2.2.8. Bergen

Bij commandant Hartsinck en alle andere kapiteins in Paramaribo groeit de overtuiging om zo snel mogelijk met een konvooi te vertrekken. daarbij speelt een rol dat het steeds minder goed lukt van de gouverneur voorschotten voor de bemanning te verkrijgen. De tijd kruipt verder en pas in november 1798 komt een half jaar oude opdracht uit Den Haag binnen om naar huis te gaan. Hartsinck vormt een eskader van zeewaardige schepen en stuit meteen op het probleem dat het eigen schip ’t Vertrouwen in te slechte staat is. Hij besluit dat ’s Lands Pink Iris zijn commandoschip wordt. De fregatten Pollux en Jager, de pink Piet Hein en en de schoener Vliegende Visch gaan mee. De blijvende schepen moeten enige bescherming aan de kolonie bieden. Na overheveling van geschut, voorraden en bemanning is het eskader gereed. Johan August stapt met Hartsinck en de rest van de bemanning begin februari  over op de Iris. De gearresteerde koksmaat Jan Zeijst, die in een krijgsraad wordt veroordeeld, krijgt Johan August aangewezen als één van de twee commissarissen die op de tenuitvoerlegging van de straf toeziet. 

Op 21 maart 1799 vaart het Bataafse eskader uit, niet in de richting van Europa maar van Noord-Amerika. Het eskader gaat ongezien noordwestelijk langs Barbados en Bermuda, dan noordoostelijk langs  de Amerikaanse kust. Op 23 april komt een fregat uit Liverpool in het gezicht en na vier uur jagen wordt de kapitein krijgsgevangen gemaakt. Na een grote boog gaat het eskader in IJsland op 8 mei enkele dagen voor anker om voorraad in te slaan. Vandaar gaat het pal oostelijk langs Faro (Faeröer) en Hitland (Shetland) naar Noorwegen. De eerste dagen van juni 1799 arriveert het grootste deel van het eskader in de kustplaats Bergen. De Pollux komt aan in het noordelijker Trondheim. Op 19 en 20 juni vergezelt Meyerveld de luitenants Groen en Meijburgh vanaf de Iris naar de Jager, waar Hartsinck is voor het houden van een scheepsraad. (1)

In Noorwegen hoeft het eskader waarin Johan August zich die zomer van 1799 aan boord bevindt alleen nog maar een gunstig moment af te wachten om de oversteek naar Texel te maken. Daarmee wachten ze te lang, want de Britten komen er in juli achter dat de vloot weg is uit Suriname en in Noorwegen ligt. Onmiddellijk dwingen zij het fregat ’t Vertrouwen, andere achtergebleven schepen en de hele kolonie Suriname tot overgave. In de Noordzee blokkeren zij het eskader in Bergen. Bovendien zetten zij samen met de Russische bondgenoot een invasie op het Noord-Hollandse strand bij Callantsoog op poten. Daarop breekt op de Bataafse vloot bij Den Helder muiterij uit en volgt overgave zonder strijd. De invasie over land richting Amsterdam heeft succes, maar strandt in de Slag bij Bergen (Noord-Holland!) en Castricum.

Door deze ontwikkelingen kan Johan August niet weg uit Bergen in Noorwegen. De Agent van Marine in Den Haag zegt Hartsinck niet langer te wachten en de oorlogsschepen van de hand te doen. Hoewel deze niet oud zijn, verkeren ze in een slechte staat. De Deense autoriteiten zijn bereid de schepen op te kopen, maar tegen houtprijs om ze te ontmantelen. Hartsinck gaat 26 augustus terug naar de Bataafse Republiek. Net als in Paramaribo draagt hij het bevel over aan zijn tweede man Hermanus Hofmeijer, met de opdracht met de bemanning over land naar huis te gaan. In Trondheim vangt ook kapitein Bloijs van Treslong de thuisreis aan en draagt het commando over de Pollux over aan Pieter Ziervogel, die een jaar eerder tot eerste luitenant bevorderd was. Op 9 november grijpt Napoleon de macht in Frankrijk en 10 dagen later verlaten de laatste Britten en Russen de kop van Noord-Holland. 

Terug   ***   Verder

1. Journaal ’s Lands Pink Iris, NA 2.01.29.03, Inv 80, fol 91 resp. fol 125.