In het leven van Johan August von Meijenfeldt zit een periode van zestien maanden waarin hij niet scheep gaat en geen andere gebeurtenissen bekend zijn. Begin 1804 haast hij zich terug naar de Brutus, omdat hij op 19 januari de opdracht krijgt zich daar met de meeste spoed naar toe te begeven. Zijn opvolger Hendrik Brugmeijer ligt namelijk in het hospitaal vanwege een ernstige blessure aan zijn gezicht, waardoor deze kort daarop ontslag krijgt vanwege ‘langdurige indispositie’. De arbeidsrechter is dan nog toekomstmuziek. De Brutus ligt nog in het Nieuwe Diep, waar hij op 26 februari aan boord gaat. Zijn kapitein is schout-bij-nacht Albert Kikkert, die maar liefst hele vloot ter dekking van IJ, Texel, Delfzijl en Eems commandeert. Op 2 maart raakt het schip op drift door harde wind, loopt vast en breekt de boegspriet. Daarna steekt de vloot over naar de Wadden. (1)
Kort daarop overlijdt Maria de Ruijt op 30-jarige leeftijd in Amsterdam. Daarmee verliezen haar ouders Matthijs de Ruijt en Rosina Swart hun enige nog levende dochter. Haar lichaam wordt op 24 april 1804 met een koets naar het Westerkerkhof gebracht en daar begraven. (2)
Dochter Wilhelmina Augusta is nog geen drie jaar oud en is al wees. Haar 65-jarige oma schrijft haar in bij het Aalmoezeniersweeshuis. (3)
Oma slaagt in haar opzet haar kleindochter als wees aangewezen te krijgen. Zij laat haar daar niet achter, maar mag haar zelf als “min” thuis opvoeden. Daaruit haalt zij het voordeel dat zij elk kwartaal bij het weeshuis een vergoeding van 15 gulden kan ophalen en zo nu en dan kousen, schoenen, een hemd, muts, japon en/of jakkie kan meenemen. (4)
De jonge Wilhelmina Augusta blijft betekenis hechten aan haar vader. Anders dan de meeste andere zeemannen had hij zich bekend gemaakt en haar doop geregeld. Wellicht had hij zich in 1803 ook weer om haar bekommerd. De rest van haar leven draagt ze zijn achternaam en tot haar dood houdt zij vast aan diens Hersteld-Lutherse religie, hoewel haar grootouders en latere familieleden Nederlands Hervormd zijn.
In de krant staat het bericht dat in Den Haag op 19 oktober 1805 eindelijk het soldij van de reis naar St Domingo gaat worden uitbetaald.
Bataafsche Staats-Courant 14-10-1805
De scheepsrol bevat de volgende kostenopstelling:
| BEGIN | EIND | PERIODE | BEREKENING |
| 26-11-1801 | 11-09-1802 | 9 mnd + 16 dag | à f 30 = f 286.- |
| Brutus – Hartsinck | Voorschotten en betalingen |
– f 92,2 = f 193.8 | |
Naast het doorlopende traktement kan Johan August f 193.8 (laten) incasseren. (5)
Onder Kikkert is Johan August steeds aan boord. De vaarten blijven beperkt tot de kust om een confrontatie met de veel sterkere Engelse vloot te vermijden. In oktober 1805 beogen de Frans-Spaanse bondgenoten daar een einde aan te maken met een grote invasie in Engeland, maar dat initiatief eindigt in de bekende Slag bij Trafalgar.
1. Verbaal Commissaris-Directeur Amsterdam 1804, Nationaal Archief 2.01.29.01, Inv 711, fol 28. Rangschikking van het Corps Zee-Officieren, NA 2.01.29.03, Inv 180, fol 235. Confereer-Rolle Brutus 1803, NA 2.01.30, Inv 280, fol 10.
2. Wester Kerkhof 1798-1805, Stadsarchief Amsterdam 5001, Inv 1120 , fol 241v.
3. Inneemboek Aalmoezeniersweeshuis, SA PA 343, fol 190.
4. Minnenlonen en Uitbesteedboek Aalmoezeniersweeshuis, SA PA 343, Inv 300, fol 10 resp. Inv 273, N 2217.
5. Confereer-Rolle Brutus 1799, NA 2.01.30, Inv 183, fol 11.


