Terwijl de zoons van de stamvader nog voornamelijk militaire functies hebben, volstaan de kleinzoons met het vervullen van hun militaire dienstplicht. Daarna beginnen zij bijna allemaal als kantoor- of winkelbediende. Vervolgens klimmen zij op tot directeur van een bierbrouwerij (Evert), eigenaar van een horlogewinkel (Carl), chef bij de Gemeentewaterleiding Amsterdam (Frits en Jan), eigenaar van een cacaowinkel (Jan van der Tas) en hoofd bij De Nederlandsche Bank (Hendrik).
In de vierde generatie gaan de inkomens verder omhoog, mede dankzij het genoten onderwijs en de algehele welvaart in Nederland. De mannen zijn opnieuw actief in bedrijven en bij de overheid, maar hebben een bredere interesse: financiële markt, bouwkunde, rechtspraak, bestuur, godsdienst en onderwijs.