Eenmaal terug in Zweden gaat de inmiddels 37-jarige graaf Johann August von Meijerfeldt jr zich zorgen maken over de voortzetting van zijn geslacht. Zijn vier jaar oudere broer Carl Friedrich jr is net als hij ongehuwd. Opnieuw legt een vrouwelijke telg van het geslacht Törnflycht het beslissende contact: gravin Christina Margaretha Augusta Törnflycht. Haar vader was de broer van Johann August’s stiefmoeder, die 10 jaar voor zijn geboorte was overleden. Van die kant was daarom niet van bloedverwantschap sprake.
Gravin Törnflycht en haar echtgenoot generaal-majoor en opperstadhouder graaf Axel Wrede-Sparre hebben al twee gehuwde dochters: Ulrika Sofia met Carl Adlerfeld en Brita Christina met Fredrik Sparre. Hun jongste dochter Lovisa Augusta (Louise) is op 14 september 1745 op het familieslot Stora Sundby geboren, slechts een maand vóór de geboorte van Brita Margaretha Horn. Later zullen zij niet alleen familie maar ook vriendinnen worden.
Vier dagen later wordt Louise in Stockholm gedoopt. Gouvernantes voeden haar op en zij logeert veel op landgoederen van familie. Al op 13-jarige leeftijd weet zij het hart te stelen van de grote staatsman Tessin, die aan de Sparre’s verwant is. Hij noemt haar in kleine gedichten “la charmante folie” en “Colibri“. Haar aandacht gaat al heel vroeg uit naar het uitgaansleven van de grote wereld; zij oefent zich vlijtig in het dan populaire epigram in de Franse taal. (1)
Gravin Lovisa Augusta von Meijerfeldt, geb. Wrede-Sparre
Techniek: Aquarel/gouache op ivoor, omlijsting van goud en parelmoer
Afmeting: 51 mm hoog, ovaal
artiest: Niclas Lafrensen jr (1737-1807)
Nationalmuseum NMB 731
Gift 1927 van consul Hjalmar Wicander (Wicanderska samlingen)
Fotobewerking: Lester von Meijenfeldt (2022)
Op de verjaardag van de Zweedse kroonprins Gustaaf III, 24 januari 1761, maakt Louise haar debuut aan het Hof. Net als de kroonprins is zij dan 15 jaar. Zij laat een wervelende en stralende indruk achter en wacht met smart op het moment waarop zij aan het Hofleven kan gaan deelnemen. Dat moment dient zich twee jaar later aan. Zij heeft zojuist een door haar moeder geselecteerde huwelijkskandidaat afgewezen. Haar moeder heeft bovendien net bot gevangen bij Friedrich Wilhelm von Hessenstein, een zeer vermogende onechte zoon van de vorige Zweedse koning, die dan nog een koninklijke route voor zich ziet. (2)
Graaf von Meijerfeldt komt in beeld. Hij staat hoog in de gunst bij het Hof en staat bekend om zijn Duitse spraakzaamheid, en dat vergoedt voor moeder en dochter het leeftijdverschil van 20 jaar. Op het punt van zijn uiterlijk komt hij er niet genadig vanaf: mager, lang en lelijk en man met de grote neus. Vanaf een schilderij wordt 115 jaar later opgetekend: “borstelige wenkbrauwen boven grote diepliggende ogen. Onder een adellijk gebogen neus heeft hij een welgevormde mond en daar om heen een nauwelijks zichtbaar vlasbaardje”. (3) De mensen rond Louise gaan er zondermeer van uit dat het mooie jonge meisje ontevreden is en de boosheid richt zich al snel tegen haar krachtdadige moeder. Een vriend van de familie schrijft: “Mama zelf heeft de hele zaak geregeld“. (4)
Op 18 februari 1763 houdt de koning Adolf Frederik een groot bal in de Spektakelzaal van zijn slot alleen voor Louise, die het hoogste vertrouwen van de vrouwen van de stad geniet. Alles komt voort uit een grap op een eerdere maskerade, waar Louise als man was verkleed en de loftrompet had gestoken over de koning en Axel von Fersen, omdat zij zich tegen werfgeld zouden laten charteren voor de Garde in een picknick. Johann August doet zo goed met de grap mee dat deze serieus wordt genomen. De hele stad vult zich direct met het gerucht dat hun huwelijk op handen is.
Wapenschild Sparre
Voor de bruiloft wordt 13 december 1763 als datum gekozen. In de Riddarholmskyrkan in Stockholm vindt om 19:00 uur de plechtigheid plaats. (5) Louise krijgt Näsby en Sövdeborg als huwelijksgift mee, vanaf het moment dat haar man overlijdt en bij het tweede landgoed ook haar schoonmoeder. Getuigen bij deze gift zijn zwager Adam Arvidsson Horn (de echtgenoot van Anna Catharina von Meijerfeldt) en Carl Fredrik Törnflycht (de oom van de bruid). De akte wordt tijdens de huwelijksplechtigheid ondertekend.
Daarna zit een kleine groep van nog geen 20 familieleden aan bij de bruiloftsmaaltijd. Een boodschapper van het Hof komt het bruidspaar meermaals skål toewensen. Koning Adolf Frederik en koningin Lovisa Ulrika rijden incognito – zonder andere entourage en uiterlijk vertoon dan een koetsier en een lakei – in een eenvoudig rijtuig naar het huis van Johann August. Daar herkent de dienstbode de kennelijke vrienden van haar heer niet en wil de kaarsen van de kroonluchter aansteken. Vergeefs vraagt de koning dat niet te doen en ziet zich gedwongen ze onhoffelijk uit te blazen. Hij laat alleen een klein licht in de slaapkamer neerzetten en verbiedt de bediende zijn aanwezigheid te onthullen.
Er zijn twee versies van het vervolg. Volgens de ene nodigt het koninklijk paar Johann August uit om naar zijn huis te komen, die een half uur later met het gezelschap arriveert en het koninklijk paar na lang zoeken vindt achter de gordijnen in diens slaapkamer. (6) Volgens de andere versie weet het bruidspaar helemaal van niets en laat zich bij thuiskomst in dezelfde kamer aangenaam verrassen. (7) De bruiloft wordt in beide versies met veel plezier voortgezet. Het edele druivenbloed ofwel de Rijnwijn vloeit rijkelijk tot drie uur in de nacht, waarbij Adolf Frederik de drinkers het goede voorbeeld geeft. Voor het eerst sinds hun troonsbestijging in 1751 is het koningspaar samen in het openbaar gezien. (8)
Middelburgse Courant, 21 januari 1764, voorpagina
Op 18 december 1763 om 19:00 uur geeft de oude graaf Horn, de schoonvader van Anna Catharina, een groot feest in zijn huis. Het koninklijk paar en het Hof zijn uitgenodigd en aanwezig. Eerst is er een twee uur durend concert, dan couverts en tenslotte het bal of kaartspelen tot 6:00 uur in de morgen.
Bij al deze festiviteiten speelt er een verwikkeling. Tessin en zijn vrouw Ulla Sparre zijn tien jaar eerder in ongenade gevallen bij het koninklijke paar. Daarom praat het niet met de familie van de bruid. Voor Johann August jr levert dat als uitgesproken lid van de Hofpartij spanning op. Enkele maanden na de bruiloft brengt het jonge echtpaar een bezoek aan Tessin. Velen zien de ontmoeting met spanning tegemoet, omdat de oude staatsman zijn oogappel aan één van zijn tegenstanders is kwijtgeraakt. Beide heren putten zich echter uit in complimenten voor elkaar en de ontmoeting verloopt in een vriendelijke sfeer.
Johann August treedt kort voor zijn huwelijk als 132ste lid toe tot de Vrijmetselarij in de loge “Adolf Fredrik”, die bestaan heeft tussen 1753 en 1775 en maar 135 leden heeft geteld. In de jaren zestig is hij bij uitstek een representant van de Hofpartij. Hij toont zich kritisch over de toenadering van de koningin tot de Hoedenpartij en tracht via de koning een coalitie te voorkomen. In verband met deze houding weet hij zich te handhaven, als de Mutsenpartij in 1765 de macht in alle staatsinstellingen verovert. In de Rijksdag 1765-1766 behoort hij binnen de 50 leden tellende delegatie van de adel tot de weinige representanten van de Hofpartij. Toch schijnt hij daarin nog zoveel mogelijk de zienswijze van de koningin te hebben uitgedragen.
Brita Margareta Horn, de dochter van Anna Catharina von Meijerfeldt, wordt in 1764 op 20-jarige leeftijd hofmeisje bij koningin Lovisa Ulrika. Zij krijgt een serieuze liefdesaffaire met haar tweede zoon, prins Karel. Dienst vertrouweling en haar latere schoonvader – Claes Julius Ekeblad – kenschetst haar als melancholiek en neurotisch, wegkwijnend, preuts en snel te beledigen. De jonge geliefden wisselen verlovingsringen uit.
Brita Barnekow houdt zich bezig met de sociale ontwikkeling op de landgoederen in Skåne, Söfdeborg en Ugerup. In 1765 laat zij een nieuw armenhuis bij de kerk van Söfde bouwen. Het bestaat uit twee huisjes van vier verwarmde kamers. Zijzelf en parochianen betalen regelmatig 20 Öre voor kleding. In 1766 betaalt zij voor een stenen muur met tegels rondom het noordelijke deel van het kerkhof. Ugerup wordt goed verzorgd door inspecteur Hindrichsson en daarom geeft zij hem op 7 juni van dat jaar Nymölla, linksonder op het landgoed, als persoonlijk bezit.
Op 12 november 1766 baart Louise haar eerste kind, een zoon met de weinig opzienbarende namen Johann August, die vanaf hier de toevoeging III krijgt. Twee dagen later vindt een grote doopplechtigheid plaats in de Riddarholmskyrkan in de oude stad (Gamla Stan) van Stockholm. Getuigen zijn graaf Tessin, gravin von Meijerfeldt (de grootmoeder van vaderszijde Brita Barnekow), graaf Horn (de oom), gravin Törnflycht (de grootmoeder van moederszijde), graaf Wrede-Sparre (de grootvader van moederszijde), gravin Bjelke, baron Adlerfeld, overste Wrangel, graaf Pehr Brahe en Brita Horn. (9)
Op 19 december 1766 ziet Johann August jr zijn kans schoon te stijgen van zijn majoorsfunctie in het regiment Sprengtporten (Löwensfels was in 1763 overleden) naar die van luitenant-kolonel. In het Lijfregiment van de Koningin onder kolonel Höpken te Stralsund, waarin hij 1744-1751 had gediend, is deze functie vacant door het vertrek van Blixen. Hij wordt tevens benoemd tot adjudant-generaal bij koning Adolf Frederik. (10)
Eind 1768 steunt Johann August jr kroonprins Gustaaf III in een dramatische Senaatszitting, waarin koning Adolf Frederik – door enkele dagen werkelijk af te treden – een paar van zijn geringe bevoegdheden terugkrijgt. (11)
Op 11 november 1769 wordt een tweede zoon, Axel Friedrich, geboren. Hij is vernoemd naar zijn moeder’s vader en zijn oom Carl Friedrich jr. De doopplechtigheid vindt twee dagen later plaats in de Jacobskyrkan, met als getuigen Rijksraad baron Mauritz Posse, kolonel Rutger Barnekow (oom van de vader) en baron Anders Reinhold Wrangel. (12)
Carl Friedrich jr wordt door de koning op 28 april 1770 jaar onderscheiden als Ridder van de Zwaard Orde (R.S.O.). Op 21 juni van dat jaar raakt de post adjudant-generaal bij de koning vacant, omdat deze qua tijdsbeslag niet te verenigen is met de benoeming van Johann August jr tot chef van het regiment van Västerbotten. (13)
In 1770 komt de apotheose in de relatie tussen Brita Horn en prins Karel. Zij stevenen af op een huwelijk, zonder hun relatie overigens nog ‘geconsumeerd’ te hebben. De familie Horn heeft er wel oren naar, maar het Hof is tegen. net zo als tegen een huwelijk van prins Fredrik met hofdame Ulla von Fersen. In 1769 werpt de politiek zich op de kwestie. De Hoeden bieden Horn en Von Fersen steun aan in ruil voor hun steun aan de partij. Horn hapt toe, maar Von Fersen niet, zodat beide relaties stranden. Prins Karel wordt op een buitenlandse reis gestuurd en Brita volgt de koningin naar haar familie in Berlijn .
1. S. Leijonhufvud, “Carl Gustaf Tessin och hans Åkerökrets”, Stockholm 1933, deel 2, pag. 63-65. Tessin schrijft dat hij “Ma charmante Ecolier” een fabel van Fontainebleau wil leren, maar hij herschrijft het tot “Le Hibou et le Colibri.” (25-10-1758), pag. 58.
2. Leijonhufvud, deel 2, pag. 92-96.
3. Post- Och Inrikes Tidningar, 18-06-1878. G.J. Ehrensvärd, f“Dagboksanteckningar förda vid Gustaf III:s hof”, Stockholm 1877-1878 en de vele tekingen van C.A. Ehrensvärd (zie paragraaf 1.7.9).
4. M.J. Crusenstolpe, “Gustaaf III, zijn geslacht en zijn tijd. Tafereelen uit de Zweedse geschiedenis, Haarlem 1843, deel 1, pag. 204.
5. Kyrkoarchiv Riddarholmskyrkan, Vigselböcker 1738-1807,folio 35.
6. F. Sparre, “Egenhändiga Anteckningar”, in “Portefeuille”, Stockholm 1837, deel 1, pag. 93 e.v.
7. M.J. Crusenstolpe, “Der Mohr oder das Haus Holstein-Gottorp in Schweden”, deel 2, Berlijn 1842, pag. 157-158. In de Duitse vertaling is de hele passage opgenomen, maar in de Nederlandse geheel geschrapt. “Niet alles toch wat de Zweedsche lezer misschien ongaarne zou missen, was voor onze Landgenooten even belangrijk.”
8. G.J. Ehrensvärd, “Dagbockanteckningar förda vid Gustaf III:s Hof”, Stockholm 1877, deel 1, pag. 329.
9. Kyroarchiv Riddarholmskyrkan, Födelse- och dopböcker 1738-1793, folio 177.
10. Krigarkivet Sverige, 023 Generalmönsterrullor, 0/1359 Drottningens livregemente till fot, kolonel Höpken, Öfwerste=Lietenants Compagnies, fol. 54, 0/1360, fol. 49.
11. L. Lundquist, lemma in “Svenskt Biografiskt Lexikon”, Stockholm 1986, pag. 476. M.F. Metcalf, “Russia, England and Swedish Party Politics 1762-1766”, Stockholm 1977, pag. 139. J. Breevoort, “Verhalen uit het Zweedse hofleven”, deel 1 “De koningin boven den koning”, Rotterdam 1916, pag. 172-173.
12. Kyrckoarchiv Jacobskyrka, Födelse- och dopböcker 1768-1775, folio 64.
13. Krigarkivet Sverige, 023 Generalmönsterrullor, 0/747 Västerbottens regemente 1774, folio 2-3.