Welk onderwijs de stamvader Johan August von Meijenfeldt in Pommeren heeft mogen genieten is onbekend, maar ongeletterd was hij niet. Onder zijn driewekelijkse huwelijksgebod uit 1807 staat geen kruisje maar een sierlijke handtekening. Bovendien had hij zich de Nederlandse taal snel machtig gemaakt, zoals blijkt uit teksten enkele jaren later op zijn tekeningen en de uitgebreide afscheidsbrief aan zijn zoon Hendrik.
Hoewel de Schoolwet van 1806 had geregeld dat openbaar onderwijs klassikaal door gediplomeerde onderwijzers wordt gegeven, vinden arme orthodox-christelijke families als Von Meijenfeldt de lessen te liberaal-vrijzinnig en het schoolgeld te hoog. Toch raken Hendrik en Carl op een andere manier geletterd, blijkens bewaard gebleven door hen zelf geschreven documenten. Op de leeftijd voor de middelbare school gingen de jongens varen of werden timmermansknecht, maar Hendrik kreeg een interne opleiding tot commies bij het Ministerie van Financiën.
Na de Grondwet van 1848 en de Schoolwet van 1857 worden bijzondere christelijk-orthodoxe scholen opgericht, zodat de derde generatie Von Meijenfeldts naar de basisschool gaan. De Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs bewijst goede diensten om onder andere de subsidiëring te organiseren. In de jaarvergadering van 1869 bepleit het Bestuur de noodzaak van een reizend agent om contributies te verzamelen tegen een traktement van f 200,-, reiskosten van f 200 en 10% van elke gulden contributie en trekt na instemming Carl von Meijenfeldt hiervoor aan.
Bij de verkiezingen in 1877 zijn er nog steeds maar 100.000 stemgerechtigden in Nederland en die geven een nipte meerderheid aan de liberalen. Deze loodsen een nieuwe Lager Onderwijswet voor een betere kwaliteit en financiering door Tweede en Eerste Kamer. Geregeld wordt dat openbare scholen al het geld van de overheid krijgen, maar bijzondere scholen 70% schoolgeld bij de ouders moeten heffen. De niet-stemgerechtigde arme christelijke families met hun vele kinderen worden voor een onbetaalbaar schoolgeld gesteld.
Carl’s oudste zoon Evert komt hiertegen in actie. Hij neemt in 1878 zitting in het voorlopig comité voor een Volkspetitionnement, om alsnog financiering voor christelijke scholen te bewerkstelligen. Alle Amsterdamse christelijke scholen krijgen de oproep om lid te worden van de op te richten ‘stuiversvereniging’. Het jaar daarop vindt de oprichting plaats. Het ledental groeit snel naar 2200, rechtspersoonlijkheid wordt verkregen dankzij koninklijke goedkeuring van de statuten, een bestuur wordt gevormd – met inbegrip van Evert – en een periodiek ‘Neêrlands hope’ verspreid.
Willem Hovij, directeur van de bierbrouwerij waar Evert werkt, schrijft met zijn vrouw een Smeekschrift aan koning Willem III om de nieuwe Schoolwet niet te contrasigneren. Niet minder dan 470.000 protestanten en katholieken zetten daar hun handtekening onder. Carl en Nel, hun kinderen Evert, Carl, Frits, Cato en Jan, en de aangetrouwde families De Haas en Van der Tas zijn van de partij. De Scholenstrijd wordt uiteindelijk gewonnen, zij het vele jaren later.
In de tussentijd hebben de kinderen van de derde generatie van de familie Von Meijenfeldt voldoende basisonderwijs gekregen om op jonge leeftijd een baan als kantoorbediende en niet als fabrieksarbeider te bemachtigen. Zoon Frits treedt eind 1898 toe tot het bestuur van de nieuwe “Vereeniging voor Gereformeerde Scholen in de gemeente Amsterdam” voor lager en uitgebreid lager onderwijs (ULO). gestart wordt met twee scholen, waar ook de kinderen Von Meijenfeldt les hebben: op de Marnixstraat 285 en de Plantage Doklaan 2.
De Wet op het Hoger en Voorbereidend Universitair Onderwijs van 1876 leidt ook tot gereformeerde initiatieven. In 1880 wordt de Vrije Universiteit gesticht en in 1890 het Gereformeerd Gymnasium, beiden in Amsterdam. In de vierde generatie nemen geboren en verwante leden van de familie daaraan deel:
Familielid | Geref. Gym |
Vrije Universiteit | |||||
Generatie IV | Eind-examen |
Studie | Inschrijving | Propedeuse | Kandidaats | Doctoraal | Dispuut |
Willem S. de Haas |
Theologie Nr 319 |
16-09-1902 | 03-07-1903 | 17-05-1907 | 29-03-1909 | IVMBO NCSV |
|
Carl (De Koe) |
1905 |
Rechten Nr 426 |
20-09-1905 |
12-06-1906 | 27-03-1908 | 27-06-1911 (1) | Forum NCSV |
Carl (Augst) |
1917 | Theologie Nr 723 |
18-09-1917 |
21-06-1918 | 04-05-1923 | Rostra | |
Frits van der Tas | 1914 | Medicijn Nr 724 |
18-09-1917 | ||||
Govert (Augst) |
1926 (2) α en β |
Klassiek Nr 1284 |
21-09-1927 | 17-12-1932 | 21-03-1935 | Forum |
1. Academisch proefschrift “De grenzen van het recht van amendement in de practijk van de Tweede Kamer der Staten-Generaal” ter verkrijging van den graad van doctor in de rechtswetenschap op gezag van den rector dr. R.H. Woltjer, in het openbaar te verdedigen op maandag 1 juli 1912 in het gebouw der Maatschappij voor den Werkende Stand, door Carl von Meyenfeldt, geboren te Amsterdam. “Aan mijne ouders”
2. Govert keert tussen 1936 en 1939 twee keer terug als docent Oude Talen bij het Gereformeerd Gymnasium en blijft zijn verdere leven docent en schoolleider.