1.3. Andreas en zonen

Samenvatting 1630-1700

Johann Meijer en Dorotea von Taube krijgen in Lijfland een zoon Andreas (Duits), Anders (Zweeds) of Andreae (Latijn). In zijn eerste 30 levensjaren is hij officier in de Dertigjarige Oorlog en de Zweeds-Poolse Oorlog en hofmeester voor de jonge broers Von Wrangel. In 1660 trouwt hij met Catharina Wulff.  Hij wordt hoofdinspecteur in Oberpahlen. In 1674 wordt Andreas in de Zweedse adelstand verheven met schildbrief en wapenschild.

De drie zonen van Andreas von Meijerfeldt en Catharina Wulff gaan op jonge leeftijd in het Zweedse leger en krijgen vanwege hun adelstand meteen een officiersrang. Zij krijgen hun opleiding en promoties in Lijfland. Carl Friedrich doet oorlogservaring op in de Zuidelijke Nederlanden, eerst in Franse dienst, daarna in Staatse. Johann August doet hetzelfde in Staatse dienst en strijdt vooral op het slagveld in Brabant. De broers bevrijden gedrieën hun vaderland tegen de inval van Saksen en Moskovië en steken daarna zuidelijk de rivier de Düna over. 

Achtergronden

Andreas Meijer maakt het staartje van de Dertigjarige Oorlog mee. Deze voornamelijk godsdienstig gedreven oorlog wordt in de Duitse gebieden uitgevochten tussen enerzijds Zweden, Frankrijk en de Republiek en anderzijds Spanje, Denemarken en de Keizerlijke troepen. In de zomer van het geboortejaar van Andreas landt de Zweedse koning Gustaaf II Adolf met vierduizend troepen in het hertogdom Pommeren om zich aan protestantse zijde te mengen in deze oorlog. Met veel Nederlandse invloed (Maurits’ gevechtstechnieken, De Geer’s mijnbouw- en wapenindustrie en bankwezen) had hij de naam ‘Leeuw van het Noorden’ opgebouwd.

In een snelle veldtocht behaalt Gustaaf II Adolf diep in de Duitse gebieden overwinningen: Frankfurt, Augsburg en Lützen. In laatstbedoelde stad bij Leipzig is het op 16 november 1632 rond het middaguur wanneer de koning, in een melange van geweerrook en zware mist, gescheiden raakt van zijn cavalerie bij het leiden van een charge. Hij en zijn paard worden getroffen door meerdere kogels. Eerst in zijn linker onderarm. Daarna in zijn rug. Eenmaal liggend op de grond ontvangt hij een fataal schot op zijn slaap. Zijn leven eindigt een kleine anderhalf jaar na zijn landing. 

Als Andreas Meijer dit strijdtoneel betreedt vinden er al vredesonderhandelingen plaats in de neutrale en gedemilitariseerde buursteden Münster en Osnabrück, gelegen in het hertogdom Westfalen. In Münster onderhandelt Frankrijk met het Heilig Roomse Rijk der Duitse Natie. Hetzelfde geldt voor Republiek en Spanje. Zij bereiken op 30 januari 1648 overeenstemming en brengen daarmee een eind aan de Tachtigjarige Oorlog en de erkenning van de Republiek als soevereine staat door de Habsburgers in Spanje.

De Zweden geven de voorkeur aan het bi-confessionele Osnabrück voor de vredesonderhandelingen. Het laatste wapenfeit van de Zweden in deze oorlog is het beleg van Praag. In de nacht van 25 op 26 juli weten zij over een zwak bewaakt deel van de stadsmuur te klimmen, de bewakers te overweldigen en openen de Strahovpoort. Tegen de ochtend is de Praagse burcht en het stadsdeel te wensten van de Moldau in handen van de Zweden. Als vervolgens de Fransen een Spaanse offensief in Vlaanderen weten te keren, voelt de Habsburgse keizer Ferdinand III zich genoodzaakt om de vredesvoorwaarden te accepteren. Op 24 oktober tekent hij de vredesverdragen met Frankrijk en Zweden. Eén van de gevolgen hiervan is dat het hertogdom Pommeren en het aartsbisdom Bremen-Verden in een personele unie aan Zweden komen, plus de daartussenin gelegen sterke vestingstad en keizerlijk leengoed Wismar.

Volgens de nieuwe regels van Karel XI moeten de drie zonen – ook al zijn zij van adel – als gemeen soldaat in het leger beginnen, alle onderdelen doorlopen en een korte opleiding volgen. Volgens het plaatselijke recht van die tijd zijn zij op hun twintigste pas meerderjarig, maar kunnen wel eerder het leger in. Militaire opleiding en oefening kan in Lijfland plaatsvinden, maar werkelijke deelneming aan een oorlog niet, omdat Zweden – bij wijze van uitzondering – met geen van zijn buurlanden in oorlog is.

Oorlogservaring kan alleen in het buitenland worden opgedaan. Daar moet permissie van de Zweedse koning voor verkregen worden. Carl Friedrich en Johann August volgen deze weg. Zij strijden in de Zuidelijke Nederlanden: Carl Friedrich eerst nog aan de kant van de Franse koning Lodewijk XIV, maar daarna allebei in dienst van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder koning-stadhouder Willem III.

Handschriften

In dit hoofdstuk is gebruik gemaakt van ongeveer 40 bewaard gebleven brieven van Andreas Meijer, vooral aan zijn opdrachtgever Carl Gustaf von Wrangel, vanuit Tübingen (inclusief Conitz en Stolpe), Glückstadt (inclusief Frankfurt en Lübeck) en Oberpahlen (inclusief reizen naar Stockholm, Reval en Riga). Met name is gebruik gemaakt van zijn onderstaande relaas:“Wahrhaffte Relation Wie Ich nebst meinem Anvertrauten Baron Wrangell undt einem Diener den 20ten Junij auf Lünenburgischem grundt und boden von den Königl. Dähnische Solldaten zwischen Harburgh undt Hamburgh angehalten und aller bei mich habenden Sachen benommen worden”. (1)

Een ander gebruikt handschrift is niet van hemzelf maar ondertekend door de Zweedse koning: zijn schildbrief.

Sköldebref för Inspectoren Meijerfelt, Stockholm 24 november 1674

Van zijn zonen Carl Friedrich en Johann August is de door henzelf opgetekende staat van dienst over de eerste periode gebruikt.

Meritförteckning (staat van dienst) 1780-1791 van Carl Friedrich

Meritförteckning (staat van dienst) 1783-1701 van Johann August

Een ander gebruikt handschrift is niet van Johann August zelf maar ondertekend door de Zweedse koning: de brief waarin hij tot baron verheven wordt. In  die brief worden zijn belevenissen vanaf 1684 geschetst.

Tenslotte is gebruik gemaakt van de eerste opdrachten die koning Karel XII in 1701 aan Carl Friedrich en Johann August geeft. De eerste mondelinge opdracht om naar Kokenhusen te gaan staat in de dagboeken van Adlerfeld, Rehnskiöld en Nordberg. Twee schriftelijke besluiten en een briefje staan hieronder:

“Ordres för Johan Augustin Meijerfelt angående des förrättning i Birsen”, Alt-Raden
23 juli 1701,
Riksarkivet, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/625, folio 552


“Instruction för Majoren Carl Fredrich Meijerfelt”,
“Commendantskapet på Sehlburg”, Grobin 5 september 1701, 

Riksarkivet, 1112.1. Riksregistraturet 1523-1718, B/626, folio 274.

Persoonlijk briefje aan Johann August om naar Polangen te gaan, Grobin 9 september 1701,
Riksarkivet, 710. Kungliga arkiv, 002/∼/7. Kungliga Handskriftsamlingan, K. Karl XII, 4b,
folio 218, staat in oudste geschiedenisboek
over Karel XII dat jaar daarop verschijnt

Terug   ***   Verder

1. Riksarkivet Sverige, 720795 Skoklostersammlingen, II en III Övriga bestånd / 02 Carl Gustaf Wrangels Archiv / B Skrivelser till C. G. Wrangel / Vol E 8420 meier 012, totaal 37 brieven, inclusief de Wahrhaffte Relation. Het lezen van de brieven wordt bemoeilijkt door het 17de eeuwse handschrift, de oud-Duitse taal en doordat het geen netschrift is. Sommige brieven zijn gescand door het Riksarkivet en dat lukte niet altijd even scherp.