Julius Clausen, bibliotekar, cand. mag., “Gammel Køgegaard”, in Danske Slotte og Herregårde, deel 4, https://slaegtsbibliotek.dk/922989.pdf, Kopenhagen 1964.
Pag. 66-67
Hendes gård og gods arvede nu hendes eneste barn, Kjeld Christoffer Barnekow af første ægteskab. Han døde dog allerede året efter, så det er tvivlsomt, om han overhovedet har været på Gammel Køgegaard. Den unge skånske herremand var en rigtig krigsmand. 26 år gammel havde han i 1689 ægtet Margrethe von Ascheberg, datter af Skånes generalguvernør, feltmarskal greve Rutger von Ascheberg, men i syv år drog han i leding på de allieredes side i krigen mod Frankrig. Hans tapre frue ledsagede ham ofte. Karl XII hjemkaldte ham og gjorde ham til dragonoberst. Ifølge traditionen deltog han i slaget ved Narva og døde af sine sår.
Gammel Køgegaard tilfaldt nu hans enke. Gården på Sjælland betød ikke meget i forhold til hendes syv store godser i Skåne og på Rygen. Men hun besøgte den dog hver sommer og boede i hovedbygningen, som efter et syn, optaget o. 1710, nu havde 13 fag, medens højre lave sidefløj på 11 fag gav plads til køkken, bryggers og borgstue. Til gården hørte to haver, hvoraf den nuværende frugthave antagelig har været den ene. Jorderne var bortforpagtet til en slægtning, jomfru Anna Margretha Barnekow. På ny var der krig mellem Danmark og Sverige, og da Gammel Køgegaard og gods nu tilhørte svenske undersåtter, kom i 1709 kgl. ordre om beslaglæggelse, således at alle godsets indkomster skulle afleveres til amtstuen i Roskilde. Først ved freden i 1720 fik grevinde Ascheberg sin ejendom tilbage. Men i over femti år vedblev Gammel Køgegaard at være på svenske hænder. Da grevinden 1724 skiftede med sine børn, kom gården til hendes svigersøn, grev Johan August Meierfeldt, gift med Britta Barnekow. Hun var hans anden hustru. Han var ved ægteskabets indgåelse 53 år, hun kun 17, så det har nok været et fornuftparti. Meierfeldt var en stor og anset herre, en ægte karolin. 1713 var han blevet generalguvernør over Pommern. Senere under Ulrikke Eleonoras regering havde han været konseilspræsident. For greve Meierfeldt betød Gammel Køgegaard vel kun en indtægtskilde. I 1734 forhandlede han med Valløs ejerinde, dronning Sophie Magdalene, om salg af gården, men det blev til intet. Regnskaberne viser, at den »højgrevelige Excellence« hver sommer har aflagt et besøg på sit gods og ladet foretage nogle nødvendige reparationer. Men det var hans hustru, som bestyrede gården, og efter at det i testamente 1742 var bestemt, at den ældste søn, Carl Friedrich Meierfeldt, skulle arve denne, blev sønnen hendes dygtige rådgiver, og da han underskrev fæstebrev og dokumenter i forening med moderen, ansås han for den virkelige ejer. løvrigt gjorde han en tid krigstjeneste ved den kejserlige armé; levede vist mere på sine svenske godser end på sit danske. En kundskabsrig mand var han, der efterlod sig et stort bibliotek. Først i 1768 overtog han nominelt Gammel Køgegaard, men mageskiftede den otte år senere til sin yngre broder Johan August, også han var svensk officer. Han lod ejendommen bestyre af forpagter og ridefoged. Da fik greve Johan August i 1775 forespørgsel, om han var til sinds at sælge gård og gods til Sieur Rasmus Carlsen. Det ville han nok; den 29. november 1775 blev godset solgt til Rasmus Carlsen, og Gammel Køgegaard kom nu igen på danske hænder. |
Haar landgoed- en huis werden nu geërfd door haar enige kind, Kjeld Christoffer Barnekow uit haar eerste huwelijk. Hij stierf echter al het jaar daarop, dus het is twijfelachtig of hij überhaupt bij GK was. De jonge heer uit Skåne was een echte krijger. Op 26-jarige leeftijd, in 1689, was hij getrouwd met Margrethe von Ascheberg, dochter van Skåne’s gouverneur-generaal, veldmaarschalk graaf Rutger von Ascheberg, maar zeven jaar lang gaf hij leiding aan geallieerde zijde in de oorlog tegen Frankrijk. Zijn dappere dame vergezelde hem vaak. Charles XII riep hem terug en benoemde hem tot kolonel van de dragonders. Volgens de overlevering nam hij deel aan de Slag bij Narva en stierf aan zijn verwondingen.
GK viel nu aan zijn weduwe toe. Het landgoed op Sjælland betekende niet veel vergeleken met haar zeven grote landgoederen in Skåne en op Rügen. Ze bezocht het echter elke zomer en woonde in het hoofdgebouw, dat volgens een optekening rond 1710 nu 13 kamers telde, terwijl de rechter lage zijvleugel van 11 kamers ruimte bood voor de keuken, bijkeuken en kasteelkamer. Bij het landgoed hoorden twee tuinen, waarvan de huidige boomgaard er vermoedelijk één was. De gronden werden verhuurd aan een familielid, meisje Anna Margretha Barnekow. Opnieuw was er oorlog tussen Denemarken en Zweden, en omdat GK nu aan Zweedse onderdanen toebehoorde, kwam in 1709 een koninklijk bevel tot beslaglegging, zodat alle inkomsten uit het goed moesten worden overgedragen aan het districtskantoor in Roskilde. Pas met de vrede van 1720 kreeg gravin Ascheberg haar eigendom terug. Maar ruim vijftig jaar bleef GK in Zweedse handen. Toen de gravin in 1724 met haar kinderen verhuisde, ging het landgoed naar haar schoonzoon, graaf Johan August Meierfeldt, getrouwd met Britta Barnekow. Zij was zijn tweede vrouw. Hij was 53 toen ze trouwden, zij pas 17, dus het moet een verstandshuewelijk zijn geweest. Meierfeldt was een groot en gerespecteerd heer, een echte Karoliner. In 1713 was hij gouverneur-generaal van Pommeren geworden. Later, onder de regering van Ulrike Eleonora, was hij Senaatsvoorzitter. Voor graaf Meierfeldt betekende GK waarschijnlijk alleen maar een bron van inkomsten. In 1734 onderhandelde hij met de eigenaar van Vallø, koningin Sophie Magdalene, over de verkoop van het landgoed, maar dat liep op niets uit. Uit de rekeningen blijkt dat de “Hooggrafelijke Excellentie” zijn landgoed elke zomer bezocht en enkele noodzakelijke reparaties liet uitvoeren. Maar het was zijn vrouw die het landgoed beheerde, en nadat in 1742 in het testament was bepaald dat de oudste zoon, Carl Friedrich Meierfeldt, het landgoed zou erven, werd de zoon haar bekwame adviseur, en toen hij de akte van beslag en de documenten ondertekende samen met zijn moeder werd hij als de echte eigenaar beschouwd. Een tijdlang vervulde hij met grote kracht militaire dienst in het keizerlijke leger; woonde waarschijnlijk meer op zijn Zweedse dan op zijn Deense landgoed. Hij was een man met kennis die een grote bibliotheek achterliet. Pas in 1768 nam hij in naam Gammel Køgegaard over, maar acht jaar later veranderde hij de eigenaar in zijn jongere broer Johan August, die ook een Zweedse officier was. Hij liet het eigendom beheren door een pachter en inspecteur. In 1775 werd aan graaf Johan August gevraagd of hij bereid was het landgoed en -huis aan sw heer Rasmus Carlsen te verkopen. Dat zou hij waarschijnlijk wel doen; op 29 november 1775 werd het landgoed verkocht aan Rasmus Carlsen, en Gammel Køgegaard keerde nu terug in Deense handen. |