Johan August von Meijenfeldt is in het jaar 1793 aanwezig in de Republiek der Verenigde Nederlanden. In de stad Amsterdam verschijnt zijn naam, niet in een kerkboek of notariële akte, maar in een scheepsrol. Daarin is een bladzijde helemaal aan hem gewijd. (1)
Scheepsrol Erfprins van Brunswijk onder commando van P. Hartsinck, folio 21 bovenkant
De in grote letters genoteerde naam Johan Aúgúst Meynfeld en in kleinere de herkomst v Straalsond zijn wel duidelijk. Het weglaten van het tussenvoegsel von, het ontbreken van de e en t in de achternaam en de vernederlandsing van de geboorteplaats kunnen zijn identiteit niet verhullen.
Het is de scheepsrol van een oorlogsschip. Dat behoort toe aan de Admiraliteit van Amsterdam. Samen met die van Rotterdam (De Maze), Harlingen, Middelburg en Noorderkwartier (Hoorn, Enkhuizen) vormt zij de bestuurlijke en juridische organisatie van de oorlogsvloot. Het hoogste gezag ligt weliswaar bij de Staten-Generaal en de Kapitein-Admiraal (dan prins Willem V van Oranje), maar de meeste besluiten komen van de Admiraliteiten, zetelend in het Zeekantoor of Prinsenhof.
Prinsenhof van Amsterdam aan de Oudezijds Voorburgwal
Reinier Vinkeles 1765
De dagelijkse leiding is in handen van een College bestaande uit enkele ervaren zeeofficieren, bijgestaan door een Advocaat-Fiscaal en een Secretaris. Het is verantwoordelijk voor het bouwen en onderhouden van de oorlogsschepen op het eigen werf en voor het uitrusten daarvan uit het eigen magazijn. Daarnaast zorgt het voor de financiering, gedeeltelijk uit geïnde eigen in- en uitvoerrechten. De voordracht van kapiteins en vlagofficieren, de benoeming van hogere officieren aan boord en het spreken van recht in geschillen behoort tot taken van het College. De kapitein is na zijn benoeming door de Staten-Generaal of Kapitein-Admiraal zelf verantwoordelijk voor zijn bemanning.
Pieter Hartsinck is de kapitein die Johan August aanneemt. Hij is de dertigjarige jongste zoon van de vijf jaar eerder overleden vice-admiraal Andries Hartsinck. Zijn eerste wapenfeit was de vermaarde Slag bij de Doggersbank in 1781, waaraan hij op net achttienjarige leeftijd als luitenant dapper deelnam. Daarna was hij vijf jaar lang kapitein tweede klasse van de schoener De Vliegende Visch op de Middellandse Zee. In die rang bevindt hij zich nu in Amsterdam. (2)
Hartsinck is benoemd als kapitein op het oorlogsschip De Erfprins van Brunswijk. Dat is vernoemd naar Karel van Brunswijk-Wolfenbüttel (1766-1806). Eind 1790 was deze oudste zoon van de regerende hertog van Brunswijk getrouwd met de oudste dochter van prins Willem V. De hertog stond in 1787 aan het hoofd van de Hollandse veldtocht en ontfermde zich dertig jaar eerder in de Slag bij Hastenbeck over de jonge Zweedse graaf Johann August von Meijerfeldt jr. Zijn oudste zoon heeft weliswaar de titel Erfprins, maar vanwege zijn zwakke begaafdheid, toenemende slechtziendheid en kinderloos huwelijk wordt zijn jongere broer uiteindelijk hertog. Vrouw prinses Louise van Oranje is weliswaar ook oudste kind, maar de regel luidt dat mannen voorrang krijgen. Haar jongere broer Willem Frederik (de latere koning Willem I der Nederlanden) is Erfprins.
Het oorlogsschip in kwestie was in 1791 kort na het huwelijk op ’s Lands Werf in Amsterdam gebouwd. Het is een fregat van de zesde klasse of charter met twee dekken. Anders dan een schip van de linie krijgt het kleinere, lichtere en daardoor snelle en wendbare fregat vrije opdrachten in een zeeslag. Dat is de reden dat het hogere kader een positie op een fregat als een aantrekkelijke benoeming beschouwt.
Johan August monstert op 29 mei 1793 op het Prinsenhof aan. Net als de andere zeelui krijgt hij een maand soldij contant vooruit betaald. In zijn geval is dat 26 gulden. Het is niet alleen zijn eerste werkdag op dit schip, maar ook in dienst van deze en andere Admiraliteiten, want op geen enkele ander oorlogsschip monstert hij eerder aan. Hij krijgt een aanstelling per reis, vaste dient is voorbehouden aan de hoogste officieren. Johan August is er snel bij, want het College had de monsterrol van de Erfprins van Brunswijk pas een week eerder voor Hartsinck geopend. (3)
Hartsinck moet samen met de benoemde luitenants en schrijvers ultimo oktober maar liefst 230 matrozen en soldaten aan boord werven. Hij begint met het hogere kader voor het voeren van oorlog (konstabel), het bevaren van het fregat (schipper, stuurman, timmerman, zeilmaker, smit) en het verzorgen van de bemanning (chirurgijn, kok, bakker en botteliers). Van zijn vorige schip en binnenkomende schepen zou hij bemanning kunnen overnemen, maar met dit nieuw gebouwde schip is hij grotendeels op werving van nieuwe zeelui aangewezen. Omdat de WIC net geliquideerd is en de VOC op zijn achterste benen loopt, zijn er meer Hollanders dan normaal op de markt. Toch kiezen zij liever voor de lucratieve visserij, walvisvaart en koopvaardij. Daarom neemt het aandeel buitenlandse zeelui toe.
Aan de aanmonstering gaan geen open sollicitaties vooraf en vacatures staan niet in de krant. Sinds de opening van de monsterrol op 22 mei loopt een trommelaar door de straten, die luidkeels roept dat kapitein Hartsinck zeelui zoekt. Dat drijft hen naar het Prinsenhof, waar een ronselaar met enkele officieren gereed staan. (4)
Ronselaar met drie gegadigden, officier en schrijver op trap Zeekantoor
Jacobus van Meurs 1792, Scheepvaartmuseum Amsterdam
Een gewiekste soort ronselaar is de volkhouder of slaapbaas, nogal eens de vrouw of weduwe van een zee-officier. Deze voert een logement om (buitenlandse) zeelui van onderdak, voedsel en drank te voorzien. Op de begane grond bevindt zich een tapperij en keuken en op de verdiepingen slaapzalen. De volkhouder staat in verbinding met kapiteins die bemanning zoeken en geniet op die manier van beide zijden inkomsten.
1. Scheepsrol Erfprins van Brunswijk, Nationaal Archief 1.01.46, Inv 2254, fol 21.
2. Binnen de familie gaat het verhaal dat de stamvader deelnam aan de Slag bij de Doggersbank in de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog, maar dat vindt geen ondersteuning in de scheepsrollen van officieren, matrozen en soldaten. Het zou betekenen dat hij Hartsinck al kende en op zijn vroegst eind 1781 in Franse dienst trad.
3. Resolutiën Admiraliteit van Amsterdam, Nationaal Archief 1.01.46, Inv 1506, 22 en 28 mei 1793.
4. De algemene informatie over de Admiraliteit is gebaseerd op drie publicaties van M.A. van Alphen: “Het oorlogsschip als varend bedrijf. Schrijvers, administratie en logistiek aan boord van Nederlandse marineschepen in de 17de en 18de eeuw”, dissertatie Leiden 19-06-2014, “De schrijver en het inkomen van de zeeman. De financiële administratie aan boord van oorlogsschepen”, Tijdschrift voor Zeegeschiedenis 2024/1, pag. 82-99 en “Zeevarenden op de oorlogsvloot”, in “Nieuwe Maritieme Geschiedenis van Nederland”, deel 2 hfd 4, par 3, Amsterdam 2024.