i.4. Rechtszaak

Gravin Louise Sparre laat haar Pommerse bezittingen verkopen door PommerEsche. Eén daarvan is Medrow met Glewitz en Langenfelde. In 1802 vindt de verkoop plaats aan pachter Friedrich Christoph Karl Hagenow (1758–1812), die dat jaar met “von” in de rijksadelstand wordt verheven, en zijn zwager Joachim Christian von Rodbertus, koopman in Barth. (1)

Tot eigendom van behoren allerlei functies, zoals het patronaat over de kerk van Glewitz en Medrow en het uitoefenen van voogdijtoezicht. In 1803 doet het koninklijke gerechtshof van Greifswald hierover een uitspraak en in 1805 het koninklijk tribunaal te Wismar in hoger beroep. Hier is niet de rechtsvraag interessant, maar wel enkele feiten. (2)

Hagenow blijkt samen met pachter Steinmann van Nehringen sinds 1790 voogd te zijn geworden over de twee kleine kinderen van inspecteur Thilow van het Meijerfeldtse landgoed Medrow. Dit was geregeld in diens testament van 9 november 1789, dat bijna twee maanden voor zijn dood op 24 december is opgesteld. Zijn jonge weduwe wordt universeel erfgenaam en vruchtgebruiker en komt op 29 maart 1790 met de voogden overeen de meubels in natura met de kinderen te verdelen en hun gezamenlijke woonhuis in Loitz openbaar te verkopen. Op 24 en 25 mei 1791 komt de definitieve afwikkeling tot stand “nachdem die Wittwe zur zweiten Ehe mit einem Mann gleiches Nahmens geschritten ist”. In een protocol wordt de precieze verdeling van de meubels geregeld, maar op het huis blijkt nog geen bod gedaan. Op 23 december lukt het alsnog de woning voor 600 rijksdaalder te verkopen aan de weduwe Jael Vossen. De opbrengst vloeit in de onverdeelde boedel. Deze feiten zijn helemaal verenigbaar met de eerder behandelde kerkboeken. In 1801 is Hagenow in Sülze bovendien getuige bij de doop van haar jongste kind.

Er staat nog een andere interessant passage in het vonnis:

Die Frau Gräfin habe aber schon im Nov. 1802 den Thilowschen Thelung ten 500 Rthl pl. hierauf ausbezahlt, u. der Stiefvater, der damit Saalen u. Inventarium des bey Marlow in Mecklenberg gekauften Gehöfts bezahlt, habe einen fy jothekarischen Revers darüber zur Sicherheit seiner Stiefkinder aufgestellt.

De weduwe van de graaf trekt zich niet alleen qua leenrechten en vastgoed uit Pommeren terug, maar wikkelt ook het legaat aan Augusta Juliana meteen maar af. Haar man krijgt 500 rijksdaalder om een gebouw met inventaris bij Marlow te kopen. Hij koopt geen pachtrecht, want in alle kerkboeken blijft staan ehemahlige Pächter. Niet duidelijk is of dit een finale afkoop is of dat de andere helft van het legaat nog anders wordt afgewikkeld.

Terug   ***   Verder

1. Brief van Ulrike Cordt, Freising 23 januari 1996, over haar betbetovergrootvader Friedrich von Hagenow. [CH-279]
2. Der Eigentümer Hagenow zu Langenfelde und Friedrich Steinmann zu Gnoien als Vormünder der Thilowschen Kinder contra das königliche Hofgericht in Greifswald, Wismarer Tribunal, Relationen, Urteilsbegründungen des Assessoren, Landesarchiv Greifswald, 010.01. Schwedische Regierung Stralsund. 1805 IV nr. 6, pag. 1-88.