De Dorpatse raadsheer Johann Meyer en zijn vrouw Friedrichs krijgen op latere leeftijd in 1591 het landgoed Moiseküll, naar hem vernoemd Meyerhof. De Dorpatse burgemeester Dettmar Meyer en zijn vrouw Sophie dochter van Martin Unferfehrt bezitten het in 1625. Oorsprong en wapen zijn onbekend. (1)
In Koerland wordt Christoph Meyer in de adelstand verheven met de naam von Rautenfels en zijn zoon Barthold (Bartholomäus) valt de eer te beurt het adeldiploma op 16 augustus 1645 in ontvangst te nemen, maar omdat hij twee dochters heeft sterft met hem dit adellijke geslacht meteen uit.
De bronsgieters Meijer zijn weliswaar niet van adel, maar leveren kanonnen, kerkklokken en standbeelden aan alle koningen van Europa. Komend vanuit Lübeck starten Johann (Hans) en Gerhardt hun bedrijf in een werkplaats in Riga. De eerste overlijdt daar in 1610 en de laatste is dan via Stockholm naar Florence vertrokken voor een opdracht. Deze twee voornamen keren in vele generaties terug. (2)
Vermeldenswaard is nog dat in de erfboeken van Riga in 1377 de zin voorkomt “a Johanne Meyen filio Henrici Meyen”. (3)
Een ander geslacht Meyer wordt aan het Zweedse geslacht Von Meijerfeldt gekoppeld, afkomstig uit Belgard in Achter-Pommeren. (4)
Friedrich Meyer 1642 – 1686, ein Belgarder. Sein Vater war der Senator und Kämmerer Andreas Meyer, sein Großvater der unter 4. genannte Jakob Meyer. Er starb im Alter von 84 Jahren. Sein Bruder war in Schweden geadelt worden und von ihm stammen die Grafen von Meyerfeld ab.
Uit deze bron ontstaat de volgende reeks:
Jakob Meyer, 1556-1606 diaken en 1606-1608 pastor Marien Kirche Belgard, zoon:
1. Andreas, 1570 Stadtkämmerer (wethouder) Belgard, 1597 Senator Belgard, overleden vóór 1645 als weduwe in tweede kwartier Belgard woont, zoons:
11? Jakob, 1627-1631 diaken buurgemeente Schivelbein.
12. Friedrich, † 84 jaar oud, 1642–1686 pastor Marien Kirche van Belgard, tijdens zijn pastorschap grote kerkbrand in 1667.
13. (Andreas), eerste van het Zweedse geslacht.
Marienkerk, Belgard
Belgard (Białogard) ligt dicht bij de Oostzee. De stad ligt ten oosten van Stettin in Achter-Pommeren. Van 1181 tot 1637 vormen Voor- en Achter-Pommeren één hertogdom, dat een rode griffioen in een wit veld als wapen voert. Het hertogdom Lijfland voert ook een griffioen, maar dan een witte in een rood veld. In de stadswapens van Belgard en Stralsund is deze terug te vinden.
Hoewel Bogislaw XIV vijf jaar eerder hertog was geworden, moest hij het militaire commando in 1630 aan Gustaaf II Adolf van Zweden overdragen om de invallende keizerlijke troepen onder Wallenstein tegen te houden. In de 18 jaar tot de Vrede van Westfalen wordt Belgard enkele malen belegerd, bezet en verwoest door afwisselend Zweedse en keizerlijke troepen. Het kan niet worden uitgesloten dat Andreas Meijer op die manier in dienst treedt van Carl Gustav von Wrangel, sinds 1646 de Zweedse gouverneur-generaal over Pommeren, en in de laatste jaren aan de Dertigjarige Oorlog meedeed. Na de vrede kwam Achter-Pommeren bij Brandenburg en Voor-Pommeren bij Zweden.
De Pommerse rode griffioen komt in het gravenwapen nadat Johann August von Meijerfeldt gouverneur-generaal van Zweeds-Pommeren is benoemd. De Zweedse Von Meijerfeldts zouden zelf Brandenburg als gebied van oorsprong van de familie hebben genoemd. (5)
1. M. Gritzner, “J. Siebmacher’s Grosses und Algemeines Wappenbuch, Band 3, Abt 11, deel 2, Der Adel der Russ. Ostseeprovinzen; Der Nichtimmatrikulirte Adel”, Nürnberg 1902, pag, 124.
2. Meyer, family of bronze casters.
3. L. Feyerabend, “Die Rigaer und Revaler Familienamen im 14. und 15. Jahrhundert”, Köln/Wien 1985, Quellen und Studien zur baltische Geschichte, deel 7, pag. 164 en 258.1.
4. E. Müller, “Die Evangelischen Geistlichen Pommerns von der Reformation bis der Gegenwart, auf Grond des Steinbrück’schen Manuskriptes”, Stettin 1912, deel 2, pag. 2, helaas zonder bronvermelding en naamverklaring. “Aus dem Lande Belgard”, 9.1924, pag. 46. D. Schimmelpfennig, “Die Pastoren Belgards seit der Reformation”.
5. W. Buchholz, lemma “Meyerfeldt (Meyerfeld, Meijerfeldt), Johann August”, in Neue Deutsche Biopraphie, deel 17, Berlijn 1994, pag. 390, noemt ook Brandenburg, zonder bronvermelding.