1.2.8. Afkomst zeker?

Ondanks de duidelijke afkomst van het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt van het Baltische geslacht Meijer moeten enkele onzekerheden toch besproken worden. 

In 1747 verschijnt het eerste Duitse wapenboek met biografische gegevens. In een lemma staat: (1)

Meyerfeld, Mayerfeld. Von dieser hochansehnlichen adelichen und izo gräf­li­chen Familie in Westphalen, Liefland u. Schweden findet man, dass sie sich ehe­mals Lin­gen von Meyer­feld genen­net. Ob Lingen der Stamm-Nahme sey, und sie etwa vor alters von dem adelichen Patri­cien-Ge­schlecht zu Lübeck von Lingen, allwo es noch flo­riert, abge­stam­met sey, kön­nen wir nicht bejahen (…). Der erste den wir anführen können, ist Dietrich Hermann von Meyerfeld, Chur-Cöllnischer geheimder Rath und An. 1646 gevollmächtigter Gesandter auf dem Friedens-Congress zu Münster. (…). 

Hierna volgt een alinea over de tak die naar Lijfland en Zweden gaat, eindigend met het overlijden van Wolmar Johann von Meijerfeldt in Wenen. De sporen van deze afstamming lopen dood:
– De auteur vermeldt onder zijn tekst “Memoi­res”, waarmee hij lijkt te bedoelen dat hij niet uit originele bronnen of eerdere wapenboeken put, maar rechtstreeks uit zijn geheugen, waardoor geen nader onderzoek mogelijk is.
– De auteur twijfelt zelf al, maar een familienaam Lingen von Meyerfeld vóór 1646 is lastig te verenigen met de naam Meijer tussen 1480 en 1674. De familie zou de naam komend vanuit Lübeck in de Baltische gebieden moeten hebben verkort tot Meijer. Het zou de oorspronkelijk adel overigens wel verklaren.
– Een Pruissische adelslexicon komt er achter dat het wapen van Diet­rich Hermann von Meyer­feld een geheel andere is dan dat van het Zweed­se geslacht. (2) De familienaam van Dietrich Her­mann blijkt na enig onderzoek ook nog eens op een schrijffout te berusten. Het moet Von Meerfeld zijn. (3) Lingen en Lübeck zijn met hem verbonden, dus is verder onderzoek hier niet meer nodig. Dat de Meijers ooit vanuit Westfalen naar Lijfland zijn gekomen is daarmee overigens niet uit te sluiten.

 Dezelfde bron voegt nog iets toe:

Zu seiner Zeit ward Maria Catharina Baronesse von Meyerfeld, bisherige Dekanizin des Stiffts St. Jacobi zu Wien, Obristin desselben, und ist Sie vorgebachten General und Grafen von Meyerfeld nahe anverwandt gewesen.

Barones Maria Catharina von Meyerfeld is volgens nog oudere bronnen inderdaad eerst deken van de reguliere kanunnikessen (CRA) kloosterorde St. Augustinus en krijgt op 19 april 1722 een levenslange benoeming tot Proost Augustiner nonnenklooster St. Jakob auf der Hülben in Wenen, in plaats van de overleden gravin Maria Augustina Buchhein. Van een verwantschap met het Zweedse geslacht blijkt niet. (4) 

Ansicht uit 1724 van het nonnenklaaster St. Jakob auf der Hülben in Wenen

De reeks Baltische Meijers van vader op zoon, hun echtgenotes, hun functies en hun koppeling aan het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt berusten grotendeels op één bron, het onderzoek door A.A. von Stiernman, de genealoog van het Ridderhuis in Stockholm. (5) In de twintigste eeuw ontstaat kritiek op het onderzoek, bijvoorbeeld naar het geslacht Wolffensköld: ytterst felaktig och ofullständig (extreem incorrect en onvolledig). Op basis van de gegevens van het Ridderhuis van Riga wordt het goede plaatje geschetst. (6) De Matrikels hadden mede tot doel familietwisten op te lossen en werden daardoor wel als lögnare en utrolig  neergezet. (7)

Het eerste gedrukte Zweedse adelsboek uit 1861 is primair gebaseerd op het werk van de Ridderhuisgenealogen, dus ook dat van Stiernman. De Baltische reeks is zonder vraagtekens opgenomen. Dat is belangrijk vast te stellen, omdat de schrijver de kritiek krijgt dat hij alleen harde feiten en geen oude fabels heeft opgenomen. In het tweede adelsboek van 1930 blijft de reeks daarom zonder discussie staan. In de biografische lexicon uit 1986 zegt de auteur dat de voorouders van Andreas Meijer in oude geschriften niet terug te vinden en daarom geschrapt zijn. (8) Hij refereert aan talrijke authentieke documenten in de Zweedse archieven, maar zwijgt over Baltische archieven. Hoe toegankelijk zullen deze toen nog communistische landen geweest zijn voor onderzoek naar adellijke families? Het schrappen van het Baltische geslacht en de koppeling aan het Zweedse geslacht gaat te ver om de volgende redenen:

– In de eerste paragraaf zijn vier objectieve redenen gegeven die leiden tot de conclusie dat de Zweed Andreas Meijer vóór zijn verheffing in de adelstand al tot de Baltische landadel behoorde.
– De schrijver van het Wrangelboek legt lang na 1800 een link met de Baltische Heinrich Meijer in 1562 en zijn nakomelingen van het Zweedse Von Meijerfeldts. Hij  baseert zich op eigen onderzoek in oorspronkelijke bronnen.
– Dat de Meijers nauwelijks voorkomen bij de Estlandse en Lijflandse riddergeslachten komt omdat hun vrouwen als dochters in die geslachten gewoonlijk nauwelijks vermeld werden.
– Uit niets blijkt van (erf-)conflicten die de jonge graven Von Meijerfeldt aanleiding gaven leemten in het Matrikelboek van 1754-1755 op te vullen met Baltische adellijke voorouders. Bovendien: waarom lieten zij de interessante papieren dan tijdens hun leven ongepubliceerd en moeilijk vindbaar in de Universiteitsbibliotheek van Uppsala liggen?

Terug   ***   Verder

1. J.F. Gauhe, “Des Heil. Röm. Reichs Genea­logisch-Histo­rischen Adels-Lexici” Leipzig 1747, deel 2, pag. 727-728.
2
. L. von Ledebur, “Adelslexicon der Preussischen Monar­chie”, Berlijn 1855, deel 2, pag. 103, gecorrigeerd in deel 3, Nachtrag, pag. 310.
3. J.G. von Meiern, “Acta Pacis Westphalicae Publica oder Westphälische Friedens-Verhandlungen und Geschichte”, Hannover 1734, pag. 55.
4. Recueil des Nouvvelles, Gazette du 23 May 1722, pag. 255. Supplement du Mercure de May 1722, pag. 183-184.
5. A.A. von Stiernman, “Svecia Illustris”, Mejerfelt. In diens navolging G. Anrep, “Svenska Adels Ätters-taflor”, Stockholm 1861, pag. 888-889 en G. Elgenstierna, “Den introducerade svenska adelns ättertavlor”, Stockholm 1930, deel V, pag. 226. Onafhankelijk hiervan W. von Baensch, “Geschichte der Familie von Wrangel, vom Jahre 1250 bis auf die Gegenwart, nach Urkunden und Tagebüchern bearbeitet”, Berlin und Dresden 1878, deel 1, pag. 130, met gedetailleerde stamtafels en bronnen.
6. G. Elgenstierna, pag. 226.
7. L. Lindholm, lemma in “Svenska Biografiskt Lexikon”, Stockholm, deel 33, pag. 448. Critici van Von Stiernman waren collega’s Daniël Tilas en Jacob Langebek.
8. H. Gillingstam, lemma in “Svenskt Biografiskt Lexikon”, Stockholm 1986, deel 25, pag. 470. Von Stiernman leefde in 1724 in Riga en deed daar onderzoek in de archieven, maar benoemt zijn bronnen niet.