1.3. Jonge officieren

Samenvatting 1680-1701

De drie zonen van Andreas von Meijerfeldt en Catharina Wulff gaan op jonge leeftijd in het Zweedse leger en krijgen vanwege hun adelstand meteen een officiersrang. Zij krijgen hun opleiding en promoties in Lijfland. Carl Friedrich doet oorlogservaring op in de Zuidelijke Nederlanden, eerst in Franse dienst, daarna in Staatse. Johann August doet hetzelfde in Staatse dienst en strijdt vooral op het slagveld in Brabant. De broers bevrijden gedrieën hun vaderland tegen de inval van Saksen en Moskovië en steken daarna zuidelijk de rivier de Düna over. Zij raken vervolgens verwikkeld in Litouwse twisten.

Achtergronden

Volgens de nieuwe regels van de Zweedse koning Karel XI moeten de drie broers – ook al zijn zij van adel – als gemeen soldaat in het leger beginnen, alle onderdelen doorlopen en een korte opleiding volgen. Volgens het plaatselijke recht van die tijd zijn zij op hun twintigste pas meerderjarig, maar kunnen wel eerder het leger in. Militaire opleiding en oefening kan in Lijfland plaatsvinden, maar werkelijke deelneming aan een oorlog niet, omdat Zweden – bij wijze van uitzondering – met geen van zijn buurlanden in oorlog is.

Oorlogservaring kan alleen in het buitenland worden opgedaan. Daar moet permissie van de Zweedse koning voor verkregen worden. Carl Friedrich en Johann August volgen deze weg. Zij strijden in de Zuidelijke Nederlanden: Carl Friedrich eerst nog aan de kant van de Franse koning Lodewijk XIV, maar daarna allebei in dienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder koning-stadhouder Willem III.

Handschriften

Voor dit hoofdstuk zijn in de eerste plaats handschriften van de broers Carl Friedrich en Johann August von Meijerfeldt gebruikt. Het betreft met name hun staat van dienst ten behoeve van een bevordering.

Meritförteckning (staat van dienst) 1780-1791 van Carl Friedrich

Meritförteckning (staat van dienst) 1783-1701 van Johann August

Een ander gebruikt handschrift is niet van Johann August zelf maar ondertekend door de Zweedse koning: de brief waarin hij tot baron verheven wordt. In  die brief worden zijn belevenissen van 1684 tot 1705 geschetst.

Tenslotte is gebruik gemaakt van de eerste opdrachten die koning Karel XII in 1701 aan Carl Friedrich en Johann August geeft. De eerste mondelinge opdracht om naar Kokenhusen te gaan staat in de dagboeken van Adlerfeld, Rehnskiöld en Nordberg. Twee schriftelijke besluiten en een briefje staan hieronder:

“Ordres för Johan Augustin Meijerfelt angående des förrättning i Birsen”, Alt-Raden
23 juli 1701,
Riksarkivet, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/625, folio 552


“Instruction för Majoren Carl Fredrich Meijerfelt”,
“Commendantskapet på Sehlburg”, Grobin 5 september 1701, 

Riksarkivet, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/626, folio 274.

Persoonlijk briefje aan Johann August om naar Polangen te gaan, Grobin 9 september 1701,
Riksarkivet, 710. Kungliga arkiv, 002/∼/7. Kungliga Handskriftsamlingan, K. Karl XII, 4b,
folio 218, staat in oudste geschiedenisboek
over Karel XII dat jaar daarop verschijnt

Terug   ***   Verder