Vader en zoons Von Meijerfeldt maken zich medio 1789 op om naar Finland over te steken voor de tweede veldtocht. Vader kampt in april met een pijnlijke miltziekte. (1) Zijn oudste zoon Johann August III wordt op 15 mei gepromoveerd tot kapitein in zijn regiment lichte dragoners. Hij woont in juni nog in zijn appartement in Stockholm aan de Drottingsgatan nr. 104, drie trappen omhoog. (2)
Johann August jr heeft tijdens de afgelopen lange winter een fortificatie rond de zuidwestelijke stad Hanko laten bouwen. Vorig jaar dat de Russische vloot daar de verbinding tussen Zweden en Finland weten af te snijden. Hij had de legertop vanaf eind 1788 in vele brieven tot spoed gemaand. In april 1789 brengt de bouwmeester Von Kierting hem van de vorderingen op de hoogte en vraagt zijn instemming met de nieuwe namen voor vier eilandjes die bij de verdediging zijn betrokken. Dit zijn zoals gebruikelijk koninklijke namen, maar voor het rotseilandje met de naam Dömansklubben (Dodemanseilandje, vanwege de afwezigheid van bomen) stelt hij Meijerfeldts klippa voor. Johann August zegt zich er niet mee bezig te houden, maar dat kan valse bescheidenheid zijn. Op 4 mei is het kruitmagazijn gereed, een barak in aanbouw, de plaatsen voor de kanonnen geëffend en de borstwering halverwege. Een daarvoor gelegen hoge rots moet nog worden opgeblazen. Von Kierting organiseert van 8 tot 10 mei een ceremonie, waarbij de nieuwe benaming met kanonschoten wordt geproclameerd. Eind mei, begin juni worden op het eiland 7 kanonnen geplaatst (3 stuks kaliber 24 pond, 2 stuks kaliber 18 pond en 2 mortieren van 60 en 40 pond). Als bemanning worden gerekruteerd 2 officieren (luitenant artillerie Wulfcrona en een plaatsvervanger), 5 onderofficieren (2 senior artillerie, 2 infanterie en een konstabel) en 43 man (2 korporaals, een tambour en 40 soldaten). Het hele project heeft succes, want een nieuwe poging van de Russen om Hanko in te nemen mislukt. (3)
Vóór 19 mei geeft koning Gustaaf III aan Johann August het commando om met zijn generaal-majoor Kaulbars en 6.000 man grondtroepen langs de zuidkust de veldtocht in oostelijke richting te beginnen. Hij krijgt tijdens deze campagne steun van de vloot, die vlak langs de kust meevaart. Hij gaat naar de Kymmene rivier, die dan de rijksgrens vormt en vestigt bij Abborfors (Ahvenkoski) op 25 juni zijn hoofdkwartier. Een dag later schiet hij met drie batterijen van 12 kanonnen op de aan de overzijde van de grens gelegen schansen. De Russen besluiten tot ontruiming en terugtrekking. Op 3 juli krijgt hij de opdracht voor een nieuwe aanval en daarbij de grens over te trekken. Dat doet hij wel, maar zo zwak, dat zijn jagers zien hoe de Russen op 4 juli kans zien zich terug te trekken naar de pas bij Pyttis (Pyhtää). Daar arriveert hij op 5 juli met zijn hoofdmacht en stuurt zijn voorhoede door naar Kippis Broby, die ziet dat de Russen zich bij Sutula verzamelen. In de avond van 6 juli begeeft Johann August zich ook met zijn hoofdmacht naar Kippis Broby. De troepen onder zijn kolonel Wachtmeister waren hun opmars vanuit Hirvenkoski pas die dag begonnen en komen de volgende morgen met versterkingen aan. Ook de resterende bataljons van zijn regimenten die nog aan boord van de vloot waren zijn ontscheept en druppelen in Kippis Broby binnen. (4)
Op de achtste juli krijgen de Russen de eerste aanvallen in Sutula te verduren. De strijd is zeer hevig en duurt voort tot de volgende morgen 8:00 uur. Johann August slaagt er in de Russen van het Sutula eiland te verdrijven, maar omdat zij de brug hebben vernield weet hij niet verder naar Kymmeneholm door te stoten. De overwinning is desalniettemin voor hem. Op het eiland richt hij zijn legerplaats in. De overwinning krijgt een bittere nasmaak als hij hoort, dat zijn zoon Johann August III in de gevechten een zware verwonding heeft opgelopen. (5)
Op 9 juli komt Ehrenström, de secretaris van de koning, aan in het kamp van Johann August met orders en papieren. Hij vraagt Johann August wat hij daarna moet doen: in het kamp de strijd afwachten of met een wagen en soldaten doorreizen. Beide opties vindt Johann August te gevaarlijk vanwege de gevechten vlakbij en stuurt hem met begeleiders naar de rest van de kanselarij in Lovisa. Ehrenström is het daar mee eens en ziet om zich heen dat de nederlaag nabij is. Bij aankomst in Lovisa hoort hij tot zijn blijdschap van een grote overwinning. Gustaaf III is minder blij dat hij zijn secretaris heeft moet missen en beschuldigt hem van lafheid. Als Ehrenström tegenwerpt dat hij slecht onschuldig bevelen opgevolgde van de koning en de luitenant-generaal, antwoordt de koning dat de laatste opdracht niet van hem kwam. Ehrenström is zwaar ontdaan en beklaagt zich in zijn dagboek over de koning en de generaal: (6)
“Graaf Meyerfeldt was geen groot generaal, maar een soldaat met opmerkelijke persoonlijke dapperheid. Hij hield niet van de koning, maar vervulde zijn plichten als bevelhebber met uiterste nauwgezetheid, zonder daarbij te verzuimen aan zijn omgeving zijn aristocratische mentaliteit en zijn bittere ongenoegen met de laatste Rijksdag te uiten aan de mensen om hem heen. Hij had een grote hekel aan de mensen die het dichtst bij de koning stonden, en dat was mij niet onbekend; dat zijn mening over mij bijzonder ongunstig was.
Om 3:30 uur in de nacht van 18 juli starten de Russen met twee batterijen een bombardement. Om 8:00 uur beantwoordt Johann August het vuur met zijn drie batterijen. De Russen houden lange tijd stand ondanks de langdurige kanonnade, maar tenslotte trekken zij zich terug voor de overstekende Zweedse bataljons. Meijerfeldt zet de achtervolging in, maar stuit bij Högfors op een verbrande brug. Dit weerhoudt hem er niet van deze belangrijke pas kort daarop te veroveren, waarbij slechts twee man gewond raken. De koning klaagt die maand – zoals wel eerder (7) – over de traagheid en ziekelijkheid van de 64-jarige Johann August, maar nu is hij persoonlijk getuige van zijn bevelhebberschap en met zijn doortastendheid zo gelukkig, dat hij hem nog diezelfde dag tot vier-sterren-generaal van de infanterie bevordert.
Le Comte de Meyerfelt avec une bravoure et un sang froud étonnans, s’est montré par-tout. Je l’ai fait Général.” (8)
“General Meyerfeld comenderar armen anno 1789”
gewassen tekening door Carl August Ehrensvärd (tevens admiraal)
Groninger Courant, 11 augustus 1789, voorpagina
Koning Gustaaf III gaat op 19 juli met een deel van de troepen van Von Meijerfeldt uit op verkenning naar Frederikshamn, maar stuit al snel op een Russisch bataljon. Hij roept de hulp van Johann August in, die uit Högfors moet komen. Daar keert hij veilig met de koning terug en splitsen hun wegen: Von Meijerfeldt gaat naar Kymmenegård (Kotka) en de koning naar het meer landinwaarts gelegen Värälä. Op 26 juli draait de koning het om en geeft Johann August de leiding over de troepen in Värälä en Anjala.
Nu de Zweedse troepen steeds verder doorstoten trachten de Russen Johann August’s leger daar te vernietigen. Ongeveer 1000 man steken op 8 augustus de rivier de Kymmene (Kymjoki) over. De Zweden zijn oplettend. De Russen worden op een twee uur durend bombardement onthaald en Johann August gaat persoonlijk met drie bataljons en twee zesponders in de tegenaanval. De Russen trekken zich snel over de rivier terug. Beide zijden tellen weinig verliezen.
In de zomer dringen de Zweden nog verder op naar de oude grens, zoals vastgelegd in 1721 bij de vrede van Nystadt ter beëindiging van de Grote Noordse Oorlog. Wanneer de koning het Russische fort Willamstrand met de hoofdmacht aanvalt, maakt Johann August met de rechtervleugel onder vlootbescherming een afleidingsmanoeuvre naar Frederikshamn.
Wat de krijgstucht betreft laat Gustaaf III merken dat hij strenger is dan zijn generaals:
J’ai été à Wärälä où j’ai ordonné des batteries et fait renforcer le Comte de Meyerfelt. Un officier d’artillerie qui s’était mal conduit à la journée du 8, va être traduit au conseil de guerre par mes ordres. Le Comte de Meyerfelt voulait seulement le laisser aux arrêts quelques tems, mais la faute m’a paru trop grave pour ne pas sévir. Ne me demande pas son nom, car je l’ignore. Vous voyez que je me forme, et que je suis plus sévère pour la discipline que mes Généraux. (9)
Over de bereidheid van Johan August om naar anderen te luisteren wordt door militairen geschreven: (10)
Men hoort vaak boosaardigheid en kwaadsprekerij, en men zegt dat graaf Meijerfelt, die door een gebrek die met de ouderdom gepaard gaat, zichzelf er niet toe kan brengen advies in te winnen bij zijn leeftijdsgenoten, uit angst iets van zijn reputatie te verliezen.
Op 17 september steekt Johann August korte tijd naar Stockholm over, want op 10 oktober biedt hij al weer weerstand aan een Russische overmacht bij Värälä. Hij herkrijgt op 16 oktober het bevel over de gehele Zweedse landmacht in Finland. Zijn hoofdkwartier schuift 22 oktober van Värälä naar Peipola en 9 november naar Lovisa. Daar is hij ook hersteld van zijn ziekelijke toestand in de afgelopen tijd. De koning besluit de veldtocht te pauzeren en een half jaar het winterkwartier op te slaan. Hij verlaat het strijdtoneel begin december, om binnenlandse troebelen te voorkomen en om Denemarken en Noorwegen aan het westfront neutraal te houden.
Nog diezelfde maand ontstaat Meijerfeldt’s vrijschutterscorps (friskyttekår), een voornamelijk uit het zuiden van Finland gerekruteerd bataljon van 400 man in vier compagnieën. Uiteindelijk hebben er 289 man in gediend, inclusief 19 man artillerie. Het weet een geduchte reputatie op te bouwen. Aanvankelijk dient het corps als garnizoen in Lovisa en Abborfors, maar neemt in 1790 aan de gevechten deel.
Von Meijerfeldt heeft als bevelhebber van de Zweedse troepen in Finland zijn winterkwartier in Lovisa, oostelijk van Helsingfors, dicht bij de rijksgrens met Rusland van 1743. Dat geeft de Russen de gelegenheid terug te schuiven naar hun kant van die rijksgrens.
Over Johann August als Zweeds bevelhebber in het winterkwartier doen mooie verhalen de ronde:
Hij wint daar de harten van zowel de Hoogheid als de soldaten: zijn waakzame ogen merken alles, zijn trouwe hand bestuurt alles. (11)
Al op 13 februari 1790 krijgt Johann August bevelen om in Savolax en Karelië actief te zijn. Eind april neemt hij de kusttroepen voor zijn rekening: 2 bataljons van het Dahlregiment, 2 bataljons van het Westerbotten regiment, 3 bataljons van het regiment van de Koningin-Moeder, 1 bataljon jagers onder Drufva, 1 squadron dragonders Karelië en artillerie.
Om 6:00 uur ‘s-ochtends op 6 mei 1790 arriveert de koning in Johann August’s hoofdkwartier in Forsby om het startschot voor de derde veldtocht tegen de Russen te geven. Waarschijnlijk in verband daarmee ontvangt zijn nog steeds zwaar verwonde zoon Johann August III enkele dagen voor de aanval een onderscheiding als Ridder in de Zwaard Orde (R.S.O.).
Dezelfde dag nog verplaatst Johann August zijn hoofdkwartier van Forsby naar Lovisa. Op 7 mei verplaatst hij het naar Abborfors aan de rijksgrens. De koning stuurt op 17 mei het bevel aan hem om de rivier bij Abborfors en Hirvenkoski over te steken, maar dat komt pas een dag later aan. Met 11 bataljons moet hij tegen een stevige Russisch overmacht vechten, maar weet op 10 juni de Pyttis-pas te nemen en in de middag van 14 juni in Kuppis aan te komen. De Russen trekken zich terug naar Sutula en Kymmenegård.
In het noorden gaat het niet goed en wordt op 4 juni de Slag bij Savitaipal verloren door generaal Gustav Mauritz Armfeldt. Als hij door een kogel aan de schouder gewond raakt weet zijn adjudant Axel Friedrich von Meijerfeldt hem ternauwernood voor Russische gevangenschap te behoeden. Bij die actie worden drie paarden achter elkaar onder hem neergeschoten.
Op 25 juni besluit Johann August met slechts 1400 man de aanval op Sutula te openen. Na een harde strijd met veel kanonvuur weet hij Sutula in handen te krijgen, een dag later Högfors en in Kymmenegård opnieuw zijn hoofdkwartier te vestigen. Bij al deze veroveringen vinden slechts 5 soldaten de dood en worden er 8 gewond. De koning onderscheidt Von Meijerfeldt hiervoor tot Ridder in de Zwaard Orde met Grootkruis. (12)
I. Kibler, Finnish Heritage Agency
Generaal von Meijerfeldt wordt een dapper en besluitvaardig militair genoemd.
Het is een oude ervaring, dat de moed en strijdlust zeer berusten bij het vermogen van de veldheer om hen op te monteren en zich geliefd te maken. Dit vermogen bezat Von Meijerfeldt in hoge mate. Hij had dikwijls, als hem was opgedragen generaal-inspectie te houden, oude wapenbroeders in het gelid herkend, met de vertrouwelijkheid van een gelijke met hen gesproken over gemeenschappelijke avonturen, hun vroegere bewijzen van dapperheid geroemd, hen tot nieuwe aangespoord, en aangevuurd tot roem en hen tranen van vreugde ontlokt. (13)
Op 6 juli bezoekt de koning Johann August in diens hoofdkwartier in Högfors om te spreken over een gunstige vrede. Dat komt in een beter licht te staan als de Zweedse marine opeens op 9 juli een grote overwinning bij Svensksund weet te behalen. Die dag heeft hij opdracht gegeven aan Stackelberg om in Abborfors bescherming te geven aan de vloot in geval van een nederlaag. In plaats daarvan ontstaat er een alternatief plan. Hij graaft zich sterker in langs de hele route en laat meer bataljons aanrukken, waarmee hij 2 augustus klaar is.
Intussen zijn de vredesonderhandelingen begonnen. Die worden op 14 augustus 1790 al in Värälä met succes beëindigd. Ondanks de overwinning van de vloot en de geconsolideerde terreinwinst van Johann August wordt de grens van 1743 hersteld. Het enige voordeel ten opzichte van 1721 is dat Catharina de Grote de aanspraak van Gustaaf III op het grote westelijke deel van Finland erkent. Op 6 september gaat Meijerfeldt scheep in Borgå op weg naar Stockholm.
De jonge graaf Axel Friedrich von Meijerfeldt wordt enkele dagen later tot kapitein bevorderd en nog in datzelfde jaar bovendien aangesteld als hoofdadjudant in de staf bij de koning.
1. J. Hellstenius, “Om och ur Sveriges Privat-Archiver”, Nordisk Universitets-Tidskrift, Kopenhagen 1864, brief Sveaburg 08-05-1789 van admiraal-generaal C.A. Ehrensvärd, pag. 63.
2. Krigsarkivet Sverige, 023 Generalmönsterrullor, 0/1540, fol. 6. Dagligt Allehanda, 13 juni 1789.
3. C.H. Ericsson, “Ryska kriget, Hangöpositionen och fästingarna” in B. Ekström, “Hangöudd på 1700-talet”, Hangö 1987, blz. 125-149. A. Fryxell, “Berättelser ur Svenska Historien”, Stockholm 1823-1872, deel 48, pag. 129.
4, Het strijdverloop is grotendeels gebaseerd op J. Mankell, “Anteckningar rördande Finska Arméens och Finlands Krigshistoria, särskildt met afseende på krigen emellan Sverige och Ryssland åren 1788-1790 samt 1808-1809”, Stockholm 1870, deel 1.
5. Volgens “Svenska Adelsmän Öden”, Stockholm 1872, pag. 38, zou hij zijn verwonding een jaar later bij Vyborg oplopen, maar de Zweedse troepen kwamen nooit zo dicht bij de oude grens van 1721. In dat jaar zijn de Zweedse troepen wel opnieuw in Sutela, maar bij die veldtocht zijn maar 8 gewonden. Vóór de veldtocht begint krijgt hij een onderscheiding, vermoedelijk vanwege zijn eerdere verwonding.
6. J.A. Ehrenström, “Efterlemnade historiska anteckningar”, Stockholm 1882, deel 1, pag. 291.
7. C.A. Levisson, “Anekdoter och karaktersdrag ur svenska regenternes lefnad ifrån Gustaf I t.o.m. Carl XIV Johan”, Stockholm 1844, pag. 311.
8. Brief van Gustaaf III aan Armfelt van 18 juli 1789 in Gustave III, Roi de Suède, “Collection des Écrits politiques, litteraires et dramatiques”, deel 5. Correspondence II, Stockholm 1805, pag. 149.
9. Brief van Gustaaf III aan Armfelt, Kymmenegård 13-08-1789. F. Rühs, “Wercke Gustav’s des Dritten”, Berlijn 1808, deel 3, pag. 243.
10. C.C. Ekman, “Dagbok förd under kriget i Finland 1788-1790”, Helsingfors 1900, pag. 100-101.
11. Götheborgs Allehanda, 26 maart 1790.
12. Vanuit Kymmenegård schrijft hij op 27 juni 1790 een Underdånig Rapportaan Gustaaf III, dat integraal in de kranten wordt afgedrukt, zoals de Stockholmspost op 3 juli 1790 en de Götheborgs Allehanda op 6 juli 1790.
13. Loftuitingen geschreven voor zijn uitvaartdienst door G.J. Adlerbeth, “Tal öfver Hans Excellence den Högvälborne Grefven, Herr Johan August Mejerfelt“, letterlijk overgenomen in V.F. Palmblad c.s. “Biografiskt Lexicon öfver Namnkunnige Svenska män”, deel 9, Upsala 1843, pag. 65.