengen.
De Saksische koning haast zich nu het vredesakkoord met Karel XII uit te voeren. Een van de Zweedse voorwaarden is alle geallieerde gevangenen vrij te laten. Ter uitvoering daarvan gaat Johann August Dresden binnen, om de ontvoerde Poolse troonpretendenten Sobieski in ontvangst te nemen. Voor die tijd is het ook heel belangrijk dat hij 13 vlaggen en 2 pauken terugkrijgt. Een andere vredesvoorwaarde is de uitlevering van Zweedse overlopers, uiteraard in het bijzonder Patkul. August was zo onverstandig geweest hem in 1705 naar aanleiding van een onrechtvaardige aanklacht gevangen te zetten en had – ondanks sterke internationale protesten – steeds gedraald hem vrij te laten. Nu draalt August opnieuw, deze keer om hem uit te leveren, maar eindelijk wordt Patkul uit Königstein op 28 maart 1707 uitgeleverd. Johann August voert hem naar zijn regiment in Dippoldiswalde, ketent hem met dikke ijzeren kettingen liggend op een kanon of paal aan handen en voeten, maar past verder geen straffen toe. “Man hat angemerket, dass der Generalfeldwachtmeister Johann August Meyerfeld, dieser vortreffliche und gepreisene nachherige Generalgouverneur in Pommern und Rügen, welche seine Untergebene nicht nur bey seinem Leben, sondern aug nach seinem Tode, als Ihren Vater mit Recht betrachtet haben.” (4)
1. G. Adlerfeld, “Histoire Militaire de Charles XII, Roi de Suède”, Amsterdam 1740, deel 2, pag. 619. J. Cederhielm, “Bref”, Karolinska Krigares Dagböcker jämte andra samtidiga skrifter, deel 8, Lund 1913, pag. 219.
2. P.K. Sörensson, “Ur General Meijerfelts dagboksanteckningar. Ett Karl XII:s äventyr i Polen 1706″, Stockholm 1919, pag. 8-11.
3. “Vom Herrn General Meyerfeld am Erb-Gebürgischen Kreis”, Leipzig November 1706, in “Manifeste, Patente, und andere Verordnungen, So Wegen des Königlichen Schwedischen Einfalls in das Churfürstenthum Sachsen (…)”, Erfurt 1706, pag. 54.
4. F.K. Gadebusch, “Livländische Jahrbücher”, Riga 1780-1783, pag. 34-36.