1.4.4. Slag om Posen

Posen

Op 8 augustus 1704 opent Schulenburg met een meerderheid van 1000 man op drie verschillende punten de aanval op de Zweden. De Zweedse rechterflank krijgt meteen een aanvalsgolf te verduren. Johann August von Meijerfeldt voert daar het commando over twee squadrons cavalerie van Horn en vier compagnieën  (van Vittinghof, Kerstdorf, Krudner en hemzelf) uit zijn eigen regiment. Hij weerstaat de aanval en vuurt zijn twee veldkanonnen onophoudelijk af. Met het zwaard in de hand breekt hij de aanval en jaagt de vijand terug, hoewel zij dubbel in aantal is.

Zo weerstaat hij de aanval met sulken dapperheit, dat veele Saxen sneuvelden, en derselver Cavallerye eyndelyk over hoop raakte. (1) Dat laatste komt vooral doordat Johann August Taube met 16 kleine squadrons opdracht voor de achtervolging  geeft. Na bijna twee uur zijn de Saksen terug bij het bos. Van hen worden 100 gedood en 50 gevangen genomen.

De linkervleugel wordt met 2000 Saksen aangevallen. Door de enorme rook- en stofwolken raakt zij contact met de infanterie kwijt en staat plotseling tegenover een bajonettenmuur van twee bataljons Saksische infanterie. Hadden de vleugels van elkaar geweten waar zij waren dan had de linkerflank zich ongetwijfeld niet teruggetrokken onder de bescherming van de kanonnen in Posen. De nog ziek op zijn bed liggende Mardefelt weet in zijn gedetailleerde verslag maar weinig over gang van zaken in de slag te melden, behalve de suggestie dat Johann August gevraagd zou hebben de stadspoorten voor hem te openen. (2)


2 van 10 rijkversierde 3-ponds kanonnen
1699 Karel XII schenkt aan Polen; 07-09-1703 Lillihöök vindt bij bezetting Posen; 09-08-1704 Mardefelt gebruikt bij verdediging; daarna stuurt Meijerfeldt terug en schenkt koning Oskar II aan Legermuseum.
Tekst op alle kanonnen: “Ao 1699 AF K CARL D. XII SKIANKT TILL POLNSKE MINISTERN GALLETSKY MEN MED GUDZ HIELP IGENTAGIT WIDH POSEN Ao 171”. (3)

Schulenburg trekt naar Von Meijerfeldt’s kamp, treft daar niets van waarde aan en ziet dat zijn soldaten de aanwezige brandewijn gulzig opdrinken. Hij steekt de boel in brand en besluit de aanval af te blazen. Had hij contact gehad met zijn rechtervleugel, dan had ook hij anders gehandeld. Taube komt terug van zijn achtervolging, verenigt zich met de overige troepen rond Posen om samen front maken tegen de Saksen, maar die dringen niet meer aan. (4)

Schulenburg zelf is na afloop van het gevecht vol lof over de Zweedse cavalerie. (5) Karel XII zegt hierover aan generaal Rehnskiöld: (6)

Der H. General wird wohl wissen, daβ er eine action mit der Sachsen in Groβ Polen gehabt und sie überwunden hat, obgleich sie viel stärker waren als er. Dabei hat er jedoch leider seine Bagage verloren, was ihn gewiβ etwas incommodiren wird.

De Zweden zien deze slag als een persoonlijk succes voor generaal Von Meijerfeldt; hij vestigt er zijn naam mee in de Zweedse geschiedenisboeken. De overwinning wordt echter door beide partijen opgeëist; zelfs heden ten dage geven de Zweedse respectievelijk Duitse geschiedenisboeken nog verschillende lezingen over de gang van dit gevecht. (7)

De feitelijke uitkomst is dat Schulenburg twee maal zoveel doden, gewonden en gevangen te betreuren heeft dan Von Meijerfeldt: 600 tegen 300. Johann August kampt echter met voedselgebrek en heeft een aanval van de Saksische hoofdmacht dan wel een langdurig beleg van Posen te duchten. Geen van tweeën geschiedt, want beide partijen trekken weg: hij krijgt opdracht om zich met Stanislaus te verenigen en Schulenburg moet kort daarop naar Warschau opbreken.

Johann August laat Taube met 100 man, inclusief gewonden, in Posen achter en trekt oostwaarts naar Gnesen (Gniezno). Na één dag komt hij in Podvisitzka aan, vanwaar Bennet met 100 cavaleristen wordt teruggestuurd om het niet vernietigde deel van zijn bagage te halen. Een paar dagen later breekt hij rond middernacht op en arriveert die avond in Mielzin. De volgende dag arriveert hij weer in Slupsia, waar de Poolse vijand Smigelski vergeefs zijn wachtposten aanvalt. Die nacht marcheren de troepen door een dicht woud, waar zij enige wagens moeten achterlaten en komen uiteindelijk in Klitschow aan, waar zij enkele dagen uitrusten.

Na enige dagen rust trekt Johann August naar Kunitza, waar hij heel laat aankomt en Poolse overste Mirzewski met 1000 man ontmoet om een brief te ontvangen van Stanislaus en Arvid Horn, die hem verdere instructies geven. Op 20 augustus vertrekken de troepen naar Kolo omgeven door water. De volgende dag wordt bijna 40 kilometer in 24 uur doorgereisd naar Lancicia, een lastige pas midden door moerassen.

Op 23 augustus komt Lowicz in zicht. Johann August marcheert door de stad en houdt aan de andere zijde halt, opdat de Primaat van Warschau, de vrouw van Stanis­laus en diens schoonmoeder zich vanuit de burcht tussen de regimenten van Von Meijerfeldt en Horn kunnen voegen. Zij trekken naar het dorp Tokaring aan de Weichsel, de volgende dag naar Wladislau. Johann August draagt zijn luitenant-kolonel op om met 200 cavaleristen de kardinaal naar Thorn te brengen. Zelf trekt hij op 28 augustus door Nizerwas en Radzunsek, de volgende dag door Thorn en daarna het dorp Mokre. Op 30 augustus worden de regimenten in Thorn ingekwartierd. Het Zweedse garnizoen in Warschau onder graaf Arvid Horn moet zich intussen aan een grote overmacht van August de Sterke overgeven.

Vervolgens richt de Saksische aandacht zich weer op de stad Posen en de regimenten van Von Meijerfeldt. Generaal Brandt en Patkul aan het hoofd van een Moskovische afdeling worden naar de stad gezonden. Patkul had tegen de onteigening van de landgoederen van de Duits-Baltische adel door de Zweedse Kroon geopponeerd en was bij verstek wegens hoogverraad veroordeeld tot verlies van zijn rechterhand en hoofd. Brandt en Patkul moeten een Poolse groep edelen onder de generaal voor Groot-Polen Radomiki bijstaan in een aanval op Posen. Keurvorst August komt intussen van weerszijden van de Weichsel op de drie Zweedse regimenten af.

Johann August reageert bliksemsnel op deze hachelijke ontwikkelingen. Nadat hij zijn zieken en gewonden naar Elbing heeft gestuurd, gaat hij op 6 september om 2 uur op weg met zijn 3 regimenten. Hij vermomt zijn voorhoede met rode mantels als Saksen, mar­cheert zo snel mogelijk in de nachtelijke uren en neemt onderweg zoveel mogelijk loyale Polen mee. In Zeita rust hij de middag en avond uit. In de middag van de volgende dag wordt Wallopitza bereikt, om te overnachten in Labezin. Op 8 september continueert Johann August langs Zuin en Loppino en Powelziska, in bevindt zich tot verrassing van zijn eigen manschappen nog maar 5 kilometer van Posen. Zodoende ontsnapt hij uit de omsingeling en bereikt de te beschermen stad Posen binnen recordtijd.

Pas na het zenden van een vertrouwensofficier gelooft de verbijsterde Mardefelt dat Johann August opnieuw is gearriveerd en laat de poorten voor hem openen. (8) Verbaasd ziet de bevolking het legertje dwars door de stad trekken en via een andere poort verdwijnen. Op aanwijzen van Mardefelt worden in galop op 9 september Radomiki en zijn Polen in Stienzewa uit hun slaap gehaald door de meedogenloze Zweden. Slechts enkelen weten op een ongezadeld paard te ontsnappen; honderden anderen wor­den gedood of gevangen genomen. Er is een rijke buit aan paarden, 12 keteltrommen en 3 vaandels. Niets doet de Zweedse generaal echter meer plezier dan het in handen krijgen van de bontchave, de met pluimen versierde commandostaf van Radomiki. Vergeefs biedt de laatste hem daarvoor 2,000 dukaten losgeld. (9) De Zweden genieten van de grote hoeveelheden bier, wijn en aqauvit. Na de succesvolle overrompeling van Radomiki blijft Johann August een paar dagen op het landgoed Kunerzewo van diens broer uitrusten.

Johann August richt nu zijn aandacht op het in aantocht zijnde leger onder generaal Brandt. Op 13 september trekt hij – weer ’s nachts – naar een voorstad van Posen aan de Warthe. Zijn cavalerie is op advies van Mardefelt aan het foerageren, als Brandt op 19 september aan de overzijde van de rivier arriveert. Patkul hoort van het toeval en heeft al 2.000 Polen en Moskovieten de rivier overgezet, als Von Meijerfeldt met slechts 350 man van hemzelf en luitenant-kolonel Bolth op hem afstormt. Bij de uitval is het vooral Trautvetter die met 70 man door de vuurlinie stormt. Deze luitenant-kolonel zou nog lang aan zijn zijde vechten en later ook in Pommeren in zijn gouvernement bestuurder worden. Zij zaaien zoveel paniek, dat de vijand naar de rivier terug vlucht. Velen die de doorwaadbare plaats niet kunnen terugvinden sterven door verdrinking of het Zweedse staal. Aan de overkant van de rivier moet Brandt dit alles machteloos toezien. Op het moment dat hij eenmaal aanvalsgereed is, willen zelfs de Saksen de strijd niet meer aanbinden, omdat de Zweedse cavalerie van foerage is teruggekeerd. (10)

Belagerung der Stadt Posen von D. 4 October Bis D. 24 Oct. 1704
Kopergravure P.S. Faber, Universiteitsbibliotheek Poznań 

Johann August moet met zijn regimenten nu achter de stadmuren gaan, omdat een belegering op komst is. Hij heeft geen voorraden bij zich vanwege het vervroegd terugroepen van zijn cavalerie. In de stad kan hij alleen voorraden verkrijgen tegen betaling. Brandt begint met de  belegering van Posen en op 4 oktober arriveert een grote Russische troepenmacht met zwaar geschut. De plaatselijke bevolking en ook Joden zijn bereid tegen financiële vergoeding (om voedsel in te slaan) aan de verdediging mee te doen, bijvoorbeeld brandbommen blussen. Alle Zweedse posten krijgen een schriftelijke instructie, onder andere om de huizen voor de stadswallen af te breken of branden. Majoor Dudenburg ziet kans om met 10 ruiters naar de Zweedse hoofdmacht weg te komen om informatie te verstrekken.

De volgende dag begint een onophoudelijk bombardement. Bressen in de muur kunnen steeds gedicht worden. De verdediging van Posen levert wel wat interne spanning op, omdat Mardefeldt de commandant van het garnizoen is en Johann August commandant van de veel talrijker troepen. Een voorbeeld is de vraag of de grote uitvalsbrug verbrand moet worden op het moment dat Patkul begint aan te dringen. Mardefeldt stelt het voor en pas nadat alle overige kolonels instemmen gaat Johann August akkoord. Op 27 oktober schrijft Patkul een ernstige dreigbrief tot overgave, maar de tamboer wordt zonder antwoord lachend teruggestuurd.

De beschieting neemt toe en de bressen in de muren worden groter. Echte brand breekt niet uit, omdat de torens met zand en mest gevuld zijn. Medio oktober brengt de vijand alle troepen in gereedheid voor een bestorming, die door de enorme overmacht waarschijnlijk wel succesvol geweest zou zijn. Maar met de bestorming wordt gewacht en op 24 oktober volgt de plotselinge aftocht om tegen de Zweedse hoofdmacht in het geweer te komen. Dat is een slechte timing, omdat die juist besluit in winterkwartier te gaan. In alle gevechten rond Po­sen heeft Johann August ‘slechts’ 400 man verloren. Hij reist naar het hoofdkwartier van Karel XII, die zo tevreden is dat hij op 6 november met eigen ogen komt zien wat er allemaal met de stad gebeurd is. (11)

Terug   ***   Verder

1. I. Le Long, “Het leven van den heldhaften Carel den XIIden, Koning der Sweden”, Amsterdam 1721, deel 3, pag. 183.
2. “Extrait d’un journal fort ample, écrit par le Baron de Mardefeld, Major-Général, touchant tout ce qui s’est passé avant & pendant le Siège de Posnanie, l’an 1704”, opgenomen in G. Adlerfeld, “Histoire Militaire de Charles XII, Roi de Suède”, Amsterdam 1740, deel 2, pag. 311-361.
3. Kapitein F.A. Spaks, Katalog Armémuseum 1888, pag. 33, nr. 274-279:  “År 1704 den 9. Aug. af general Meyerfelt”. O. Sjöström, “När Karl XII tog tillbaka en gåva“, in: Armémuseum: om krig och människor, [ed] Anna Maria Forssberg, Stockholm 2009, pag. 48-49, corrigeert het verhaal. [CH-662]
4. J.A. Nordberg, “Konung Carl den XII:tes historia”, Stockholm 1740, deel 1, pag. 486-487. C. von Rosen, “Bidrag till kännedom om de händelser, som närmast föregingo svensk stormaktväldets fall”, Stockholm 1936, deel 1, pag. 269.
5. N. Herlitz, “Från Thorn till Altranstädt”, Stockholm 1916, deel 1, pag. 270, noot 2.
6. E. Carlson,  “Die eigenhändige briefe König Karls XII.”, Berlijn 1894, pag. 267-268.
7. C. von Sarauw, “Die Feldzüge Karls XII.”, Leipzig 1881, pag. 162. O. Sjöström, “The Battle of Posen 9 August 1704”.
8. C. von Rosen, deel 1, pag. 271.
9. F.G. Bengtsson, “Karl XII:s levnad”, Stockholm 1931, pag. 185-186. I. Le Long, deel 3, pag. 197. N. Herlitz, deel 1, pag. 274.
10. Post=Tijeder 23-08-1704.
11. I. Le Long, deel 3, pag. 197. J.A. Nordberg, deel 1, pag. 540-558.